Brandend ten onder gaan
Woensdag 18 april 1945
Amerikaanse troepen staan aan de poorten van de stad Ansbach, bestuurshoofdstad van Midden-Frankenland. De nazidistrictsleider is ’s nachts gevlucht, de meeste Duitse soldaten zijn zuidwaarts vertrokken, de burgers bivakkeren al dagenlang in schuilkelders. Elk rationeel denken wijst op overgave. Maar de militaire commandant van de stad, dr. Ernest Meyer – een vijftigjarige kolonel van de Luftwaffe, gepromoveerd in de natuurkunde – is een fanatieke nazi, die erop staat door te vechten tot aan het eind. Een negentienjarige theologiestudent, afgekeurd voor militaire dienst, Robert Limpert, besluit te handelen om te voorkomen dat zijn stad in een zinloos, vertwijfeld gevecht wordt verwoest.
Limpert was in de afgelopen maand getuige geweest van de volledige verwoesting van de prachtige stad Würzburg door geallieerde bommen. Dit had hem bewogen tot de gevaarlijke onderneming om begin april vlugschriften te verspreiden die ervoor pleitten dat Ansbach, met haar schilderachtige barokke en rococo bouwwerken, zich zonder strijd te leveren zou overgeven. Nu neemt hij een zelfs nog groter risico. Omstreeks 11.00 uur op die prachtige lentemorgen snijdt hij de telefoondraden door waarvan hij denkt dat ze de basis van de commandant verbinden met de eenheid van de Wehrmacht buiten de stad – in feite een zinloze poging tot sabotage omdat hij niet weet dat de basis zojuist is verhuisd. Hij wordt opgemerkt door twee jongens, leden van de Hitlerjugend. Ze rapporteren wat ze hebben gezien, en de zaak wordt met spoed opgepakt door de plaatselijke politie. Een politieman wordt naar het huis van Limpert gestuurd, waar hij de jongeman aantreft in bezit van een pistool en belastend bewijs, en arresteert hem.
De plaatselijke politie rapporteert de arrestatie aan het hoofd van het nog resterende civiele bestuur in Ansbach, die telefoneert naar de militaire commandant, die op dat moment buiten de stad is. In voorspelbare razernij gebracht door wat hij hoort, snelt de commandant naar het politiebureau en stelt geen tegenspraak duldend een tribunaal van drie man aan, bestaande uit het hoofd van de politie, zijn waarnemer en de eigen assistent van de commandant. Na een schijnproces dat maar enkele minuten in beslag neemt, waarin de beklaagde niets mag zeggen, spreekt de commandant het doodvonnis over hem uit, een vonnis dat direct dient te worden voltrokken.
Wanneer er in de poort van het stadhuis een strop rond zijn nek wordt gelegd, slaagt Limpert erin zich los te worstelen en weg te rennen, maar binnen een paar honderd meter wordt hij door de politie gepakt, geschopt en, krijsend, aan zijn haren mee teruggesleept. Niemand in de verzamelde menigte verroert zich om hem te helpen. Sommigen slaan en schoppen hem zelfs. Zelfs nu is zijn lijden nog niet voorbij. De strop wordt weer rond zijn nek gelegd en hij wordt opgehangen. Maar het touw breekt en hij valt op de grond. De strop wordt nogmaals rond zijn nek gelegd en eindelijk wordt hij op het stadhuisplein opgehangen. De commandant geeft het bevel om het dode lichaam te laten hangen ‘totdat het stinkt’. Kort daarna vordert hij kennelijk een fiets en ontvlucht onmiddellijk de stad. Vier uur later trekken de Amerikanen Ansbach binnen zonder dat er een schot is gelost, en ze snijden het stoffelijk overschot van Robert Limpert los.
Zoals deze macabere episode laat zien, functioneerde het naziregime in zijn terroristische repressie tot op het laatst. Maar het ging niet alleen om de dolle militaire nazicommandant, kolonel van de Luftwaffe dr. Meyer, een werktuig van het regime dat door overmacht zijn wil oplegt, die genadeloos een vermeende verrader en saboteur ter dood brengt. Zelfs ten overstaan van een dergelijk fanatisme hadden de politiemannen, in het besef dat de Amerikanen op het punt stonden de stad binnen te gaan, kunnen handelen om zichzelf voor toekomstige problemen met de bezettingsmacht te behoeden door de arrestatie en ondervraging van Limpert te rekken. In plaats daarvan kozen ze ervoor zich aan de regels te houden en dat wat ze als hun plicht zagen, zo snel mogelijk uit te voeren. Zo bleven ze functioneren als kleine beheerders van een rechtsstelsel dat, zoals ze later beweerden dat destijds gezien te hebben, nu niet meer was dan de uitdrukking van de willekeur van de commandant.
Hetzelfde kan gezegd worden over het hoofd van het plaatselijke civiele bestuur. Ook hij had zijn ervaring en het besef van het ophanden zijnde einde van de gevechten kunnen gebruiken om te talmen. In plaats daarvan koos hij ervoor al het mogelijk te doen om de gerechtelijke acties te versnellen en met de commandant mee te werken. De ingezetenen die naar het stadhuisplein waren gekomen en Limpert zagen ontsnappen, hadden hem op een dergelijk kritiek moment te hulp kunnen snellen. In plaats daarvan hielpen sommigen van hen de politie zelfs om de tegenstribbelende jongeman weer naar de plaats voor zijn terechtstelling te slepen. Op ieder niveau, onder deze extreme omstandigheden en in deze wat Ansbach betreft laatste momenten van de oorlog, bleven degenen die de macht bezaten, werken in de belangen van het regime – en daarbij waren ze niet verstoken van publieke steun.
Incidenten die zo schokkend zijn als dit geval, waarbij plaatselijke bewoners op het laatste moment probeerden om zinloze verwoesting te voorkomen en geconfronteerd werden met draconische represailles, terwijl anderen nog steeds bereid waren de repressie van de functionarissen van het regime te steunen, waren tijdens deze laatste stadia van de meest afschuwelijke oorlog uit de geschiedenis geen zeldzaamheid. Tientallen andere gevallen zouden gekozen kunnen worden ter illustratie van het doorgaande functioneren van de terreur van het regime – dat nu, in de laatste maanden van het gevecht, zowel tegen zijn eigen burgers was gericht als tegen buitenlandse arbeiders, gevangenen, Joden en anderen die sinds lang als zijn vijanden werden beschouwd.
Niet alleen in de steeds barbaarser vertoningen van terreur door fanatici en desperado’s bleef het regime tot het laatst toe doorgaan. Het allerbelangrijkst was het gedrag van het leger. Indien de Wehrmacht had opgehouden te functioneren, dan zou het regime zijn ingestort. De tekenen van verval en desintegratie in de Wehrmacht waren tijdens de latere stadia van de oorlog veelvuldig, het meest duidelijk in het westen. Soldaten deserteerden, ondanks de dreiging van draconische bestraffing. Begin 1945 hadden de meesten het gevoel, zeker in het westen, dat het zinloos was de strijd voort te zetten, en verlangden er alleen maar naar bij hun families terug te zijn. Toch zette de Wehrmacht de strijd voort. Generaals en commandanten te velde vaardigen nog steeds bevelen uit, zelfs onder de meest hopeloze omstandigheden. En de bevelen werden gehoorzaamd.
Onder de bommenregen, in de totale wanorde van de verwoesting van kleine en grote steden naarmate het Rijk het begaf onder de immense overmacht in oost en west, werd in de groeiende chaos een schijn van ‘normaliteit’ gehandhaafd doordat de bureaucratie alles op alles zette om te blijven functioneren. Natuurlijk kromp het Rijk met de dag, begaven communicatiekanalen het, was het transportnetwerk zo goed als uitgeput, waren basisvoorzieningen als gas, elektriciteit en water voor miljoenen huishoudens niet meer beschikbaar en stuitte het bureaucratische bestuur op een aantal grote praktische problemen. Maar daar waar Duitsland nog niet onder bezet bestuur was gekomen, verviel men niet in anarchie. Het civiele bestuur ging door, hoe ineffectief het ten overstaan van extreme tegenspoed en immense ontwrichting ook was. Militaire zowel als civiele rechtbanken gingen door met het uitspreken van steeds strengere vonnissen. In april 1945 werden lonen en salarissen nog steeds uitbetaald. Tot in de laatste weken van de oorlog werden er door een toonaangevend academisch orgaan in Berlijn aan buitenlandse studenten beurzen toegekend, die zelfs nu nog beschouwd werden als investering voor blijvende Duitse invloed in het ‘nieuwe Europa’.
Ondanks toenemende handicaps werd de distributie van de steeds beperktere voedselrantsoenen met moeite volgehouden en bleef, in toenemende mate met geïmproviseerde middelen, de postbezorging op een of andere manier doorploeteren. Beperkte vormen van ontspanning bleven op een of andere manier dienstdoen als een opzettelijk middel om het moreel overeind te houden en voor korte tijd de aandacht af te leiden van de zich ontvouwende ramp. Een laatste concert door de Berliner Philharmoniker vond plaats op 12 april, vier dagen voordat de Sovjetaanval op de hoofdstad van het Rijk werd ingezet. Natuurlijk stond het slotdeel van Wagners Götterdämmerung op het programma. Sommige bioscopen bleven open. Slechts een week voordat Stuttgart op 22 april capituleerde, konden haar inwoners tijdelijke afleiding van hun trauma zoeken in een bezoek aan de bioscoop om daar De vrouw van mijn dromen te gaan zien. Zelfs voetbalwedstrijden werden nog gespeeld. De laatste wedstrijd van de oorlog vond nog plaats op 23 februari 1945, toen FC Bayern München, de ‘Gaumeister’ van 1945, hun plaatselijke rivalen TSV 1860 München met 3-2 versloegen. Ingekorte kranten verschenen nog steeds. De voornaamste nazikrant, de Völkischer Beobachter, werd tot op het allerlaatst in het niet-bezette deel van Zuid-Duitsland uitgebracht. Haar laatste nummer, op 28 april 1945, twee dagen voor Hitlers zelfmoord in de Berlijnse bunker, had als kop: ‘Fort Beieren’.
Het feit dat het regime tot het eind standhield – en dat de oorlog pas eindigde toen Duitsland militair tot overgave werd gebeukt, zijn economie verwoest, zijn steden in puin, het land bezet door buitenlandse mogendheden – is historisch gezien een extreme zeldzaamheid.