De Nederlandse schaatser Jeen van den Berg is donderdag op 86-jarige leeftijd overleden. Hij is een legende in de schaatswereld, vooral omdat hij in 1954 de Elfstedentocht won.
Deze week betoogde de Vlaamse historicus Vigor Clius op dit geschiedenisforum dat Nederlanders schaatsen omdat het schaatsen een uitlaatklep is voor calvinisten, die immers geen carnaval vieren en ook wel eens uit het strakke keurslijf van de kerk willen ontsnappen. Dat was althans de kern van zijn betoog: op het ijs zouden calvinisten loskomen van religieuze wetten en regels. In
Maar liefst 24! Zoveel medailles sleepte Nederland binnen op de Spelen in Sotsji. Het hoeft niet te verwonderen dat al deze medailles werden behaald in het schaatsen (23 op de lange baan en 1 in het shorttrack om precies te zijn). En ook buiten het schaatsseizoen zijn bij onze noorderburen (ex-)schaatsers graag geziene gasten in diverse tv-programma’s. Maar van waar
Langebaanschaatser Jaap Havekotte is woensdag op 102-jarige leeftijd overleden. De schaatser is onder meer bekend omdat hij na zijn schaatsloopbaan de Viking Schaatsenfabriek oprichtte.
In het Olympisch Stadion in Amsterdam wordt komend weekend het NK Allround en Sprint verreden. Buiten op kunstijs in een uniek stadion. Het kan een mooi, ouderwets feestje worden. Waarom schaatsen we eigenlijk niet vaker buiten? Wat ging er mis?
De jaren 20. De schaatswereld is verdeelder dan ooit. Er zijn professionals, amateurs, arbeiders, communisten, staatsamateurs, de bourgeoisie en overlopers. Ze gunnen elkaar het licht niet in de ogen. En ze rijden in hun eigen competitie. Vooral de ‘arbeiders’ willen niets te maken hebben met de elitaire Internationale Schaatsunie (ISU). Daarom organiseren zij hun eigen kampioenschappen. Maar ze zijn vergeten.
Kent u ze nog? De Mongoolse schaatsers Luwsanlchagwyn Dasznjam en Luwsanlchagwyn Tsend? Jakov Melinikov? Wil de Beer? Albert Tabbit? Vast niet, het zijn vergeten schaatsers. Maar ik wil ze voor de gelegenheid toch nog even terughalen uit de tijd.
Sinds 1950 zijn er al 369 wereldrecords geschaatst op een Olympische afstand. In zo’n zestig jaar tijd is het wereldrecord op de 1000 meter bijvoorbeeld met 22 seconden verbeterd.
Twee keer dit jaar kleurde het podium oranje. Op de 5000 meter en op de sprint. “Kunst!” roepen de critici smalend: “Schaatsen is een kleine sport.” Nu is het typisch Nederlands om je prestaties op deze manier af te doen. Maar hebben de critici gelijk? En wat betekent dat voor de sport? En waarom is langebaanschaatsen toch een olympische sport?
Schaatsers zijn een conservatief volkje. Het heeft immers lang geduurd voordat de klapschaats op de Spelen verscheen. Maar toen was het ook meteen gedaan met de vaste Noor. In Nagano 1998 werden op de klapschaats 32 nieuwe olympische records gereden en maar liefst acht nieuwe wereldrecords. De klapschaats is een feit, zouden de commentatoren zeggen.
Al in 1924 waren maar liefst vier schaatsbelgen present op de Olympische Spelen bij het hardrijden op de schaats. Marcel Moens was een van hen. Hij deed meer dan één minuut over de 500 meter! In 1936 staan er in Garmisch Partenkirchen twee Belgen op het ijs. Charles de Ligne is één van hen.