Het is een bescheiden en aandoenlijke plaquette op een eenvoudige steen in Ivano Frankivsk, bij de de basis van het Oekraiense luchtmachtonderdeel ‘114 Tactical Avation Brigade’: ‘Voor de onoverwinlijke neskorenim’; half in het Nederlands – het laatste woord Oekraiens; iemand heeft daar heel erg zijn best op gedaan. Het prijkt er sinds 1994, toen het herdenkingsmonument werd geplaatst ter nagedachtenis aan hen die hier tussen 1942 en 1944 gevangen werden gehouden, in het krijgsgevangenkamp Stalag 371, toen in Stanislau in Polen. Soms komt er wel eens iemand.
De verse bloemen werden er eind maart 2012 gelegd, toen een Nederlandse delegatie met familie van nabestaanden en geïnteresseerde (amateur)historici er eind maart 2012 een korte, roerende plechtigheid had gehouden, waarbij ook de honorair consul voor Nederland in L’viv (het vroegere Lemberg) en de burgemeester van Ivano Frankivsk aanwezig waren. Er werden kransen gelegd namens het Koninkrijk der Nederlanden, de gemeente Ivano Frankivsk en de Oekraïnse krijgsmacht. Na het spelen van het Wilhelmus en het Oekraïense volkslied werd een minuut stilte in acht genomen.
Kamp Stanislau, ook bekend als bekend als Stalag 371 (Stammlager für kriegsgefangene Offiziere), bevond zich (grenzen veranderen in die regio) op een terrein van een oude cavalerie-kazerne die nog in Oostenrijk-Hongarije dienst had gedaan. Sinds de Duits-Russische overval op Polen in 1939 lag Stanislau in het Generalgouvernement, in Galicië en nu in Oblast Ivano-Frankivsk, in de westhoek van Oekraine, niet ver van Polen en Hongarije. Het was een groot stenen gebouw met muren van een halve meter dik, op een groot terrein dat omgeven was met een hoog hek van prikkeldraad, een looppad voor Duitse schildwachten en een bijna vijf meter hoge muur. Op de hoeken stonden wachttorens met mitrailleurs.
Duitse overval
Na de capitulatie in 1940 moesten de Nederlandse officieren een ‘Eerewoordverklaring’ tekenen, waarin ze beloofden dat zij aan geen enkel front direct of indirect zouden deelnemen aan de strijd tegen de bezetter en dat zij geen enkele handeling zouden begaan of verzuim plegen waardoor de bezetter schade zou kunnen lijden. De 69 militairen die niet tekenden werden krijgsgevangen genomen en kwamen in Colditz terecht; de rest mocht naar huis, maar moest zich wel regelmatig melden.
Zoals op 15 mei 1942. Toen werden de officieren op ‘groot verlof’ door de bezetter ‘ter controle’ bijeen geroepen in de legerplaatsen Assen, Ede, Bussum, Breda en Roermond. In totaal meldden zich ongeveer 2.700 militairen. Sommigen namen hun vrouw of vriendin mee, die buiten bleven wachten.
Ze werden er onverhoeds weer in krijgsgevangenschap genomen. Als reactie op ‘verzetswerk’ van Nederlandse militairen had Adolf Hitler opdracht gegeven tot hun deportatie naar krijgsgevangenkampen in Duitsland. Na een verblijf in Langwasser in Duitsland werd de reis op 1 en 2 augustus in volgepropte personenwagons en gesloten goederenwagons met prikkeldraad voor de ramen voortgezet met onbekende bestemming. Na een week kwamen ze aan in Stanislau, in zuidoost Polen.
Het gezelschap werd in maart 1943 nog aangevuld met een grote groep reserve-officieren die zich vóór de meidagen van 1940 voor de beroepsdienst hadden opgegeven en later ook nog met officieren die vanuit Colditz naar Stanislau werden overgeplaatst. Vier Nederlandse militairen vonden er hun laatste rustplaats (scroll omlaag). Toen in januari 1944 de Russen naderden volgde overplaatsing van de hele groep, inclusief personeel, naar Neubrandenburg, boven Berlijn.
Verveling
Afgezien van de aandacht voor enkele spectaculaire ontsnappingen (Colditz!) vormt de krijgsgevangenschap van Nederlandse officieren een vergeten hoofdstuk in de Nederlandse oorlogsgeschiedenis. Ze hebben dan ook, in vergelijking met vrijwel iedereen, eigenlijk ‘niets’ meegemaakt. Dat was precies de bedoeling: de Duitsers ‘elimineerden’ zo een grote groep potentiële verzetsstrijders. Ze waren ‘kaltgestellt’.
Hun lot stond in geen enkele verhouding tot dat van de miljoenen slachtoffers van de vernietigingskampen tijdens het Nazi-regime. Ze zaten ‘veilig’ opgesloten, min of meer onder bescherming van de Conventie van Genève, en waren verzekerd van verzorging, totdat ook in Duitsland de grote schaarste toesloeg. Ze waren onoverwinnelijk en onbedwongen, maar ze verveelden zich dood. Zelfs nadat ze werden bevrijd door de Russen, en het voor de meesten nog weken duurde voordat ze terug naar huis konden. En na de oorlog wilden ze meestal nauwelijks meer praten over die vernederende periode.
Groeiende belangstelling
Intussen zijn vrijwel alle krijgsgevangenen overleden. Toch is er een groeiende belangstelling voor hun lot, mede door de opkomst van internet. Zo ontdekte Jan de Waal documenten van zijn overleden vader en begon de website Stanislau 1942-1945, waar zich steeds meer lotgenoten meldden. Intussen biedt de steeds verder uitbreidende site links naar tientallen andere plaatsen op internet waar talrijke details te vinden zijn over de krijgsgevangenkampen. Het is een kerstboom van documentatie met soms zeer verrassende vondsten.
In de loop van de tijd zal die informatie verhuizen naar een nieuwe site, Krijgsgevangen.nl, van Johan van Hoppe, luitenant-kolonel bij de Koninklijke Landmacht. Hij wil daar ‘de geschiedenis van alle Nederlandse officieren in krijgsgevangenschap’ onder de aandacht brengen.
Bruidegom achter prikkeldraad omvat de complete correspondentie tussen 2e luitenant Henk de Pater in Stanislau en Neubrandenburg met zijn ouders en zijn kersverse bruid, waarmee hij enkele dagen voor zijn vertrek in het huwelijk trad. De brieven zijn aangevuld met uitgebreide documentatie.