Verdrietige Kerstavond aan boord van slavenschip

5 minuten leestijd
Het dagrapport van 24 december 1761 van de opperstuurman: één dode en twee slaven.
Het dagrapport van 24 december 1761 van de opperstuurman: één dode en twee slaven.

Op 24 december 1761 was het slavenschip d’ Eenigheid 85 dagen onderweg. Op 1 oktober was het schip vertrokken naar Afrika, waar slaven zouden worden gekocht die in Zuid-Amerika weer moesten worden verhandeld. Dat is nu 252 jaar geleden. Het Zeeuws Archief maakt het mogelijk om de hele reis van dag tot dag te volgen.

Het rapport waarin de opperstuurman de dood van de matroos meldde bevatte een symbolisch tekeningetje: een hoofdje met beenderen en een zandloper, het symbool voor tijd en de vluchtigheid van het leven. Ook de chirurgijn gebruikte dit symbool.
Het rapport waarin de opperstuurman de dood van de matroos meldde bevatte een symbolisch tekeningetje: een hoofdje met beenderen en een zandloper, het symbool voor tijd en de vluchtigheid van het leven. Ook de chirurgijn gebruikte dit symbool.
Ook toen was het Kerstavond, en de bemanning ver van huis. Van de commerciële en sentimentele kerstsfeer van het ogenblik zal ongetwijfeld geen sprake zijn geweest. Maar de godvruchtige bemanning zal veel aan thuis hebben gedacht, waar misschien wel sneeuw lag en de kerkklokken beierden om het feest van het kind in de kribbe te vieren. Want in de achttiende eeuw werden op Eerste Kerstdag vaak drie kerkdiensten gehouden en op Tweede Kerstdag twee, met ’s avonds ook een kerstzangfeest.

Aan boord van het slavenschip d’ Eenigheid voor de kust van het Afrikaanse Liberia, zal het een sombere Kerstavond zijn geweest, die ook nog onrustig eindigde: ’s nagts travatig met swaare donder en weerligt en regen tot ’s morgens. Somber voor de twee slaven die die dag waren gekocht en die nu, samen met de zes die zich al aan boord bevonden, een volstrekt onzekere toekomst tegemoet gingen. Maar ook somber voor de bemanning, die een kameraad moest missen. Roelof Siewerdts, een matroos, was overleden. Hij had meteen een zeemansgraf gekregen. Zijn schamele bezittingen kwamen, na een publieke verkoop die net 31 guldens opbracht, bij de overige bemanningsleden terecht.

Febris quotidiana

Eigenlijk was Siewerdts al beroerd aan boord gekomen. Op 2 oktober, toen d’ Eenigheid nog maar net de Westerschelde had verlaten, had hij zich gemeld bij de chirurgijn, Petrus Henricus Couperus (37). Hij vertelde dat hij in zijn vaderland Noorwegen vier weken ziek was geweest. De chirurgijn constateerde febris quotidiana; dagelijkse koorts, en mengde een poeder voor ordinaare gaande en koomende koortsen met als bestanddelen koortsdempende kreeftsogen, rood koraalmos, gebrande hertshoorn, salpeter, saffraan, nootmuskaatolie en een zweetdrijvend middel.

Maar de koorts bleef aanhouden, en elke dag werd Siewerdts swakker. De arts schreef hem toen de mixtura sudorificans voor: elke twee uren een lepel en ’s morgens het elixir proprietatis ; een alcoholisch aftreksel van saffraan, aloë en mirre.

Het leek te helpen. Op 20 november ging Siewerdts (volgens de chirurgijn Siegers) weer aan het werk, maar viel wederom in, hoeste sterk, teerde volkoomen uit. Niets hielp meer.

Na alle middelen in ’t werk gestelt te hebben, schrijft Couperus in december, soo gaf hij zijn ziel in handen van sijn Schepper den 24 deser 1761.

Setten hem overboordt

Het dagrapport van de opperstuurman verraadt die dag geen enkele emotie en meldt de dood van de matroos tussen twee komma’s. Wel bevat de tekst een tekeningetje dat de dood symboliseert en dat ook door de chirurgijn werd gebruikt.

’s Morgens met den dag travatige lugt, de windt NO labber lugtje, ligten anker en gaan onder zeijl na Kleijn Basa [Little Bassa, Liberia], stuerden WNW aan, kregen de diepte van 17 vaam [1 vaam = 6 voet, ca 170 cm.] stickgrondt, met de 4 glasen [De lengte van de wachten werd aan de hand van zandlopers gemeten. Elke wacht bestond uit 8 glazen van een half uur, aangegeven door een bel.] in de voormiddag stilte, kwamen ten anker op 17 vaam stickgrondt, hadden Kleijn Basa NtO en de 7 Tree OtN van ons, op dato is er een matroos van ons overleden, genaamt Roelof Siewerdts, naaijden hem in en setten hem overboordt, deden een schoodt, verkogten op dato den overleden zijn goedt, cregen canoos van Cleijn Basa aan boordt, cogten een man- en een meijsjeslaaf, No. 7 en 8, en 28 makoeten [manden] rijst, voordts in de platvoetwagt passeerden een schip na beneden, ’s nagts travatig met swaare donder en weerligt en regen tot ’s morgens.

De dode werd dus ingenaaid en overboord gezet. Toen werd een saluutschot gelost en daarna werden zijn schamele bezittingen verkocht.

Per publicque vendue

De Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) was een ordentelijke organisatie en slaven halen was een eerbaar beroep. Daarom werd alles keurig opgetekend voor de maatschappij, daardoor voor het Zeeuws Archief en daarmee ook voor Historiek. Er is dus ook een…

Inventaris van goederen nagelaten door den overledenen matroos Roeloff Sieverts [weer anders gespeld], geboortig tot Breeswijk in Noorwegen, alle welke goederen per publicque vendue zijn verkogt op den 24 december anno 1761.

Cleijn Bassa aan de kust van Liberia wordt met een Google-symbool aangegeven.
Cleijn Bassa aan de kust van Liberia wordt met een Google-symbool aangegeven.

De inventaris bestaat voornamelijk uit kleding, waaronder twee Engelse mutsen, twee oude hemden, drie broeken en twee paar schoenen. De naalden en garens gingen, samen met vijf messen en een tabaksdoos naar derdewaaks Adriaan de Puijt uit Goes, die er bijna vier guldens voor over had. Vier pond en een stuk roltabak werden verder opgerookt door oppertimmerman Paulus Christiaan Kempe uit Hamburg en een theeketel met een weijnig thee was voor ondertimmerman Pieter de Gerol uit Middelburg.

De hele veiling bracht 31,11 guldens op, wat netjes werd aangetekend in het scheepssoldijboek, om na afloop van de reis te worden uitgekeerd aan de erfgenamen van Siewerdts. Maar daarvan werden wel eerst de kosten van het saluutschot (zes guldens) afgetrokken.

Een tent tegen de zon

De verkoop van de eigendommen van Roelof Sieverdts aan de bemanning.
De verkoop van de eigendommen van Roelof Sieverdts aan de bemanning.
Een slavenschip maakte door middel van een kanonschot aan de kustbewoners duidelijk dat het op handel wachtte. Slavenhandelaars op het vasteland, die hun ‘buit’ al binnen hadden, hoorden het schot en kwamen dan – met slaaf of slaven, en vers water waar immers altijd behoefte aan was – met hun kano’s langszij. De onderhandelingen begonnen en bij succes werd de slaaf aan boord gehesen.

Sinds d’ Eenigheid op 9 december zijn eerste slaaf gekocht had, waren er op die manier nog vijf anderen gebracht, drie mannen, twee vrouwen en een jongen. Op 24 december kwamen daar een manslaaf en een meid bij. Er waren nu vier mannen, twee vrouwen, een jongen en een meisje aan boord. Leeftijden zijn niet bekend, maar de leeftijdsgrens in de literatuur is dertien; daaronder was sprake van een ‘kind’.

Dankzij de uitstekende boekhouding aan boord van d’ Eenigheid is nauwkeurig bewaard gebleven wat zo’n slaaf kostte. De slaaf van 9 december bijvoorbeeld ging van de hand voor onder andere vijf geweren met bijbehorend buskruit, jenever, messen, tabak, likeur, textiel, zestien koperen ketels en ander keukengerei, totaal voor 115 guldens (op de website verantwoord als ‘scheepshandel’). Op d’ Eenigheid werd de ingescheepte ruilhandel – inclusief kralen en kettinkjes – nauwkeurig aangetekend.

Een luik voor de frisse lucht

Op het schip was voor de slaven een speciale ruimte gereserveerd. Dat het daar benauwd was en dat de MCC een beschaafde maatschappij was blijkt wel uit de activiteiten van de timmerman, die op 18 december op het achterdek een houten bouwwerk vervaardigde, met bovenin een luik voor de frisse lucht. De vrouwen en kinderen konden zich er vrij bewegen; de mannen mochten op het kuildek (het geschutsdek) enigszins de ledematen strekken.

Volgens het Zeeuws Archief, de eenentwintigste-eeuwse webmaster van de site van het slavenschip, werden alle slaven ’s avonds en ’s nachts opgesloten op het tussendek; ook hier de mannen gescheiden van de vrouwen. De mannen werden opgesloten onder het kuildek, de vrouwen in het achterschip.

Hoeveel slaven er moesten worden verzameld is niet bekend. Volgens het Zeeuws Archief wijst de ‘cargazoenlijst’ van goederen die voor de ruilhandel bestemd waren op een lading van ongeveer 300 slaven. Voorlopig zou d’ Eenigheid nog wel voor de Afrikaanse kusten moeten patrouilleren.

Meer weten:
Volg de reis van d’ Eenigheid. De website geeft elke dag ‘actuele’ informatie (uit 1761-63) en veel achtergrond.
Zet tijdmachine op 1761 en reis mee met slavenschip (Historiek.net, 7 oktober 2013)
Slavenschip d’Eenigheid kocht (in 1761) eerste slaaf (Historiek.net, 10 december 2013)

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×