Een sappeur (ook wel bijleman) is de benaming voor een soort grondwerker in het leger. Sappeurs groeven vroeger loopgraven en tunnels rond vestingen.
Sappeur is afgeleid van het Franse woord sape, wat graven of gracht betekent. Tijdens de belegering van vestingen groeven de sappeurs dan ook tunnels richting de vestingwallen van de vijand. Vervolgens legden mineurs mijnen onder de wal. In het gunstigste geval werd een deel van die wal weggeslagen wanneer dit explosief tot ontploffing was gebracht. Bovengronds kon de infanterie hierna de aanval inzetten. De sappeur speelde hierdoor, met name in de achttiende en negentiende eeuw, een belangrijke rol tijdens belegeringen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, die aan het westelijk front uitliep op een loopgravenoorlog, werd verder ook geregeld gebruikgemaakt van sappeurs.
Veel sappeurs werkten in tijden van vrede vroeger als mijnwerkers. Hierdoor waren ze gewend aan het werken in krappe bedompte gangenstelsels. Sappeurs waren overigens niet uitsluitend ondergronds actief. Ze bouwden in het verleden bijvoorbeeld ook bruggen, hakten bomen om wanneer die een aanval in de weg stonden of installeerden bivaks. Een groot deel van de werkzaamheden van de sappeur wordt tegenwoordig uitgevoerd door de genie.