Philips-Gruppe
‘Da sind die Facharbeiter von Philips.’
‘Das ist die Philips-Gruppe aus Herzogenbusch.’
In bijna alle herinneringen van de mensen die in de ochtend van 6 juni 1944 in Auschwitz-Birkenau uit de trein stapten, komt wel een dergelijke uitspraak voor. Het zou gezegd zijn door SS’ers, door de commandant van Auschwitz zelf, of, zoals Gerda zich herinnerde, door de gevangenen die hen in Auschwitz-Birkenau hardhandig uit de trein trokken. De aankomst van de Philips-groep in Auschwitz was in elk geval niet onopgemerkt gebleven.
Toch had het daar in eerste instantie wel op geleken. Nadat de trein midden in de nacht was aangekomen in Auschwitz was hij op een wisselspoor gerangeerd. Urenlang had hij daar gestaan, in het schijnsel van de felle stadionlampen die het kampterrein verlichtten, als een achtergelaten rekwisiet na een toneelvoorstelling. De inzittenden hadden een doordringende stank geroken. Tussen de kieren van de planken van de wagons door waren vuur en rookpluimen te zien geweest die uit hoge schoorstenen kwamen. Sommigen dachten dat ze op een plek waren terechtgekomen waar zware industrie gevestigd was, misschien wel hoogovens. Pas toen het licht werd waren de deuren van de trein geopend, door mannen in dezelfde streepjespakken als ze zelf droegen. Gerda herinnerde zich dat een van hen riep: ‘Wees maar niet bang, geluksvogels, jullie komen allemaal in het kamp.’ ‘Wij vonden dit een uiterst eigenaardige opmerking,’ schreef ze in haar memoires. ‘Natuurlijk zouden we in het kamp komen. Dat was toch waarom we hiernaartoe waren gebracht?’
Die zomer van 1944 arriveerden er bijna dagelijks treinen vol mensen in Auschwitz, het grootste naziconcentratie- en -vernietigingskamp, waar naar schatting 1,3 miljoen mensen zijn vermoord. ‘Auschwitz’ bestond eigenlijk niet; er waren drie kampen en die lagen weer als spinnen in een web van zo’n veertig buitenkampen. Het hoofdkamp was het oudste deel. Dat was gevestigd in voormalige kazernegebouwen en werd het Stammlager of Auschwitz I genoemd. Birkenau, waar de Philips-groep terechtkwam, was het grootste van de drie kampen en werd ook wel Auschwitz II genoemd. Hoewel er ook in het Stammlager gaskamers waren, was Birkenau met zes gaskamers en vier crematoria de ware doodsfabriek van het kamp. Het derde hoofdkamp was een chemisch industriecomplex, Monowitz of Auschwitz III genoemd, waar dwangarbeiders onder andere synthetische rubber en brandstoffen voor de oorlogsindustrie fabriceerden.
De vernietiging van Joden, zoals die op de Wannsee-conferentie van januari 1942 was vastgelegd, had in Auschwitz een ijzingwekkende perfectie bereikt. Elke trein die Birkenau binnenkwam werd volgens een vaste procedure uitgeladen. De mensen stapten uit, moesten hun bagage op het perron
achterlaten en werden in rijen opgesteld. Eenmaal in de rij vond een selectie plaats. De jonge en fitte mensen werden gescheiden van iedereen die niet geschikt werd bevonden voor werk, zoals ouderen, kinderen, zieken, gehandicapten en zwangere vrouwen.
De Philips-groep zag zo’n selectie plaatsvinden toen ze op het perron stonden te wachten. Er reed een trein met Hongaarse Joden het kamp binnen. Beladen met tassen, koffers en pakketten en nog in hun gewone kleding kwamen ze uit de trein. De Philips-groep had medelijden met de Hongaren, die de aankomst in het kamp duidelijk als een schok ervoeren. Zelf waren ze inmiddels min of meer gewend geraakt aan het kampleven, schrijft Gerda in haar memoires: ‘We voelden ons superieur en vonden dat we geboft hadden.’ En dat hadden ze ook, relatief gezien: ‘We waren gewend aan het kampleven, waren weldoorvoed, hadden geen bezittingen, kenden elkaar allemaal, en geen van ons, behalve mevrouw Poppert, wist wat Auschwitz was.’
Zo kwam het dat behalve deze Hertha Poppert – die haar informatie volgens Gerda zou hebben uit de vriendschappelijke omgang met enkele SS’ers – niemand uit Gerda’s transport kon vermoeden dat er bij hun aankomst in Auschwitz iets opmerkelijks gebeurde. Max Koker, de jongere broer van dagboekschrijver David, herinnerde zich later dat er uit de personenwagon die het transport vergezelde een SS’er was gestapt met een aktetas in zijn hand. Deze zou een lijst hebben overhandigd met alle namen van de mensen in de trein erop, met de vermelding dat zij gelernte Facharbeiter van het elektronicaconcern Philips waren. In andere versies van het verhaal, waaronder die van Gerda, was hun status al bij voorbaat bekend. In elk geval werd het transport in zijn geheel, zonder voorafgaande selectie, tot het kamp toegelaten – ook de ouderen, ook de kinderen die erbij waren. Het besef hoe bijzonder dit was zou voor de overlevenden pas veel later komen, toen ze hoorden dat dit nooit eerder in de geschiedenis van Auschwitz-Birkenau was voorgekomen en daarna ook nooit meer was gebeurd. Het was dit voorval dat voor veel gevangenen de bevestiging vormde dat er zoiets moest bestaan als ‘de lange arm van Philips’. In de herinnering van diegenen die het later konden navertellen zou deze vermeende bescherming dan ook mythische proporties aannemen. Maar na de oorlog zeiden de Philips-Zivilisten dat ze na het onverhoedse transport uit Vught niets meer voor hun Kommando hadden kunnen doen. Hoe zat dat?
Boek: Philips-meisje – Sanne van Heijst
Lees ook: Philips-Kommando in Kamp Vught