Elke derde dinsdag van september gebeurt het: Prinsjesdag! De koning of koningin leest dan de troonrede voor. Daarin noemt hij of zij de regeringsplannen voor het komende jaar. Zo staat dat in de Grondwet.
Sinds Nederland een koninkrijk is (1815), bestaan de troonredes. In de grondwet van 1848 kwam te staan dat de koning die op elke derde maandag van september zou houden. Maar dat stuitte op bezwaren. Om op maandag in Den Haag te zijn, moesten veel volksvertegenwoordigers al op zondag op weg. En dat leverde problemen op met de door de kerk verplichte zondagsrust. Dus veranderde dat negenendertig jaar later in de dinsdag. Sinds 1906 wordt de troonrede gehouden in de Ridderzaal, daarvoor gebeurde dat in de vergaderzaal van de Tweede Kamer.
Het is maar één keer in de geschiedenis voorgekomen dat de troonrede niet doorging op Prinsjesdag. Dat was in 1911, onder de regering van koningin Wilhelmina, de oma van Beatrix. Ze vond dat de Kamervoorzitter zijn werk niet goed deed en dat hij moest opstappen. Uit protest hield ze die derde dinsdag haar mond.
Verjaardag van de stadhouder
Misschien zou het logischer zijn als deze dag Koningin- of Koninginnedag zou heten. Dat dit niet zo is, heeft waarschijnlijk hiermee te maken dat Nederland in de achttiende eeuw nog geen koning had, maar een stadhouder, prins Willem V. Zijn verjaardag, 8 maart, werd gevierd als Prinsjesdag. In de negentiende eeuw ging die naam over naar de dag van de troonrede. En de verjaardag van de koningin werd Koninginnedag.