Elizabeth I (1533-1603)
Toen ze in 1558 de troon besteeg, belandde Elizabeth midden in een beeldenstrijd, en wel tussen de radicale vijanden van ‘afgoderij’ die het land van afbeeldingen hadden gezuiverd tijdens de regering van Edward, en degenen die door Mary’s contrareformatie hun devotie hadden teruggekregen. Een van de opmerkelijke kwaliteiten van de nieuwe koningin was haar begrip voor de psychologische behoefte aan beelden van mensen die zichzelf niet als katholiek beschouwden. In deze sluwe aandacht voor de bekoring van het beeld (maar niet de verering) was Elizabeth de meest getrouwe erfgenaam van het conservatieve pragmatisme van haar vader. Ten gevolge daarvan maakte ze geen haast met het verbieden van de oude mysteriespelen, die op sommige plekken nog tot de jaren zeventig van de zestiende eeuw doorgingen. Pas toen een alternatieve cultus — die van haarzelf, de Maagdelijke Koningin — zich in de volksgeest had gevestigd als een soort nationale godsdienst, kon ze zich veroorloven de oudere praktijken volledig uit te bannen.
Twee opvallende data in het leven van Elizabeth kregen de status van cultusfeestdagen: 17 november (haar troonsbestijging) en 7 september (haar verjaardag). De laatste was bijzonder controversieel voor de aanhangers van de oude katholieke kalender, omdat hij samenviel met de viering van Maria-Hemelvaart en ze, terecht, vermoedden dat de Maagdelijke Koningin de viering had ingevoerd om de oude vroomheid te ontkrachten en zich toe te eigenen.

…tot een speciale persoon die van haar toestemming zal verkrijgen, eerst een portrettering dient te hebben voltooid, na voltooiing van dewelke het Hare Majesteit zal behagen dat alle andere schilders en graveurs… naar hartenlust voornoemd patroon of eerste portrettering zullen en mogen volgen
Er was in Elizabeths tijd tot dan toe geen enkele Holbein beschikbaar om zo’n goedgekeurd sjabloon te leveren, en al zeker niet de Vlaamse kunstenaar Hans Eworth, die onder Mary had gediend en de abrupte machtswisseling had overleefd en was blijven werken als portretschilder en ontwerper van hofmaskerades en allegorieën. Zolang de koningin en haar bezorgde adviseurs druk bezig waren een passende huwelijkspartner voor haar te vinden, hoefde het beheersen van haar imago, waar Cecil op hamerde, een natuurlijke gelijkenis niet uit te sluiten, want Elizabeth, met haar krachtige trekken — de lichte haakneus die ze van haar grootvader had geërfd; de stralende koperkleurige lokken — was mooi, althans voor elke mogelijke huwelijkskandidaat die niet op zoek was naar trekken die bedeesde onderdanigheid uitdrukten.
Er zijn nog een paar schilderijen uit deze periode bewaard gebleven, zoals het ‘Hampden-portret’ ten voeten uit van rond 1564, toegeschreven aan Steven van Herwijck, een van de vele Vlaamse kunstenaars die in die tijd in Londen werkten en die, in Nederlandse stijl, van de jonge koningin een modeplaatje maakten, bijna verzwolgen door weelderige hoeveelheden scharlakenrode stof (de best mogelijke reclame voor Vlaamse geverfde textiel), met een hanger van kristallen en een parelsnoer dat vanaf de hoge kraag om haar hals over haar corsage en bijna tot aan de zoom van haar rok doorloopt.
Van Herwijck en de onbekende maar waarschijnlijk buitenlandse schilder die het laatste portret produceerde waarop de natuurlijke gelaatstrekken van de koningin waren vastgelegd (parelsnoeren rond haar lijfje en een gewaad van goud met wit), moesten allebei laveren over het smalle kanaal tussen ongehuwde vrouw en koninklijke paspop. Maar ze waren best opgewassen tegen dat gezicht, met die vastberaden, hoekige strengheid, de lippen samengeknepen in een uitdrukking die kan worden geïnterpreteerd als koninklijke trots of gewoon het prikkelbare ongeduld dat de koningin aan de dag scheen te leggen als ze poseerde (en niet alleen dan).
[…]

Het schilderen van het gezicht was afhankelijk van de beschildering van het gezicht. Hoewel Elizabeths naakte gezicht steeds meer verborgen werd achter haar masker van schoonheid, werden nog steeds zware middelen toegepast om de volmaaktheid te behouden: drankjes en lotions om de huid te reinigen en sproeten te verhullen — ezelinnenmelk, kersen en bessen, honing en rozenwater, en, om de absolute witheid te bereiken die de koningin nodig had toen ze oud werd, meerdere lagen van kalkachtige mengsels, die tijdens urenlange sessies werden aangebracht voordat ze onthuld kon worden aan het hof.
Elizabeth was hard op weg de eerste nationale fetisj van Engeland te worden, met een gezicht dat verdween achter het geformaliseerde masker, een lichaam bezet met edelstenen en symbolische betekenissen, de hele persona die een aura van krachtige magie uitwasemde: de soeverein als tovenares van Albion. Het gezicht van de fetisj was bleek als de maan en, zoals alle godheden, onaantastbaar voor de verwoestingen van de tijd.
