Als iets “schering en inslag” is, dan gebeurt iets aan de lopende band. De uitdrukking is afkomstig uit de wereld van de weverij en heeft doorgaans een negatieve context. In de media bericht men bijvoorbeeld wel eens over inbraken of overvallen die “schering en inslag” zijn.
De ‘schering’ is de benaming voor de geschoren draden die over een weefgetouw zijn gespannen. Met de ‘inslag’ bedoelt men de draden, die bij het weven door middel van een spoel door de schering worden geslagen. Bij het weven van bijvoorbeeld een kleed herhaalt deze gebeurtenis zich continu. Het is dus “schering en inslag”.
Volgens de bekende taalkundige F.A. Stoett wordt de uitdrukking al zeker sinds de achttiende eeuw gebruikt. Zij is bijvoorbeeld terug te vinden in een werkje van Betje Wolff en Aagje Deken, waar staat:
“Bethje is bij Oom, schering en inslag, koek en ei.”
Hier worden de woorden echter gebruikt om aan te geven dat beiden goed bij elkaar en onafscheidelijk zijn. Begin deze eeuw was in Amsterdam een cabaretgroep actief met de naam Schering en Inslag.
Boekenrubriek: Taalgeschiedenis