De veelbesproken huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit, die Rembrandt in 1634 maakte, vertrekken voor vijf jaar naar het Louvre in Parijs. De twee levensgrote portretten werden in 2016 gezamenlijk aangekocht door Nederland en Frankrijk. Daarbij werd afgesproken dat de werken eerst vijf jaar in Amsterdam te zien zouden zijn en daarna vijf jaar in Parijs.
Voordat de twee portretten afreizen naar Frankrijk, worden de werken enkele weken onderzocht in het restauratie-atelier van het Rijksmuseum. Vanaf 21 februari zijn ze vervolgens te zien in het Louvre, waarna ze vanaf 2029 weer te bewonderen zijn voor het publiek in het Rijksmuseum.
Rembrandt schilderde het koppel op achtentwintigjarige leeftijd, in opdracht van de twee jonggehuwden. Het zijn de eerste en enige zogeheten pendantportretten die hij ooit in dit monumentale formaat zou maken. Pendantportretten zijn portretten die samen moeten worden getoond. Het Rijksmuseum over de werken:
De minutieuze weergave van de rijke kostuums, de beweeglijkheid van de figuren en de genuanceerde lichtval laten de jonge Rembrandt zien op z’n best. De schilderijen moeten destijds grote indruk hebben gemaakt en ongetwijfeld als opmaat hebben gediend tot Rembrandts Nachtwacht in 1642.
De meer dan twee meter hoge portretten verbleven na voltooiing bijna vierhonderd jaar in privébezit. Begin 2016 werden de twee schilderijen gezamenlijk gekocht door Nederland en Frankrijk. Met deze aankoop was in totaal 160 miljoen euro gemoeid.
Over vijf jaar keren de werken terug naar Amsterdam. Daarna wisselen ze om de acht jaar van locatie. De beide musea hebben afgesproken dat de schilderijen altijd samen getoond worden.
Boek: Marten en Oopjen. Twee monumentale portretten van Rembrandt