John Williams’ roman ‘Augustus’

5 minuten leestijd
Keizer Augustus
Keizer Augustus, bij wie het Pax Romana begon.
De roman Augustus van de Amerikaanse schrijver John Williams (1922-1994) is voor het eerst in het Nederlands vertaald. De auteur, onder meer bekend van Stoner, deed jarenlang research naar het leven van Augustus, de eerste Romeinse keizer. Naar de vertaling van zijn roman is door veel lees- en geschiedenisliefhebbers uitgekeken. Op Historiek publiceren we de proloog van de vertaalde roman:


Brief: Julius Caesar aan Atia (45 v.Chr.)

Stuur de jongen naar Apollonia.

Ik val met de deur in huis, mijn beste nicht, zodat je meteen bent ontwapend en elk bezwaar dat je aanvoert te voorbarig en ondeugdelijk zal zijn voor de kracht van mijn argumenten.

Je zoon verliet mijn kampement in Carthago in goede gezondheid; binnen een week zul je hem in Rome zien. Om deze brief voor zijn aankomst te kunnen krijgen, heb ik mijn mannen opdracht gegeven hem in een kalm tempo te laten reizen.

Je zult al wel begonnen zijn met het opwerpen van bezwaren die volgens jou van enig belang zijn – je bent een moeder en nog wel een uit het Julische Huis, en dus dubbel eigenwijs. Ik denk dat ik wel weet wat je bezwaren zullen zijn, we hebben het eerder over deze zaken gehad. Je zou de kwestie van zijn wankele gezondheid opwerpen – hoewel je spoedig zult weten dat Gaius Octavius gezonder van zijn veldtocht met mij in Spanje terugkeert dan toen hij eraan begon. Je zou betwijfelen of er in het buitenland wel goed voor hem zal worden gezorgd – maar als je even nadenkt, zul je ervan overtuigd zijn dat de artsen in Apollonia zijn kwalen beter kunnen verzorgen dan die geparfumeerde kwakzalvers in Rome. Zes van mijn legioenen met soldaten bevinden zich in en om Macedonië; en soldaten moeten gezond zijn, terwijl senatoren best kunnen sterven zonder dat de wereld veel zal missen. En het Macedonische kustklimaat is minstens even mild als het Romeinse. Je bent een goede moeder, Atia, maar je lijdt aan die neiging tot streng normbesef die in onze tak van de familie soms voor onrust heeft gezorgd. Je moet je teugels wat laten vieren en je zoon de man laten worden die hij volgens de wet feitelijk al is. Hij is bijna achttien, en je herinnert je de voortekenen bij zijn geboorte – voortekenen waaraan ik, zoals je weet, nadrukkelijk heb proberen bij te dragen.

Je moet het belang inzien van het bevel waarmee ik deze brief begon. Zijn Grieks is beroerd en zijn retorica is zwak; zijn filosofie is redelijk, maar hij heeft een eigenaardig soort kennis van de literatuur, om het voorzichtig uit te drukken. Zijn de leraren in Rome even laks en zorgeloos als de burgers? In Apollonia zal hij bij Athenodorus filosofie studeren en zijn Grieks verbeteren; bij Apollodorus zal hij meer over literatuur te weten komen en zijn retorica vervolmaken. Ik heb alles al geregeld.

Daar komt bij dat hij op zijn leeftijd weg moet uit Rome; hij is een vermogende jongeman, met een hoge positie en van een grote schoonheid. Als hij niet wordt verpest door de bewondering van de jongens en meisjes, dan zal dat wel gebeuren door de ambities van de vleiers. (Het zal je opvallen hoe vaardig ik inspeel op die plattelandsmoraal van je.) In een atmosfeer die spartaans en gedisciplineerd is, zal hij zijn ochtenden doorbrengen bij de grootste geleerden van onze tijd, bij wie hij de verfijnde kennis van de geest vervolmaakt; en hij zal zijn middagen doorbrengen bij de officieren van mijn legioenen, bij wie hij die andere kunst vervolmaakt, waarzonder geen man compleet is.

Je bent enigszins op de hoogte van mijn gevoelens voor deze jongen en van mijn plannen met hem; volgens de letter van de wet zou hij mijn zoon zijn, zoals hij dat in mijn hart is, als de adoptie niet was verhinderd door die Marcus Antonius, die ervan droomt mij op te volgen en die zich even geniepig onder mijn vijanden begeeft als een olifant door de tempel van de Vestaalse Maagden zou banjeren. Jouw Gaius is mijn rechterhand, maar om dat veilig te kunnen blijven, en om mijn bevoegdheden op zich te kunnen nemen, moet hij de kans krijgen zich mijn krachten eigen te maken. Dat kan hij in Rome niet doen, omdat ik de voornaamste van die krachten in Macedonië heb achtergelaten – mijn legioenen, die Gaius en ik de komende zomer zullen aanvoeren tegen de Parthen of de Germanen, en die we ook nodig kunnen hebben tegen het verraad dat in Rome de kop opsteekt… Trouwens, hoe gaat het met Marcius Philippus, de man die jij je echtgenoot mag noemen? Hij is zo onnozel dat hij me bijna dierbaar is. Zeker, ik ben hem dankbaar, want als hij in Rome niet zo druk de fat uithing en niet zo amateuristisch met zijn vriend Cicero tegen mij samenspande, dan zou hij de rol van stiefvader voor je zoon op zich kunnen nemen. Jouw overleden echtgenoot was, ondanks zijn onbetekenende familie, tenminste zo verstandig een zoon te verwekken en van de Julische naam te profiteren; nu spant je huidige echtgenoot samen tegen mij, en zou hij die naam te gronde kunnen richten, terwijl die het enige is wat hij voor heeft op de wereld. Toch zou ik wel willen dat al mijn vijanden zo onbekwaam waren. Ik zou ze minder bewonderen, maar ik zou veiliger zijn.

Ik heb Gaius gevraagd om naar Apollonia twee vrienden mee te nemen die in Spanje met ons hebben meegevochten en nu samen met hem naar Rome terugkeren – Marcus Vipsanius Agrippa en Quintus Salvidienus Rufus, die je allebei kent, en een andere die je niet kent, ene Gaius Cilnius Maecenas. Je echtgenoot zal meteen begrijpen dat de laatste afstamt van een oude Etruskische familie met enig koninklijk bloed; dat zou hem moeten aanstaan, al zou dat het enige zijn.

Augustus – John Williams
Augustus – John Williams
Je zult opmerken, mijn lieve Atia, dat je oom aan het begin van deze brief de indruk wekte dat je over de toekomst van je zoon iets te kiezen had. Nu moet Caesar je duidelijk maken dat dit niet zo is. Ik zal binnen een maand naar Rome terugkeren. En, zoals je al gehoord kunt hebben, ik zal terugkeren als dictator voor het leven, door een besluit van de senaat dat nog niet is genomen. Op grond daarvan ben ik bevoegd een bevelhebber van de ruiterij aan te stellen die onder mij de tweede man zal zijn. Dat heb ik gedaan en zoals je al kunt hebben geraden, is het jouw zoon die ik heb aangesteld. Dat is een voldongen feit, en daaraan zal niets meer veranderen. Dus als jij of je echtgenoot zich erin zou mengen, zul je daarmee een zodanig hevige openbare woede over jullie huis afroepen dat mijn persoonlijke schandalen daarbij vergeleken in het niet zullen vallen.

Ik ga ervan uit dat je een aangename zomer in Puteoli hebt gehad, en dat je nu voor de herfst weer terug bent in de stad. Rusteloos als ik ben, verlang ik nu naar Italië. Als ik terugkeer, en nadat ik mijn zaken in Rome heb geregeld, kunnen we misschien enkele kalme dagen in Tivoli doorbrengen. Je kunt zelfs je echtgenoot meenemen, en Cicero, als hij wil komen. Ondanks alles wat ik zeg, ben ik zeer op die twee gesteld. Zoals ik dat, uiteraard, ook op jou ben.

Augustus is vertaald uit het Amerikaans door Edzard Krol en verschenen bij uitgeverij Lebowski

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×