Dark
Light

Rampen en reddingen, rituelen en bijgeloof

Tentoonstelling ‘Dood & de Zee’ in het Noordelijk Scheepvaartmuseum
3 minuten leestijd
Abraham Casembroot, Storm op zee. Gezichten van de haven van Messia, Collectie Rijksmuseum

“Een, Twee, Drie in Godsnaam”.

Met dit korte gebed werd een overleden zeeman vroeger door de bemanning overboord gezet. Een matroos werd in een verzwaarde hangmat of slaapdeken gewikkeld, hoger personeel ging in een kist begeleid door een kanonsalvo. Een paar ingenaaide geldstukken gaven de overledene kans op een eerlijke begrafenis, wanneer het lichaam in een christelijk land aanspoelde. Er zijn vele verhalen over de rituelen en gebruiken rond de dood op zee. Een tentoonstelling in het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen schenkt hier uitgebreid aandacht aan.

Chirurgijn Wouter Schouten, ca. 1676
Chirurgijn Wouter Schouten, ca. 1676 (Publiek Domein – wiki)
De zee heeft in de Nederlandse geschiedenis altijd een belangrijke rol gespeeld: ze zorgde voor voedsel en dankzij de zee werd Nederland een belangrijke handelsnatie. Deze voorspoed kende echter ook een keerzijde. Ontelbaar is het aantal mensen dat op zee is achtergebleven.

Tijdens de hoogtijdagen van de VOC stierven vele zeelieden door de slechte hygiëne aan boord. Ziekten als scheurbuik, vlektyfus en dysenterie, en het eenzijdige en bedorven voedsel maakten vele slachtoffers. Maar ook het zware, gevaarlijke werk eiste zijn tol: matrozen en scheepsjongens vielen uit de mast of sloegen overboord en verdronken. Dankzij VOC-chirurgijn Wouter Schouten (1638-1704) weten we dat het sterftepercentage aan boord tussen 1625 en 1631 gemiddeld 14,4 procent was. Hij hield de sterftecijfers bij van vijftien schepen die als eindbestemming Batavia hadden. Op sommige reizen stierf maar liefst 30 procent van de bemanning aan boord.

Rampen

Een zogenoemde wrakkenkaart in de tentoonstelling Dood & de Zee laat het grote aantal gezonken schepen voor de Nederlandse kust zien. Een deel van de vergane schepen is op deze kaart weergegeven; van vele scheepswrakken is inmiddels niets meer terug te vinden of is het bestaan nog onbekend. Door de eeuwen heen zijn talloze schepen naar de zeebodem gezonken: Vikingschepen, VOC-schepen, onderzeeërs, vissersboten en vrachtschepen. Samen vormen zij zeer waardevol archeologisch erfgoed. Elk wrak vertelt een eigen uniek verhaal en geeft daarmee inzicht in de maritieme geschiedenis van Nederland.

Redding na scheepsramp SCH 102 Scheveningen, 1938, KNRM
Redding na scheepsramp SCH 102 Scheveningen, 1938, KNRM

Eén van die verhalen is de vissersramp van Paessens en Moddergat, twee vissersdorpen aan de noordkust van Friesland. Op 5 maart 1883 veranderde een plots opstekende noordwesterstorm de Noordzee in een kolkende watermassa. In de nacht die daarop volgde verdronken in Nederland 121 vissers, maar nergens was het drama zo groot als in Paessens en Moddergat. De vissers die met een goede weersverwachting waren uitgevaren, werden overvallen door het slechte weer en verloren de strijd tegen de elementen. Zeventien van de tweeëntwintig schepen kelderden waarmee bijna de gehele vissersvloot van beide dorpen in één klap werd weggevaagd. 83 vissers kwamen om. Ze lieten evenzoveel weduwen en 115 wezen achter zonder enige vorm van inkomen.

Bijgeloof

Zeemonsters op de Carta Marina van Olaus Magnus
Zeemonsters op de Carta Marina van Olaus Magnus (Publiek Domein – wiki)
Voor ongeletterde zeemannen die amper wisten wat zich buiten hun leefgemeenschap afspeelde, was de onbedwingbare zee iets om te vrezen. Voor alles op zee waar ze geen verklaring voor hadden, werd een beroep gedaan op bijgeloof. Zo ontstond, door bestaande mythen en sagen aangevuld met religie en bijgeloof, in de middeleeuwen een diep geloof in het bestaan van zeemonsters. Op kaarten uit die tijd zijn deze zeer gedetailleerd en ‘waarheidsgetrouw’ afgebeeld. Op de Carta Marina uit 1539, de eerste betrouwbare kaart van Scandinavië, zijn naast gewone dieren als ijsberen, rendieren en walvissen, ook draken en zeemonsters te zien. Anders dan de naam doet geloven is de Carta Marina eerder een landkaart dan een zeekaart. Weergegeven zijn dieren, mensen, oorlogen, familiewapens, afstammingslijnen en de goederen waarin gehandeld wordt. De maker van de kaart, de Zweedse kerkgeleerde, schrijver en cartograaf Olaus Magnus (1490-1557) wilde laten zien wat voor rijkdommen in zijn vaderland te vinden waren. Toen de reformatie ook in Zweden was doorgedrongen, besloot Magnus als toegewijd katholiek zich in Danzig (het huidige Gdansk) te vestigen, waar hij aan zijn Carta Marina werkte. In 1539 liet hij de kaart in Venetië drukken. De kaart meet 1,25 bij 1,70 meter en bestaat uit negen losse afdrukken van houtsneden. Op één van de delen is een stuk van Nederland en de Duitse grensstreek te zien.

Olaus Magnus, Carta Marina. Collectie James Ford Bell Library, University of Minnesota
Olaus Magnus, Carta Marina. Collectie James Ford Bell Library, University of Minnesota

Geïnspireerd op de Carta Marina tonen studenten Art & Design van het Noorderpoortcollege Groningen in de tentoonstelling hun eigen ontworpen zeemonsters. Bezoekers worden ondergedompeld in een donkere onderwaterwereld met wonderlijke wezens die rondzweven in de ruimte. Een verrassend element in een tentoonstelling die verhaalt over de harde werkelijkheid van de dood op zee, de rituelen die daarbij horen, het verdriet van de achterblijvers en soms een wonderbaarlijke redding…

~ Mascha Aalbers – Noordelijk Scheepvaartmuseum
De tentoonstelling Dood & de Zee. Cultuur, rituelen en gebruiken is tot en met 1 maart 2020 te zien in het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen

Overzicht van boeken over de maritieme geschiedenis

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.365 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×