Dit indrukwekkend paleis, hoog boven de stad Brussel op de heuvel van de Coudenberg was van de elfde tot de achttiende eeuw de trots van menig vorst alsook van de vele landvoogden die over onze contreien heersten. In de nacht van 3 op 4 februari 1731 viel dit majestueus bouwwerk echter ten prooi aan een verwoestende brand. Veertig jaar lang bleven de weinige restanten onaangeroerd om uiteindelijk gesloopt te worden en plaats te maken voor de aanleg van de huidige Koningswijk. Sinds een tiental jaren zijn dankzij verscheidene archeologische opgravingscampagnes belangrijke overblijfselen van dit voormalig Brussels paleis via een ondergronds circuit opnieuw voor het publiek opengesteld. Een historisch overzicht:
Het vroege begin
De meeste historici situeren de oorsprong van een versterkt kasteel op de Coudenberg ergens in de elfde eeuw. Vrij snel werd deze vesting de verblijfplaats van vorsten en prinsen en daardoor ook het politieke machtscentrum van onze gewesten. Vanaf de dertiende eeuw werd de burcht opgenomen in de perimeter van de eerste Brusselse stadsomwalling. (zie eveneens artikel: Langsheen de Brusselse stadsomwallingen) en verkreeg het hertogelijke kasteel spoedig zijn eerste belangrijke architecturale wijzigingen onder de regeerperiode van Wenceslas en Johanna van Brabant (1356-1406). Medio veertiende eeuw leidde de bouw van de tweede Brusselse stadsomwalling ertoe dat het vroegere defensieve karakter van het kasteel geleidelijk aan plaats kon maken voor een echt woonpaleis. De hertogelijke residentie werd aanzienlijk uitgebreid, ontvangst- en pronkzalen werden bijgebouwd en het park verwierf statige allures. Algauw ontwikkelde het paleis zich dan ook tot de definitieve stek van het hof en zijn instellingen.
Onder Bourgondisch gezag
In 1430 komt de laatste hertog van Brabant, Filips van Sint-Pol, vroegtijdig te overlijden en komt ons hertogdom in handen van zijn neef Filips de Goede (1396-1467), hertog van Bourgondië. De toetreding van Brabant tot het Bourgondische rijk maakte dat Brussel binnen de kortste keren een steeds belangrijkere politieke en economische rol kreeg te vervullen binnen het toenmalige geografisch Europa van de grootmachten. Als Conditor imperii Belgici (letterlijk: stichter van het Belgische rijk) zoals de latere Zuid-Nederlandse humanist Justus Lipsius (1547-1606) hem vernoemde, was het Filips de Goede die aan het Coudenberg paleis niet alleen nieuwe dependances liet bijbouwen, maar tevens de opdracht gaf voor de bouw van de ‘Aula Magna’.
Dit veertig meter lange op zo’n zestien meter brede gebouw in gotische stijl met zijn imposante spitsboogvensters werd tussen 1452 en 1460 opgetrokken. Het bestond uit één grote staatsiezaal die door een imposante trappartij verbonden was met het binnenplein van het paleis. Hier werden buitenlandse gasten onthaald en vonden tevens alle grote officiële plechtigheden en ceremonies plaats (zie ook artikel: Desiderius Erasmus). Het was trouwens ook in deze ‘Aula Magna’ dat Keizer Karel in 1515 mondig werd verklaard om er veertig jaar later in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van onder meer de Zeventien Provinciën troonsafstand te doen alvorens hij zich tot aan zijn dood in 1558 terugtrok in een riant buitenverblijf nabij het klooster van San Jeronimo de Yuste in de toenmalige Spaanse provincie Extremadura.
De era van Keizer Karel
Als absoluut heerser over de Nederlanden, keizer van Duitsland en koning van Spanje is Karel V (1500-1558) ongetwijfeld de beroemdste en meest luisterrijke monarch geweest die ooit in het paleis op de Coudenberg vertoefde. Ook onder zijn bewind breidde het kasteel zich verder uit. Zo liet hij volgens de wilsbeschikking van zijn vader een grootse hofkapel bouwen naar het voorbeeld van het dertiende-eeuwse Parijse bedehuis ‘Sainte-Chapelle’ van de Franse koning Lodewijk IX. De bouw ervan duurde meer dan dertig jaar en werd uiteindelijk ingewijd ter ere van de heilige Filippus en de heilige Johannes, alzo verwijzend naar zijn ouders Filips de Schone (1478-1506) en Johanna van Castilië, bijgenaamd de Waanzinnige (1479-1555). Daarnaast liet hij tevens een lange gaanderij in renaissancistische stijl bouwen die het paleis met het park moest verbinden en gaf hij opdracht om het bestaande Baliënplein, de toegang van het paleis, nog meer te verfraaien.
De aartshertogen Albrecht en Isabella
In de zeventiende eeuw, tijdens de regering van de aartshertogen, kende het paleis alweer ingrijpende en belangrijke verbouwingen. Statige appartementen werden heringericht en de tuinen opnieuw aangelegd. Isabella (1566-1633), als dochter van de Spaanse koning en landvoogdes van de Nederlanden, was een uitermate vrome en zeer katholieke vrouw die via een straat die langs het paleis liep omzeggens dagelijks ging bidden in de collegiale kerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele (zie artikel: Sint-Michiel in het Brusselse straatbeeld). Deze zogenaamde ‘Isabellastraat’ werd later door de Franse architect Barnabé Guimard (1731-1805) op het einde van de achttiende eeuw overwelfd om de aanleg van het huidige Koningsplein te realiseren. Enkele authentieke restanten van deze straat die eertijds in openlucht was zijn echter nu nog ondergronds te bezichtigen.
De fatale brand
Het Coudenberg paleis had doorheen de eeuwen meermaals af te rekenen met branden. Zo ook in 1679 toen een uitslaande vuurhaard een gedeelte van de dakpartij vernielde. Een schilderij uit de zeventiende eeuw geeft op meesterlijke wijze dit dramatisch gebeuren weer. Het doek dat toegeschreven wordt aan een zekere Van Auwerkercken is nu nog steeds te bezichtigen in het Museum van de stad Brussel en heeft de verdienste om ons een idee te laten vormen hoe het paleis er destijds daadwerkelijk uitzag.
In de nacht van 2 op 3 februari 1731 brak echter een felle brand uit in de appartementen van de Oostenrijkse landvoogdes Maria-Elisabeth (1680-1741) die heel snel uitdeinde, waardoor grote delen van het paleis onherroepelijk ten prooi vielen aan de vlammen. Enkel de hofkapel en de muren van de ‘Aula Magna’ werden enigszins gespaard. In de daaropvolgende decennia bleven de ruïnes van het zwaar gehavende paleis er omwille van geldgebrek voor de heropbouw troosteloos bijliggen. In 1774 beslisten de beleidsvoerders dan toch om de weinige restanten van het paleis met de grond gelijk te maken en op dezelfde plaats een nieuw urbanistisch stadsproject op te starten.
Diverse plannen werden ingediend en op het einde van de achttiende eeuw werd finaal gekozen voor de aanleg van een immens plein naar analogie van de Franse Koninklijke pleinen. De Franse architecten Jean-Benoit Vincent Barré (1732-1824) en de reeds hierboven geciteerde Barnabé Guimard (zie ook artikel: Architecturale affiniteit tussen Brussel en Parijs) ontwierpen de definitieve plannen voor een nieuw rechthoekig plein, opgericht in een Lodewijk XVI stijl typerend voor de toen heersende neoclassicistische trend. Centraal op het plein werd een standbeeld opgericht ter ere van Karel van Lorreinen (1712-1780). Amper enkele jaren later werd het beeldhouwwerk echter al door de Franse bezetter verwijderd en vervangen door een vrijheidsboom. Ook die vrijheidsboom werd na de Franse nederlaag al vlug omgehakt en in 1848 door de op dat moment jonge Belgische Staat vervangen door een standbeeld van Godfried van Bouillon, een realisatie van de Belgische beeldhouwer Eugène Simonis (1810-1893).
Huidige architecturale en archeologische overblijfselen
Medio de jaren tachtig van vorige eeuw begonnen op het huidige Koningsplein, zowat het vroegere Baliënplein, de eerste echte wetenschappelijke gefundeerde opgravingen en grondsonderingen om de restanten van het voormalige Coudenberg paleis in kaart te brengen. Tijdens deze archeologische zoektocht werd al heel snel duidelijk dat naast de oorspronkelijke kelderruimten en benedenstructuren van het paleis ook heel wat gebruiksvoorwerpen de fatale brand als het ware hadden overleefd. De aslaag, veroorzaakt door de brand, samen met de beschermende laag van het ingestort metselwerk in combinatie met een afdekkende zandlaag brachten uiteenlopende objecten aan het licht zoals aarden kruiken, scherven van prachtig geglazuurde faiencetegels en glaswerk. Ook de voormalige aalputten van het paleis gaven hun geheimen prijs. In deze verzamelpunten van de diverse latrines vonden de archeologen uiteenlopende zaken zoals diverse muntstukken, keukengerei en naast beenderen van honden en katten zelfs bronzen boeksluitingen. Voorts, werd enkele jaren later, in 1998, op de site een onverhoopte ontdekking gedaan, namelijk de vondst van een gepolychromeerd apostelbeeld dat later gedateerd werd als een vijftiende-eeuwse sculptuur en vermoedelijk als sierbeeld dienst deed in de ‘Aula Magna’.
Sinds 2000 werd ondertussen de archeologische site van het vroegere paleis op de Coudenberg voor het publiek opengesteld. Via een ondergronds circuit langs de kelders van het voormalig hoofdgebouw, de keukens van de grote staatsiezaal, het ‘Isabellastraatje’, muurrestanten en funderingen van de paleiskapel kan de bezoeker zich mede door middel van het verzameld opgegraven en nu tentoongestelde materiaal een indruk verwerven van dit paleis dat eens terecht de trots was van onze gewesten. Praktische informatie inzake openingsuren van de site is te bekomen op: www.coudenberg.com
Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]