Vandaag bezoekt koning Willem-Alexander ons buurland Venezuela. Maar weinig Nederlanders ervaren dat land ook daadwerkelijk als een buurland. Bij buren denken we toch vooral aan de Belgen en Duitsers. Helaas is de relatie met onze verre buur Venezuela niet zo warm als het lokale klimaat. President Hugo Chávez sloeg regelmatig oorlogszuchtige taal uit tegen Nederland. Hoe zijn opvolger Nicolás Maduro zich tot ons land verhoudt is afwachten. Ook in het verleden verliep de relatie stroef.
Rond de vorige eeuwwisseling was Venezuela een door staatsgrepen en burgeroorlog geteisterd land. In 1899 wist de ‘caudillo’ generaal José Cipriano Castro Ruiz (1858-1924) het land onder controle te krijgen. Castro stond bekend om zijn nationalisme en retorische geweld, waarbij vooral het Brits imperialisme het moest ontgelden. Castro streefde naar herstel van Gran Colombia, de Bolivariaanse superstaat die ook de droom was van luitenant-kolonel Chávez. Verder joeg Castro het Westen tegen zich in het harnas door de grove wijze waarop hij met hun economische belangen en de afbetaling van staatsleningen omsprong.
Smokkelnest Curaçao
De Nederlandse banden met Venezuela waren destijds beperkt, ondanks de nabijheid van de Benedenwindse Eilanden. Curaçao was echter een bron van ergernis voor de Venezolanen. Het was een smokkelnest en werd vaak door rebellen gebruikt als uitvalsbasis of vluchthaven. Zo ook door Castro’s tegenstanders. In 1902 kwam het tot een uitbarsting.
De rebellengeneraal Manuel Antonio Matos had in Engeland een vrachtschip gekocht, de ss Ban Righ, en deze omgebouwd tot kanonneerboot. Voorzien van in Antwerpen gekochte wapens, maakte hij de Venezolaanse kustwateren onveilig. Cipriano Castro beschuldigde Nederland ervan dat het generaal Matos zijn territoriale wateren als uitvalsbasis liet gebruiken. Dat was niet onterecht. Nederland was zeer voorzichtig in de omgang met Matos en zijn tot Libertador omgedoopte schip. Hij kon immers morgen de nieuwe machthebber van Venezuela zijn.
Uit wraak voor de Nederlandse houding liet Castro op zee willekeurig Nederlands-Antilliaanse scheepjes aanhouden door zijn krakkemikkige marine. Een daarvan, de Nueva Adelaide, werd zelfs beschoten. De Venezolaanse claim dat het een smokkelschip betrof, was in dit geval waarschijnlijk juist. Na een diplomatiek bezoek van de marineschepen Hr. Ms. Koningin Regentes en Hr. Ms. Utrecht aan Venezuela in april 1902, werd een en ander minnelijk geschikt.
Internationale interventie
In 1902 waren met name Groot-Brittannië en Duitsland het gedrag van Castro zat. Duitsland had grote economische belangen in Venezuela. Terwijl beide landen militaire actie aan het voorbereiden waren, leek Matos echter Castro ter land te gaan verslaan. Eind 1902 vond er een beslissende veldslag plaats. Verassend genoeg werd die door Matos verloren. Hij vluchtte daarop naar Curaçao. Nederland deed niet mee aan de Brits-Duitse militaire acties. Het wilde opnieuw met Castro praten. Maar daarbij hielp het niet dat de Duitse Keizerlijke Marine de haven van Willemstad gebruikte voor bevoorrading en reparaties.
Nadat er geen steun voor hem uit de V.S. kwam, gaf Castro toe aan de Europese mogendheden. Vooral zijn relatie met Duitsland, dat zich zeer agressief had gedragen, werd goed. Met Nederland bleef de relatie moeizaam. Omdat Nederland zich niet militair had laten gelden, had het prestige verloren bij zijn macho buurman. Nederland besloot daarop tot een krachtiger houding.
Krachtig optreden
In de praktijk kwam van krachtig optreden weinig terecht. Pas in 1908 zag Nederland zich gedwongen echt tot actie over te gaan. Castro had zoveel economische blokkades opgeworpen dat economisch en persoonlijk verkeer tussen Curaçao en Venezuela onmogelijk was. In juli 1908 leidde dat tot anti-Venezolaanse rellen onder de Antilliaanse bevolking. Om te voorkomen dat de Antilliaanse volkswoede zich tegen Nederland zelf zou keren, werd er groot uitgepakt. Maar liefst vier pantserdekschepen, Hr. Ms. Jacob van Heemskerck, Friesland, Gelderland en De Ruyter, verzamelden zich voor een blokkade van de Venezolaanse kust. In augustus werden de diplomatieke betrekkingen verbroken en stelde Nederland een ultimatum.
Toen de Koninklijke Marine in november 1908 twee kleine Venezolaanse marineschuitjes opbracht, barstte de bom. Castro verbleef om medische redenen in het buitenland, maar de Venezolaanse regering spoorde studenten aan tot een anti-Nederlandse betoging in Caracas. De betoging sloeg echter om in een anti-Castro demonstratie. De bevolking was vooral zijn binnenlandse economische politiek zat. Vice-president Juan Gomèz nam de macht over. Pogingen van een herstelde Castro om terug te keren mislukten. Gomèz zou, met een paar korte onderbrekingen, tot aan zijn dood in 1935 president blijven. Met dank aan de Nederlandse kanonneerbootpolitiek.
Het gedrag van Venezuela onder Hugo Chávez leek erg op dat van Cipriano Castro. Overigens groeit ook nu binnen Venezuela de oppositie tegen president Maduro, die regeert met dictatoriale volmacht. De Chavistisch-socialistische binnenlandse economische politiek heeft het land aan de afgrond gebracht en een kat in het nauw maakt rare sprongen. In dat licht kan Nederland er maar beter rekening mee houden dat je met praten en vriendelijkheid bij een Venezolaanse macho weinig indruk maakt. De koning zal zich maar beter van zijn stoerste, mannelijkste kant laten zien en laten blijken dat hij en Nederland ‘cojones’ hebben.
Van Edwin Ruis kwam deze maand het boek Vechtmissie. Nederlandse militairen in Albanië 1913-1914 uit over Nederlands eerste “vredesmissie”.