Ze blijven altijd indrukwekkend om te lezen en tot je te laten doordringen: verhalen uit de concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het boek Getuiges van de tijd (Unieboek|Het Spectrum, 2015) van de Noorse schrijver Jakob Lothe komen tien Joodse vrouwen aan het woord, die de nazikampen overleefden. Ze zijn geboren tussen 1921 en 1935 in Europese landen en vertellen over hun kampervaringen en hoe deze van invloed waren op hun verdere leven. Hun ervaringen – die Lothe tussen 2010 en 2013 optekende – zijn schokkend, maar ook hoopgevend.
Noorwegen en de Jodenvervolging
Jakob Lothe bespreekt in de uitgebreide inleiding van zijn boek vooral de Noors-Joodse slachtoffers van de Holocaust. Vier van de tien persoonlijke verhalen in het boek zijn van Joodse vrouwen die zich na afloop van de Tweede Wereldoorlog in Noorwegen hebben gevestigd. Specifieke aandacht gaat dan ook uit naar het lot van de Noorse Joden in de jaren 1940-1945. Toen nazi-Duitsland op 9 april 1940 Noorwegen binnenviel, woonden in dat land ongeveer 2100 Joden. In de winter van 1942-1943 werden 772 Joden uit Noorwegen naar de Duitse concentratie- en vernietigingskampen getransporteerd, van wie slechts 43 personen de oorlog overleefden. De periode van de grote deportaties, de ‘destructiefase’, liep van oktober 1942 tot februari 1943:
“In deze laatste fase voerde de Noorse staatspolitie een reeks arrestaties van Noorse Joden uiten waren er vier transporten naar concentratie- en vernietigingskampen. De twee grootste transporten, met de schepen de Donau en de Gotenland, omvatten vrouwen en kinderen.” (12)
Na aankomst en de gebruikelijke Selektion vergasten de nazi’s onmiddellijk alle vrouwen, meisjes, jongens onder de vijftien jaar en de mannen van boven de 45 jaar.
Mogelijkheden en begrenzingen van verhalen
Gothe gaat in de inleiding voorts nog in op theoretische vraag naar de mogelijkheden en beperkingen van persoonlijke geschiedenisverhalen. Het grote voordeel van het verhaal is volgen Gothe dat de mens erin tot leven komt, die communiceert met zijn eigen leven en ervaringen als uitgangspunt. Het verhaal brengt de toehoorder of, in dit geval, de lezer dicht bij het leven van een ander en helpt hem of haar om anderen te begrijpen, zich in te leven en empathie of antipathie te voelen. Verder bestaat er feitelijk nooit één afgerond verhaal over historische gebeurtenissen. Meerdere persoonlijke ervaringen samen helpen om tot de constructie van een gebeurtenis te komen. En, ten slotte, zijn verhalen cruciaal om de herinnering levend te houden, ook richting komende generaties. Opdat wij niet vergeten.
Verhalen hebben natuurlijk ook beperkingen. Een begrenzing is bijvoorbeeld het feit dat historici doorgaans empirische gegevens verzamelen en op basis daarvan tot een meer algemene conclusie komen, terwijl ‘het verhaal’ van een ooggetuige gebaseerd is op de ervaring van die ene persoon. Verhalen zijn dus altijd subjectief. Ook zijn verhalen altijd selectief: een persoon kan details vergeten zijn, of bewust bepaalde zaken verzwijgen of positief bijdraaien, ‘Het geheugen is een wisselvallige vriend’, zo stelt Gothe terecht.
Waarom vrouwenverhalen?
De verhalen in Lothes boek geven naast de verhalen van kampervaringen van 1942-1945, ook een beeld van de overlevingsstrategieën die de vrouwen ná 1945 inzetten om zo acceptabel mogelijk verder te kunnen leven. Dat hij er juist voor kiest vróuwen hun verhaal te laten vertellen, rechtvaardigt Lothe met het feit dat vrouwenverhalen in de Holocaustliteratuur ondervertegenwoordigd zijn. Verder is het ontegenzeggelijk zo dat de ervaringen van mannen en vrouwen in concentratiekampen sterk uiteen liepen:
“Zowel vrouwelijke als mannelijke ooggetuigen hadden te maken met dehumanisering en identiteitsverlies, en kwamen in aanraking met het kwaad. Tegelijkertijd laat dit boek zien dat vrouwen de gebeurtenissen in kampen anders ervoeren dan mannen. Om je uit te moeten kleden voor een SS-officier is voor een vrouw niet hetzelfde als voor een man. Verschillende vrouwen benadrukken hoe verschrikkelijk het was dat al hun haar werd afgeschoren – zij ervoeren het als diefstal van een deel van hun vrouwelijke identiteit. Het verschilt ook hoe vrouwen en mannen de medische experimenten van Joseph Mengele verdroegen (…) Veel vrouwen werden verkracht (…) Een van de allergrootste verschillen was dat vrouwen in het kamp kinderen bij zich hadden. Zij moesten toezien hoe hun kinderen vermoord of uitgehongerd werden.” (39,40)
‘La Paloma’: een smachtende melodie in de hel
De tien verhalen zijn stuk voor stuk indrukwekkend, maar ik kies specifiek één persoon uit om deze bespreking niet te langdradig te maken: het verhaal van de Hongaarse Jodin Edith Notowicz (1929-heden).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos het fascistische Hongarije onder Miklós Horthy (1868-1957) vanaf november 1940 partij voor nazi-Duitsland. Hongarije stuurde als Asmogendheid onder meer soldaten naar het Oostfront en pakte – onder druk van nazi-Duitsland – de Joden stevig aan, maar reeds in 1942-1943 besloot Horthy tot een nieuwe, antifascistische koers en zocht hij toenadering tot de geallieerden voor een afzonderlijke vrede. Om deze reden viel nazi-Duitsland het land binnen, werd Horthy afgezet en vervangen door een schrikbewind onder leiding van Ferenc Szálasi (1897-1946). Na een snelle invoering van de gele Jodenster, volgden binnen no time arrestaties en deportaties van de Hongaarse Joden.
Op 5 mei 1944 klopten er agenten op de voordeur van het huis van Ediths ouders en pakten het hele gezin op om op transport te gaan. Na 14 dagen wachten in erbarmelijke omstandigheden, moest ze met de trein mee naar een onbekende bestemming. Na enkele dagen reizen zonder eten en drinken, stopte de trein in Auschwitz. Edith vertelt:
“Midden in alle chaos hoorde ik de welbekende melodie van ‘La Paloma’. De smachtende melodie paste helemaal niet bij de hel waarin we terechtgekomen waren (…) Voor mij was het een beangstigende ervaring. In de wirwar van mensen raakte ik mijn ouders en zus kwijt (…) Het was de laatste dag dat ik samen was met mijn ouders en mijn zus. Het afscheid was voor altijd. La Paloma is een mooie melodie. Maar voor mij roept hij duistere herinneringen op. Herinneringen aan vernietiging.” (119,120)
De melodie van ‘La Paloma’ werd live gespeeld door de Duits-Joodse jazzmuzikant en gitarist Coco Schumann (1924-heden), over wie de ZDF in 1997 een documentaire maakte van 30 minuten, getiteld ‘La Paloma Ade’.
‘Geluk’ voor Edith
Edith had het ‘geluk’ dat ze tewerkgesteld werd en niet direct naar de gaskamers ging. Geluk staat hier tussen aanhalingstekens omdat het alternatief zeer ongelukkig was: de kinderen die mochten blijven leven, werden door kamparts Joseph Mengele gebruikt als proefpersonen:
“In Auschwitz was de berucht arts Joseph Mengele actief (…) Met hem zou ik algauw kennismaken. Mengele gebruikte kinderen voor zijn medische onderzoek. Hij had een speciale voorliefde voor tweelingen (…) Hij hield zich bezig met het vinden van nieuwe sterilisatiemethoden, die ervoor moesten zorgen dat het Joodse ras zich niet voort zou planten. In het kamp had hij meer dan genoeg proefpersonen en ik was een van de Joodse meisjes die voor Mengeles sterilisatie-experimenten werden gebruikt. Er was geen sprake van verdoving. Ik kan de pijn nog voelen en ’s nachts in het donker is het soms alsof ik terug ben in Megeles onderzoekskamer in het kamp.” (121)