PVV-ideoloog Martin Bosma, één van de vier PVV-Kamerleden die zich dinsdag hadden getooid met de Prinsenvlag op de kleding, verdedigde zich bij Powned tegen de kritiek dat hij en zijn partijgenoten in de Tweede Kamer een NSB-vlaggetje droegen:.
‘De Prinsenvlag is echt helemaal nooit gebruikt door de NSB’
Dat wordt tegengesproken door NSB-leider Anton Mussert persoonlijk, die in zijn memoires trots vertelde dat de Prinsenvlag de hele oorlog aan het NSB-hoofdkantoor op de Maliebaan in Utrecht wapperde, totdat dat in september 1944 door de Duitsers verboden werd:
Den 15den [mei 1940] ben ik vandaar gegaan naar het Hoofdkwartier te Utrecht, dat door de soldateska danig gehavend was, heb de leiding genomen van het op orde brengen en heb de vlag geheschen, de Princevlag, die daar iederen dag gewapperd heeft tot in September 1944 alle vlaggen moesten worden ingehaald op bevel van de [Duitse] Militaire Overheid. Het Hoofdkwartier der NSB is de eenige plaats in Nederland, waar onze vlag, ook gedurende de oorlogsjaren is blijven waaien. (Anton Mussert: Nagelaten bekentenissen)
De discussie over de Prinsenvlag laaide op toen zich vorige week zaterdag tussen de betogers tegen het regeringsbeleid op het Malieveld, die door PVV-leider Geert Wilders was georganiseerd, een groep demonstranten met het oranje-blanje-bleu manifesteerde. De ‘volksnationalistische’ Voorpost meldde trots op zijn website dat zij de Prinsenvlag in Den Haag had laten wapperen.
Nou heeft de organisatie van een betoging niet altijd in de hand wie er allemaal meelopen, maar dat Wilders daarover vragen kon krijgen lag voor de hand. Toen D66-fractieleider Alexander Pechtold hem er dinsdag, tijdens de Algemene Beschouwingen, op aansprak gaf hij echter geen enkele vorm van een antwoord, maar stelde alleen maar vast dat Pechtold een ‘zielig, miezerig en hypocriet mannetje’ was. Binnen zijn eigen geledingen had hij kennelijk nog niet zijn vier fractieleden ontdekt, die de volgende dag pontificaal met hun Prinsenvlaggetjes in NRC Handelsblad (scroll naar 16.00) stonden.
De discussie over de ‘NSB-vlag’ begon twee jaar geleden, toen twee PVV-Kamerleden het oranje-blanje-bleu achter het raam van hun fractiekamer aan het Binnenhof hadden hangen. Zeker een partij-ideoloog als Martin Bosma kan het toen onmogelijk zijn ontgaan dat de Prinsenvlag niet van NSB-smetten vrij is. Als volksvertegenwoordigers zich tooien met een dergelijk symbool, dan maken ze duidelijk zich daarmee te identificeren.
Rood-wit-blauw sinds 1937
De officiële rood-wit-blauwe Nederlandse vlag dateert officieel overigens pas van 19 februari 1937 (Dossier Voortschrijdende inzichten). Koningin Wilhelmina tekende toen, op haar vakantieadres in Zell am See, het Koninklijk Besluit dat bestond uit één regel:
‘De kleuren van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden zijn rood, wit en blauw’.
De koningin had haast, memoreert ‘Voortschrijdende inzichten’, want de kleur van de vlag was in discussie. NSB-leider Mussert wilde van het rood af.
Zo zei Mussert: ‘Rood is de kleur van de opstand, rood is de kleur van het bloed; rood is de kleur voor de aanduiding van gevaar. Waarlijk het rood in onze vlag is een noodsein. De huidige toestand wordt er door gekenschetst. Ieder onzer ziet echter met verlangen den tijd tegemoet, dat deze rode kleur, met toestemming van ons Vorstenhuis, veranderd zal kunnen worden in Oranje, dat dan boven het zwart tezamen daarmede het kenteken zal zijn, dat Nederland is herboren en dat het gevaar voor den ondergang van ons volk is afgewend. Daarvoor strijdt de NSB!’
Tot dan toe lag de kleur van de nationale vlag niet vast. Op een schilderij van de inname van Den Briel in 1572 (wel uit de achttiende eeuw) is duidelijk een rood-wit-blauwe vlag te zien, maar ook Zeeuwse schepen zouden er toen mee getooid zijn geweest. Het oranje in de vlag, een kennelijke verwijzing naar het vorstendom Orange in Frankrijk, waar het Oranje-vorstenhuis zijn oorsprong heeft, werd een uiting van de aanhankelijkheid aan de stadhouders, en het verdween weer in de stadhouderloze tijdperken. Tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806) wapperde het rood-wit-blauw weer, (in de daarop volgende Franse tijd opnieuw, maar verticaal) en (de latere koning) Willem I werd in 1813 weer met veel oranje vlaggen binnengehaald.
Maar de nationale vlag bleef rood-wit-blauw. Wel meldde de Amsterdamsche Courant van 24 november 1813 het eerste gebruik van de oranje wimpel:
De Hollandsche Vlag, met Orange Cravatte versierd, is uit den Toren van hetzelfde Paleis uitgestoken’.
Boek: De NSB. Ontstaan en opkomst van de nationaal-socialistsiche beweging 1931-1935