Volk zoekt vorst – Een Albanese zoektocht

4 minuten leestijd
Vlag van het vorstendom Albanië Wied
Vlag van het vorstendom Albanië Wied

Thema van de Maand van de Geschiedenis van 2013 was Vorst & Volk. Nu is het voor een buitenstaander doorgaans erg moeilijk om vorst van een volk te worden. Een van de laatste kansen was in 1913. Toen moest er een staatshoofd worden gezocht voor de nieuwe staat Albanië. En in die tijd waren de meeste Europese staatshoofden van blauw bloed. Het was dan ook vanzelfsprekend dat Albanië een vorst moest krijgen. Maar naar welke edelman zou die prestigieuze positie gaan?

In november 1912 riepen nationalistische Albanese politici de onafhankelijkheid van Albanië uit. Tot dan was het land een provincie van het Osmaanse Rijk geweest. De zes Europese grootmachten, waaronder Italië en Oostenrijk-Hongarije, erkenden het nieuwe land, maar zij zouden gaan bepalen wie de nieuwe vorst van Albanië werd. Daarbij werd vooral naar buitenlandse kandidaten gekeken. Het idee was dat een buitenlander boven de Albanese partijen kon staan en een bindende factor zou vormen tussen de verschillende stammen, clans en diverse soorten christenen en moslims, die samen van Albanië een anarchistisch staatje maakten.

De voorlopige regering van Albanië was zelf ook voorstander van een buitenlandse vorst. Sterker nog, zij had een grote voorkeur voor een vorst van Europese afkomst. Dit omdat zij, aldus de minister van Buitenlandse Zaken, het oriëntaalse Albanië meer Europees wilde maken en daarom een vorst zocht ‘met een hoed en niet met een fez op zijn hoofd’. Het was verder belangrijk dat de nieuwe vorst veel geld mee zou nemen, want er moest veel worden geïnvesteerd in de opbouw van het land. Maar verder werd de Albanezen niets gevraagd en was het afwachten welke hoedendrager het worden ging.

De kandidaten

Prins Ferdinand hertog van Montpensier
Prins Ferdinand hertog van Montpensier
Er was veel belangstelling voor de vacature. Het kwam niet vaak voor dat een edelman de kans kreeg zo makkelijk een eigen koninkrijk te verwerven. Toch verliep de zoektocht niet zonder problemen. Een keur aan hooggeboren persoonlijkheden bedankte voor de eer. Onder hen waren de Britse prins Arthur hertog van Connaught (de derde zoon van koningin Victoria), de Italiaanse prins Vittorio graaf van Turijn en de Duitse prins Moritz zu Schaumburg-Lippe. Anderen vielen af vanwege bezwaren van de ene of de andere grootmacht of omdat ze te obscuur waren zoals de Italiaanse edelman Giovanni V Castriota markies di Auletta of de Roemeen Albert Ghika.

De schatrijke Franse prins Ferdinand hertog van Montpensier, een telg uit het in 1848 afgedankte Franse koningshuis Bourbon-Orléans, probeerde het koningschap te kopen. Hij werd echter door niemand serieus genomen. Een andere Fransman die voor zichzelf in Albanië een mooie rol zag weggelegd, was Roland Bonaparte, kleinzoon van een jongere broer van Napoleon. Roland was geograaf en in Nederland bekend als auteur van het werk Les habitants de Suriname, dat in 1884 verscheen. Helaas voor hem toonde geen van de grootmachten zich bereid zijn kandidatuur te steunen. Ook andere Bonapartes vielen af, zoals de met een Belgische prinses gehuwde Victor Bonaparte.

Koning Fuad I van Egypte en Soedan
Koning Fuad I van Egypte en Soedan
De Hongaarse edelman en Albaniëkenner Franz Nopcsa sloeg de zoektocht met verwondering gade. Uit angst dat de troon naar een schertsfiguur zou gaan, besloot de baron zichzelf met frisse tegenzin kandidaat te stellen. Hij was zich er goed van bewust dat hij zich daarmee enigszins belachelijk kon maken. In zijn memoires schreef de homoseksuele edelman cynisch:

‘Eens een regerend Europees vorst, zal ik makkelijk aan de noodzakelijke financiën komen door een, mij anders zeer tegenstaand, huwelijk met een naar een vorstelijke titel verlangende, rijke Amerikaanse erfgename.’

De door Italië, de Duitse keizer en het Osmaanse Rijk gesteunde prins Ahmed Fuad van Egypte, door wiens aderen Albanees bloed stroomde, werd het ook niet. Achteraf gezien zal hem dat niet slecht zijn uitgekomen, want in 1917 zou hij zijn oudere broer opvolgen en koning Fuad I van Egypte en Soedan worden. En zo waren er meer ‘hoogheden’ die heel even of ietsje langer in beeld kwamen als mogelijke vorst van Albanië. Na allerlei gesteggel en achterkamertjespolitiek viel in november 1913 de keuze van de grootmachten verrassend en schijnbaar als uit het niets op de volstrekt onbekende Duits-Nederlandse prins Wilhelm zu Wied.

Zes maanden

Wilhelm zu Wied
Wilhelm zu Wied
Wied was de tweede zoon van prins Wilhem zu Wied senior en prinses Marie der Nederlanden, een dochter van prins Frederik, de jongere broer van koning Willem II. Hij was voor de positie van vorst van Albanië voorgedragen door zijn tante koningin Elisabeth van Roemenië. Zelf had Wied er niet veel zin in, maar zijn tante en ambitieuze echtgenote drongen aan tot hij de troon accepteerde.

Op 7 maart 1914 arriveerde Wied per schip in Durrës, de hoofdstad van zijn nieuwe land. Daar betrok hij een statig huis dat vlak aan het blauwe water van de Adriatische Zee lag. Hij begon direct met het samenstellen van een regering, waarin de belangrijkste ministerspost was weggelegd voor de lokale krijgsheer Essad pasja. Deze controleerde Centraal-Albanië, maar vormde niet de enige uitdaging. In het zuiden hielden de Grieken een strook land bezet die zij als Grieks beschouwden. Daarnaast waren er Albanese moslims van de meer orthodoxe soort die zo hun twijfels hadden over hun christelijke vorst en zijn ongesluierde vrouw.

Het jonge Albanië was niet alleen intern verdeeld, maar werd ook omringd door vijandige buurlanden. Montenegro, Servië en Griekenland wilden het landje het liefst onderling opdelen. En ook het nabij gelegen Italië had vermoedelijk annexatieplannen. Eigenlijk was naast het Albanese volk vooral Oostenrijk-Hongarije een voorstander van zelfstandigheid, omdat het zo Servië bij de zeekust vandaan kon houden.

Lang zou Wied echter niet op de troon van Albanië zitten. Door een combinatie van persoonlijke slapheid, intriges van krijgsheer Essad, de Griekse bezetting van het zuiden en een opstand van door het buitenland opgestookte moslimfundamentalisten, kwam de vorst volledig klem te zitten. Na een maandenlange belegering van Durrës door opstandelingen was Wied niet meer dan een soort burgemeester. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte de zaken er niet makkelijker op. Omdat hij geen grip op het land kreeg, besloot Wilhelm zu Wied op 3 september 1914, zes maanden na zijn aankomst, Albanië weer te verlaten. Hij was veel geld lichter, maar een ervaring rijker.

Dat Wied gedurende zijn kortdurende bewind werd geholpen door een groep Nederlandse militairen onder leiding van generaal-majoor Willem de Veer en majoor Lodewijk Thomson, heeft hem niet kunnen behoeden voor een afgang. Maar daarover later meer.

Over de prins zu Wied, zijn Nederlandse wortels en zijn poging vorst van de Albanezen te worden, kunt u meer lezen in het boek ‘Vechtmissie. Nederlandse militairen in Albanië 1913-1914’.

Edwin Ruis MA is historicus. Hij geeft regelmatig wandellezingen in Rotterdam en Den Haag rond thema’s als spionage en oorlog, zoals de Rotterdam WO1 Spionagewandeling. Zie zijn eigen website www.voetspoorthemawandelingen.nl. Twitter/X: @E_Ruis

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×