Dark
Light

Het backfire-effect in de wetenschapsvoorlichting

6 minuten leestijd
Foto: Pixabay
Foto: Pixabay

Anderhalf jaar geleden schreef Carlijne Vos een verhelderend stuk in De Volkskrant over asielzoekers, dat ze inleidde met de opmerking dat het tijd was “om fictie van feiten te onderscheiden”. Er was helemaal niets mis met haar betoog. Voor wie probeerde genuanceerd te denken over de problematiek, stond er veel lezenswaardigs in. Wie zich daarentegen vooral zorgen maakte en de nuance voorbij was, werd door het stuk vooral bevestigd in het idee dat die linkse journalisten van De Volkskrant desnoods gewoon logen om hun multiculti-ideaal op te dringen aan een Nederland dat met die gelukzoekers allang helemaal klaar was.

Die laatste reactie was dan een uiting van het backfire-effect. Het lijkt zo voorbeeldig wat Vos deed: het presenteren van de correcte feiten en het uitleggen van de wijze waarop die zijn vastgesteld, maar het werkt niet. Weliswaar is uitleg vaak een manier om een discussie naar een goed einde te brengen, maar dat is niet het geval wanneer de context al polemisch is. Dan worden zelfs de objectiefst-denkbare gegevens en de allerredelijkste methoden gewantrouwd.

Viermaal backfire

Het backfire-effect is een klassieker uit de wetenschapsvoorlichting. Om wat voorbeelden te geven uit mijn eigen vak, de oudheidkunde:

  • Ik kan praten als Brugman dat de Perzische koning Cyrus de Grote geen uitzonderlijk humanitair beleid voerde, en ik kan daarna uitleggen hoe wetenschappers vaststellen hoe stereotiep ’s mans zelfpresentatie was, maar ik zal Iraanse nationalisten (die Cyrus beschouwen als verlicht despoot omdat de laatste sjah zijn antieke voorganger lang geleden zo typeerde) niet overtuigen en ze zullen uiteindelijk anti-Lendering-pagina’s online beginnen. Meer in het bijzonder ben ik, gegeven mijn Europese herkomst, een eurocentrist, zelfs als ik weergeef hoe wetenschappers Cyrus’ zelfpresentatie plaatsen in zijn oosterse context.
  • Ik kan uitleggen dat het oude Egypte en de Maghreb overwegend zijn bevolkt door nomadische herders die vanuit de Levant arriveerden, en ik kan toelichten hoe het relevante fysisch-antropologische, archeologische en DNA-onderzoek in elkaar steekt, maar ik zal de afrocentristen (die beweren dat de Egyptische beschaving uit “Zwart” Afrika kwam) niet overtuigen en uiteindelijk worden uitgemaakt voor racist. Meer in het bijzonder ben ik, gegeven mijn Hebreeuwse voornaam, lid van een joodse samenzwering.
  • Ik kan alle registers opentrekken om uit te leggen dat Jezus’ halachische opvattingen in het antieke jodendom passen als een hand in een handschoen, en ik kan dan uitleggen waarom de historisch-kritisch methode van de onderzoekers werkelijk de meest redelijke is, maar ik zal Jezusmythicisten (die denken dat Jezus niet heeft bestaan), niet overtuigen en zal uiteindelijk worden getypeerd als christelijke propagandist.

Deze kwesties spelen al jaren. De oudheidkunde wordt immers vanouds vergezeld door kwakhistorici en pseudowetenschappers, aan wie de laatste twintig jaar vrij spel is gegeven. De letterenfaculteiten hebben namelijk geen communicatiestrategie ontwikkeld die rekening hield met het internet, waarop betrouwbare informatie achter betaalmuren ligt en verouderde inzichten via digitaliseringsprojecten terugkeren (bad information drives out good).

Er zijn inmiddels ook nieuwe vormen van scepsis. Een voorbeeld uit 2014 is de Nijmeegse aquaductenaffaire, waarin werd beweerd dat Nijmegen geen Romeins aquaduct heeft gehad, de gemeentelijke rekenkamer het verschil tussen de correspondentie- en coherentietheorie van de waarheid niet bleek te herkennen en de Radbouduniversiteit zichzelf ontsloeg van haar maatschappelijke taak. Daarom knalde de kwestie door naar het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, die de kewstie bij mijn weten nog in behandeling heeft.

Irrationele angsten

“Je kunt honderd keer gelijk hebben, maar je zult het niet krijgen omdat mensen te bezorgd zijn om je nog gelijk te geven.”

Wat deze voorbeelden gemeen hebben met de discussie over de asielzoekers, is dat het presenteren van feiten onvoldoende is en dat het niet langer helpt uit te leggen hoe we weten dat dit de feiten zijn. Dat mensen wetenschappelijke informatie niet langer willen aannemen, komt door een niet altijd rationele maar wel steeds reële bezorgdheid: Iraanse nationalisten zijn nog altijd boos om de revolutie van ’79, afrocentrisme is een reactie op maar al te reële discriminatie, de herleving van het Jezusmythicisme komt voort uit angst voor religieus fundamentalisme en de aquaductenaffaire heeft een hoog NIMBY-gehalte.

Vergelijkbare irrationele maar reële angsten maken het eveneens onmogelijk een discussie over vluchtelingen te voeren. De kwade burger ziet dingen veranderen maar heeft geen invloed op ontwikkelingen die groter zijn dan het eigen land. Je hoeft echt geen racist te zijn om je daarover zorgen te maken en de discussie is door een veelvoud aan redenen – bestuurlijke arrogantie, evidente misstanden, het gedram van Wilders – behoorlijk polemisch geworden.

In polemische contexten heeft het geen zin rustig de feiten te benoemen. Je kunt honderd keer gelijk hebben, maar je zult het niet krijgen omdat mensen te bezorgd zijn om je nog gelijk te geven. Sterker nog, het enige wat je bereikt is dat wat anders onomstreden had kunnen zijn, wél omstreden raakt. De historisch-kritische methode uitleggen aan Jezusmythicisten, die weten dat je uitleg dient om een stelling over Jezus’ historiciteit aanvaard te krijgen, is niet zo zinvol want ze zullen na je uitleg ook de wetenschappelijke methode verdenken, wat anders niet zou zijn gebeurd. Sceptici zullen bovendien een etiket op je plakken dat hun de mogelijkheid biedt niet verder naar je te hoeven luisteren: je bent een eurocentrist, je bent een jood, je bent een christen.

Tegenstrategieën

Uitleg kan dus contraproductief zijn en daarom heet dat het “backfire-effect”. U mag het ook “olie op het vuur” noemen. Zoals gezegd is dit een klassieker uit de wetenschapsvoorlichting en omdat het allemaal welbekend is, zijn er vanzelfsprekend tegenstrategieën bedacht:

  • Vermijd openbare discussies waarin sceptici, in gezelschap van medestanders, hun ongelijk niet kunnen erkennen. (Ronald Plasterk kon Andries Knevel alleen overtuigen van de evolutieleer in een persoonlijk gesprek.)
  • Wacht tot de ergste emoties voorbij zijn. (Ik heb goede ervaringen met het beantwoorden van mail na een maand of drie, vier.)
  • Geef aan hoe de scepticus voordeel kan hebben van jouw visie.

Dit werkt in de wetenschapsvoorlichting, maar voor vluchtelingenbeleid zal het natuurlijk niet meer zo makkelijk gaan. Daar is het in feite te laat voor rustige beschouwingen; we zijn er, om een zin uit de eerste alinea van dit stukje te herhalen, niet op tijd in geslaagd fictie en feiten te onderscheiden. De discussie zal uiteindelijk zonder argumenten worden beslist door óf bange en botte schreeuwers óf bestuurders die de zaak forceren en daarna nóg minder draagvlak hebben voor het openbaar bestuur.

De grimmige toekomst

Griepprik - cc
Griepprik – cc
Als de wetenschappelijke voorlichting faalt, bestaan dezelfde twee opties. Rumoerige en verontruste sceptici zullen sommige conclusies overschreeuwen en uit het maatschappelijk debat verdrijven. De Iraanse nationalisten die ik noemde, kregen hun “inzichten” in National Geographic en bereikten tienduizenden lezers toen kwakhistoricus Tom Holland ze ook nog eens propageerde. U mag hier ook denken aan de successen van antivaxxers en klimaatontkenners.

Het alternatief is wetenschappelijk powerplay en een mooi voorbeeld daarvan is de rechtszaak die het RIVM een paar jaar geleden aanspande tegen een criticus van de griepprik. Het RIVM verloor maar ook als het zou hebben gewonnen, was de wetenschap beschadigd, want dan had de criticus zich hebben kunnen presenteren als gemangeld door een arrogante wetenschap. De archeologen die in Delft (met een bepaald onwetenschappelijk argument overigens) naar de rechter stapten, waren al even kortzichtig.

Kortom, de tegenstrategieën zijn maar beperkt effectief. De enige wijze waarop de universiteiten hun wettelijke taak informatie over te dragen aan de samenleving kunnen uitvoeren, is als ze zich committeren aan een communicatiestrategie die het ontstaan van scepsis verhindert.

Noem het voor mijn part proactief. Zo’n strategie impliceert een wezenlijke aanpassing van het systeem, waarin de voorlichting niet langer een bijzaak is om d’r na het onderzoek nog effe bij te doen, maar andersom: het informeren van de samenleving wordt het doel van het onderzoek. De samenleving heeft niets aan gratuit geklaag over publicatiedruk en de kortzichtige analyses van op zich sympathieke clubs als Science in Transition. Wil de wetenschap maatschappelijk draagvlak hebben, moet er iets écht veranderen.

Ik vrees dat de huidige generatie wetenschappers deze draai niet zal kunnen maken en dat we afstevenen op een tijd van wetenschappelijke powerplay. Een technocratie. En ik vrees dat dit ook de toekomst is van het openbaar bestuur. Al jaren klinkt het mantra dat de politiek zich eens écht moet verdiepen in de problemen van de burger maar het feit dat die roep eindeloos wordt herhaald, illustreert hoe weinig vooruitgang er is. Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat “de” burger geen nobele wilde is met de zuiverste bedoelingen, maar dat is geen excuus om hem ongewild beleid door de strot te duwen.

Meer Methode op Maandag
Boek: Oudheid als ambitie

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×