Simone de Beauvoir (1908-1986) was een Franse filosoof en feminist. Ze werd bekend met haar werk De tweede sekse en was de levenslange partner van Jean-Paul Sartre.
Vroeg leven
Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Haar vader, Georges Bertrand de Beauvoir, wilde acteur worden en had grote belangstelling voor theater en literatuur. Hij kwam echter uit een gezin met aristocratische aspiraties en koos daarom voor een studie Rechten en een loopbaan als ambtenaar. In 1906 trouwde hij met Françoise Brasseur die uit een welgesteld, diep gelovig gezin kwam. Twee jaar na de geboorte van Simone kreeg het gezin nog een dochter, Hélène.
Simone’s moeder wilde haar dochter katholiek opvoeden en stuurde haar naar een kostschool voor meisjes waar ze tot haar zeventiende verbleef. Het werd echter al snel duidelijk dat Simone een authentieke kijk op religie en de positie van vrouwen had. Zo kreeg ze, naar eigen zeggen, op haar veertiende een geloofscrisis en werd atheïst. Ook had ze moeite met de rigide houding van de Franse bourgeois jegens vrouwen. Deze thema’s zouden later terugkeren in haar werk.
Studies in Parijs
In de jaren twintig volgde De Beauvoir enkele opleidingen in Parijs. Ze verdiepte zich in Franse literatuur en ging Filosofie studeren aan de prestigieuze universiteiten de Sorbonne en de École normale Supérieure. Hier ontmoette ze een aantal medestudenten, die later beroemde denkers zouden worden, zoals Claude Lévi-Strauss en Maurice Merleau-Ponty. De belangrijkste persoon die zij ontmoette was Jean-Paul Sartre, met wie zij haar hele leven een open liefdesrelatie bleef houden.
De jaren veertig
Na haar studies werkte De Beauvoir enige tijd als docent Filosofie op enkele Franse scholen. Tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk mocht zij echter haar beroep niet uitoefenen. Ze richtte zich daarom op het schrijven van romans, een toneelstuk en een filosofische verhandeling over ethiek.
Existentialisme
De Beauvoir noemde zichzelf een existentialist, waarmee ze verwees naar de filosofische en maatschappelijke stroming die was ontstaan in het Frankrijk van na de oorlog. Hoewel het existentialisme eigenlijk terug gaat op de Deense filosoof Kierkegaard (1813-1855), krijgt het Franse existentialisme vooral gestalte via het werk van Sartre. In het Sartriaanse existentialisme staan de vrijheid en verantwoordelijkheid van het individu centraal. Volgens Sartre bestaat er geen vooraf gegeven zin of betekenis van het leven en is er ook geen God. De mens dient daarom zelf betekenis te geven aan het leven via activiteiten en keuzes. Met de vrijheid die de mens heeft, komen ook de verantwoordelijkheden. De mens is het aan zichzelf verschuldigd om iets van zijn leven te maken en positief te handelen.
De morele periode
De Beauvoir vond inhoudelijk veel aansluiting bij de opvattingen van Sartre. In haar werk komen dan ook vaak existentiële thema’s aan bod. Zo schreef ze in haar debuutroman L’Invitée (Uitgenodigd) over de complexiteit van relaties, waarin drie geliefden zich tot elkaar moeten zien te verhouden. Haar roman Tous les hommes sont mortels (Alle mensen zijn sterfelijk) gaat over onsterfelijkheid, tijd en verveling. Haar roman Le sang des autres (Bloed van anderen) is het verhaal van een jonge intellectueel die zich losmaakt van de gegoede burgerij om zich te engageren met de arbeidersklasse. Haar toneelstuk Les bouches inutiles (Wie zal sterven?) gaat over de positie van vrouwen. De Beauvoir noemde deze periode in haar werk ‘de morele fase’. In deze fase komen de grote thema’s van haar werk reeds aan bod en legt zij de basis voor een eigen ethiek.
Ethiek
Haar essay Pyrrhus et Cinéas (Pyrrhus en Cineas, 1944) is een dialoog tussen de Griekse koning Pyrrhus en zijn raadgever Cineas. De koning stelt zich ten doel om nieuwe gebieden te veroveren, waarbij Cineas telkens de vraag opwerpt waarom hij dat zou doen. Het gesprek is een analogie op het menselijk leven, waarbij de mens zichzelf steeds nieuwe doelen stelt, zonder dat er een absoluut doel is. De Beauvoir ontwikkelt hier een ethiek waarbij er geen absolute waarden of standaarden zijn. Zij werkt dit verder uit in haar traktaat Pour une morale de l’ambiguïté (Een ethiek van de ambiguïteit, 1947). De mens is hier een wezen dat streeft naar vrijheid, maar in een wereld leeft die gegeven is (vandaar de ambiguïteit). Toch wil de mens in vrijheid projecten ontwikkelen en een actief bestaan leiden. De betekenis van iemands handelen ligt daarom niet in een gegeven standaard (zoals een God of een maatschappij), maar in de spontane handeling van het kiezen.
Feminisme
De Beauvoir ziet de mens dus als een wezen dat in vrijheid naar creativiteit en activiteiten verlangt. Ze constateert echter dat deze rol vooral voor mannen is weggelegd en dat vrouwen slechts de rol van ‘de Ander’ spelen. De man is vrij en actief, terwijl de vrouw op de tweede plaats komt; ze is de ‘tweede sekse’. In haar hoofdwerk Le deuxième sexe (De tweede sekse, 1949) analyseert zij de positie van de vrouw. Ze onderzoekt de feiten en mythen over ‘de vrouw’ en constateert dat de vrouw wordt aangemoedigd om te kiezen voor een passieve levensvorm. Deze sociale druk uit zich in haar beroemde uitspraak:
“Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt”.
De jaren vijftig
De Beauvoir had grote belangstelling voor maatschappelijke en politieke thema’s. Ze streefde naar solidariteit en gelijkheid en zag het communisme en socialisme als de juiste middelen om dat te bereiken. Samen met Sartre maakte ze reizen naar China en Cuba, waar ze contacten onderhield met Fidel Castro, zijn broer Raoul en Che Guevara. De Beauvoir schreef enkele werken over communisme, socialisme en kapitalisme, zoals La longue marche (De lange mars) en Les mandarins (De mandarijnen). Voor dit werk ontving ze een belangrijke prijs voor de literatuur, de Prix Goncourt. De betrokkenheid bij maatschappelijke thema’s werd tevens uitgewerkt in het tijdschrift Les temps modernes, dat De Beauvoir samen met Sartre en Merleau-Ponty oprichtte en waarvan ze hun hele leven hoofdredacteur bleven.
Later werk
In de jaren zestig schreef De Beauvoir een aantal romans, zoals Les belles images (Een wereld van mooie plaatjes) en La femme rompue (De gebroken vrouw). Werken waarin de personages worstelen met existentiële vragen rondom afhankelijkheid en de dood. In deze periode schreef ze ook twee autobiografische werken: Une mort très douce (Een zachte dood) over de dood van haar moeder en La force de l’âge (De bloei van het leven).
In de jaren zestig en zeventig werden De Beauvoir en Sartre steeds meer politiek actief. Zo steunden zij de studenten die in 1968 demonstreerden in Parijs voor meer inspraak in het onderwijs. De Beauvoir nam deel aan demonstraties voor gelijke rechten voor vrouwen. In 1970 publiceerde ze La vieillesse (De ouderdom), waarmee ze een stem wilde geven aan een andere onzichtbare groep in de samenleving, de ouderen.
Laatste jaren
Aan het einde van de jaren zeventig ging de gezondheid van Sartre achteruit. Hij overleed op 15 april 1980 in Parijs aan een longaandoening. Een jaar later publiceerde De Beauvoir La cérémonie des adieux (Het afscheid) over de laatste levensjaren van Sarte. Op 14 april 1986 overleed De Beauvoir zelf, ook aan een longaandoening. Ze werd bijgezet in het graf van Sarte op de Cimetière du Montparnasse in Parijs.
Simone de Beauvoir is tot op de dag van vandaag een zeer invloedrijk denker. Haar werk wordt gewaardeerd vanwege de originaliteit en authenticiteit. Het is een unieke mix van existentialisme en feminisme. Haar hoofdwerk De tweede sekse wordt gezien als de basistekst van de tweede feministische golf.
Overzicht van boeken van Simone de Beauvoir