Russen ontdekken de Krim: de pioniers
De inspectiereis van Catharina II door de nieuw veroverde gebieden betekende het begin van het toerisme naar de Krim. In haar voetsporen ondernamen alle Russische tsaren reizen naar de Krim: Alexander I in 1818 en 1825, Nicolaas I vanaf 1837. Alexander II en III en de laatste tsaar Nicolaas II bezochten de Krim toen het schiereiland al een kuuroord was geworden.
De moeilijkheden die een nieuwsgierige reiziger eind achttiende en begin negentiende eeuw te overwinnen had, waren niet gering: ver van Moskou en Sint-Petersburg, zo goed als geen wegen, gevaarlijk. De eerste reizigers waren wetenschappers: Vasili Zoejev (Reisnotities van Sint-Petersburg naar Cherson in 1781 en 1782, al in 1789 in het Duits vertaald) en Peter Simon Pallas (Bemerkungen auf einer Reise in die südlichen Statthalterschaften des Rußischen Reichs in den Jahren 1793 und 1794). Ze hadden belangstelling voor de onbekende natuur en de bodemrijkdom van het schiereiland. De schrijver Pavel Soemarokov zwierf in 1799 zo goed als alleen door de Krim (Paul Sumarokoff’s Reise durch die Krim und Bessarabien im Jahre 1799), maar in 1820 werd de schrijver, geleerde en diplomaat Moeravjov-Apostol al gestoord door de luidruchtige toeristen (Reis door Tauriën). Een van de eerste westerse reizigers die de Krim aandeed, was de Engelse lady Elizabeth Craven. Ze publiceerde in 1789 in Dublin het relaas van haar avontuurlijke reizen door Oost-Europa in 1786: A Journey through the Crimea to Constantinople, één jaar voor de Taurische reis van Catharina de Grote. De reis bracht haar van Wenen naar Krakau en Warschau, vandaar naar Sint-Petersburg, vanwaar ze de lange reis naar de Krim aanvatte; dan per boot naar Istanboel en verder via Bulgarije terug naar Wenen. In Sint-Petersburg had ze last van de winterkou, ‘die de warmste verbeelding afkoelt’. Ze zat aan tafel naast Potjomkin, die nu de baas over de Krim was, en ze vroeg zich af of…
‘…een rijk dat zich van het zuiden tot het noorden uitstrekt er niet vroeg of laat de voorkeur aan zou geven te baden in de zonnestralen.’
…en of de hoofdstad niet naar de Krim overgebracht zou kunnen worden. Ze liet zich niet afschrikken door allerlei horrorverhalen over de Krim en vertrok op haar zeker voor een vrouw niet voor de hand liggende reis naar de nog onbekende Krim, weliswaar gewapend met ‘twee voortreffelijke Engelse pistolen’. Ze vond het een ‘heerlijk land en een verovering die Rusland nooit mag opgeven’. Ze koesterde ook plannen om hier een kolonie van Engelse gezinnen neer te zetten die manufacturen zouden oprichten en welvaart voor de regio én voor Engeland zouden brengen.
In de jaren 1830 nam het reizen toe door de inspanningen van de gouverneur-generaal van Nieuw-Rusland, Michail Vorontsov, die wegen liet aanleggen. De wegen waren slecht en tijdens regens en bij het dooien van de sneeuw waren ze onberijdbaar. Om de 25 à 30 km vond de reiziger een poststation waar hij verse paarden kon krijgen, gesteld dat de postmeester goedgezind was. Men verplaatste zich in een gesloten wagen die doorgaans getrokken werd door twee paarden (brik). Een variant was de tarantas, een lange, zware reiswagen met vier wielen die bestand was tegen de hobbelige Russische wegen. Wie het zich kon veroorloven, reisde in een koets met een stevige houten laadbak en ramen (dormeuse). Voor korte ritten werden koetsen van landheren gebruikt. Sinds de jaren 1830 reden diligences tussen de steden, grote koetsen die tien tot twaalf passagiers konden vervoeren. Wie weinig geld had, huurde een Tartaarse arba of mazjara, een soort hooiwagen. Een reiziger deed over het traject Moskou–Krim een week, vanuit Sint-Petersburg twee weken. Daarom vertrok men naar de Krim vaker vanuit Odessa met een vracht- of stoomschip.
Reizigers werden aangetrokken door drie dingen: de natuur, de oudheden en de exotiek van de Krim. Toen Rusland in 1783 de Krim annexeerde, haalde het in feite een stuk Middellandse Zee binnen – een warme zee, schilderachtige bergen, watervallen, allemaal nieuw voor de inwoners van Rusland. Bovendien had het gebied een verwarde geschiedenis met veel antieke en middeleeuwse overblijfselen die de belangstelling wekten bij een ontwikkeld publiek, dat in de Krim een ‘oriëntaals’ land zag. In 1799 schreef Soemarokov:
‘Ik ben hier evenzeer buitenlander als ik in Tunis of onder de kaffers zou zijn.’
Ook de etnische diversiteit – Tartaren, Karaimen, Krimtsjakken, Grieken, Armeniërs – trok vele Russen aan.
Tot de jaren 1830 bestonden er geen gidsen voor de Krim. Men moest het stellen met het omvangrijke werk van Peter Simon Pallas. De eerste gids werd geschreven door de Zwitser Charles Montandon en gepubliceerd in Odessa in 1834 (Guide du voyageur en Crimée, waarvan ook een Russische vertaling beschikbaar was). In de jaren 1840 verscheen een gedetailleerde kaart van het schiereiland.
Wie het schiereiland vanuit het vasteland (het noorden) bereikte, kreeg in de stad Perekop een dorp te zien met restanten van een Turkse vesting. Daarop volgden 130 werst (Russische lengtemaat red.) tot in Simferopol, een traject dat voor alle reizigers een straffe Gods was. Deze stad was de echte poort naar de Krim, maar had niets te bieden (‘Tartaren, groezelig, smakeloos’).
Tijdens zijn wetenschappelijke expeditie van 1837 zag prins Anatoli Demidov (Reis in het zuidelijk gedeelte des Russischen keizerrijks en in de Krim, 1840) al een stad ‘met twee gezichten’: een Aziatische en een Europese stad. Over het schiereiland was hij lyrisch: ‘een waar en genoeglijk lustoord’, ‘grootse, schone landschappen die de reiziger in Italië verplaatsen’.
Boek: De Russische Krim – Emmanuel Waegemans