In 2015 bestond de Vrije Universiteit 135 jaar. Ter gelegenheid hiervan is onder redactie van universiteitshistoricus dr. Ab Flipse een mooie bundel verschenen, getiteld Verder kijken (VU University Press, 2016), met daarin zesentwintig portretten van prominente mannen en vrouwen die aan de VU verbonden waren of zich voor deze universiteit hebben ingezet. Interessant is, onder meer, dat de klapschaats op de Vrije Universiteit ontwikkeld werd. Sven Kramer en vele andere schaatsers zijn de VU daarmee schatplichtig.
De bundel haalt vooral VU’ers naar voren die zich maatschappelijk relevant gemaakt hebben en betrokkenheid toonden richting de samenleving. Een keur aan eminente personen komt aan bod. Natuurlijk opent het boek met VU-talisman Abraham Kuyper (1837-1920), de ‘klokkenist der kleine luyden’, een van de voornaamste grondleggers van de Vrije Universiteit. Ook Willem Hovy (1840-1915), de schatrijke biermagnaat die financieel garant stond voor een kwart van het startkapitaal van de VU, ontbreekt uiteraard niet.
Andere vooraanstaande mannen en vrouwen die behandeld worden zijn onder meer ARP-politicus Hendrikus Colijn (1869-1944), verzetsvrouw Gezina van der Molen (1892-1978), filosoof Herman Dooyeweerd (1894-1977), rechtsgeleerde Fenna Diemer-Lindeboom (1912-2004) en bioloog Jan Lever (1922-2010). Van deze en meer interessante persoonlijkheden licht ik er in deze bespreking twee uit die vanwege hun vinding’ wellicht een belletje doen rinkelen: de VU-busjes van Sibbeltje Verdam-Okma (1884-1970) en de klapschaats van bewegingswetenschapper Gerrit Jan van Ingen Schenau (1944-1998).
De VU-busjes
Decennialang heeft er in veel gereformeerde huishoudens een zogenoemd VU-busje gestaan. Zowel dames van stand als gewone huisvrouwen stopten een deel van hun huishoudgeld in dit potje, om zo te sparen voor de Vrije Universiteit. De laatste variant, een groen busje, is het bekendst en heeft welhaast een iconische status gekregen. Hiervan is in recente jaren ook een replica geproduceerd die studenten van de Vrije Universiteit cadeau krijgen als ze afstuderen. Martha Visscher-Houweling, schrijft over dit VU-busje:
“Hoewel het uiterlijk veranderde, was er één constante; op alle busjes prijkte het portret van de oprichter van de Vrije Universiteit, Abraham Kuijper. Maar al was Kuyper het gezicht van de VU-busjes, de vrouw erachter was mevrouw Verdam-Okma.” (60)
Sibbeltje Okma werd geboren in 1884 in Jutrijp, een Fries gehucht iets onder de rook van Sneek. Haar familie was sterk betrokken bij de gereformeerde zaak: haar vader Ruud Okma was lid van de Provinciale Staten van Friesland en namens de Antirevolutionaire Partij lid van de Tweede Kamer geweest. Sibbeltjes man, Jan Verdam, was net als zijn schoonvader politiek actief en een gereformeerde kartrekker. Vermoedelijk legde hij de kiem voor Sibbeltjes idee om vrouwen geld in te laten zamelen – de actie werd ‘Vrouwen VU-hulp’ gedoopt, gecombineerd met een VU-busje – voor de Vrije Universiteit.
De eerste initiatieven van Verdam-Okma leverden een behoorlijk bedrag op, toen Sibbeltje eigenhandig een particuliere inzamelingsactie onder vrouwen hield en de Vrije Universiteit in 1930, bij het vijftigjarig jubileum, 8000 gulden kon overhandigen. Dit leidde tot een groter plan, ‘VU-Hulp 1937’, dat als doelstelling had om tussen 1932 en 1937 geld te laten inzamelen door vrouwen, om de universiteit te steunen. In oktober 1937 bleek de actie 311.789 gulden te hebben opgeleverd.
Vanwege het succes werd de actie met de VU-busjes in de decennia erop gecontinueerd, met als hoogtepunt 1966. In dat jaar werden er 115.214 spaarsters geregistreerd. Daarna zette een daling in, waarna de actie in de jaren 1970 doodbloedde.
Video: De ondergang van het VU-busje
De klapschaats
In 1973 trad Gerrit Jan van Ingen Schenau aan op de VU aan de Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding, waar hij biomechanisch onderzoek deed. In 1992 werd hij hoogleraar Biomechanica.
Eind jaren zeventig kwam een student bij Gerrit Jan met het voorstel onderzoek te doen naar de biomechanica achter de schaatsbeweging. Gerrit Jan was zelf een fervent schaatser, bezig met het onderzoek A power balance applied to speedskating (waarop hij in 1981 zou promoveren) en was meteen enthousiast. Van Ingen Schenau bleef na zijn promotie gefascineerd door de techniek achter het snelschaatsen. In 1983 onderzocht hij via camerabeelden op het wereldkampioenschap schaatsen voor vrouwen hoe het kon dat Oost-Duitse dames zo snel waren op de ijsbaan en (bijna) alles wonnen:
“Bij thuiskomst had hij snel eerst alle beelden van de Nederlandse dames geanalyseerd en aan de hand van die gegevens vertelde hij [tijdens een college aan de VU] op aanstekelijke wijze dat er iets niet klopte in hun schaatstechniek. Het viel hem op dat de schaatssters het contact met het ijs verloren nog voordat de knie volledig gestrekt was. De schaatsslag werd afgemaakt in de lucht. Hij vermoedde dat dit wel eens de verklaring kon zijn van het verschil in prestatie. Het enige dat hij nog hoefde te doen was de beelden van de Duitse dames analyseren. Bij het volgende college, een week later, was er van het enthousiasme niets meer over. Hij begreep het niet: de Duitse dames lieten hetzelfde fenomeen zien.” (222)
Tijdens een vrijdagmiddagborrel op de Vrije Universiteit in 1985, viel alles op zijn plaats en werd de klapschaats geboren. Gerrit sprak met de instrumentmakers Hans Meesters en Wim Scheurs over de kans dat er binnenkort weer geschaatst kon worden, maar dat dat wel weer spierpijn in de scheenbeenspier zou betekenen:
“Gerrit Jan speculeerde dat een schaatsschoen met een losse hak en scharnierend ijzer een oplossing kon zijn, want dan hoefde de gewenste krachtige enkelstrekking niet onderdrukt te worden. Voor instrumentmakers is zo’n ingreep een klein kunstje. De klapschaats was geboren.” (223)
Het zou tot midden jaren 1990 duren voordat topschaatsers zich waagden aan het nieuwe fenomeen. De echte doorbraak van de klapschaats kwam in 1997, toen Tonny de Jong op het Europees Kampioenschap schaatsen goud haalde en de hegemonie van Gunda Niemann doorbrak. Vanaf toen wilde iedereen klapschaatsen en werd het ene na het andere wereldrecord doorbroken.
Compilatie: Het succes van de klapschaats
Brug naar samenleving
Tot slot iets over de samenstelling en rechtvaardiging van deze inhoudelijk mooie bundel. Een klein gemis is dat Flipse in de inleiding niet echt duidelijk maakt wat de selectiecriteria zijn waarmee gekozen is voor de te behandelen VU-coryfeeën. Een precieze definitie van wat Flipse onder ‘samenleving’ verstaat, was daarbij wenselijk geweest. Er zit namelijk veel spanning in de constatering dat de Vrije Universiteit soeverein wilde zijn in eigen kring, een antithetisch karakter had en zich in de beginfase vooral concentreerde op theologie, én de constatering dat zij ook de samenleving wilde dienen. Juist de oprichting van eigen organisaties als de Vrije Universiteit en de Antirevolutionaire Partij, bood de gereformeerden immers de gelegenheid om zich binnen hun eigen zuil terug te trekken? Over dit spanningsveld in het neocalvinistische wereldbeeld en denken zijn boeken vol geschreven. Mijns inziens had Flipse in de inleiding beschouwender op dit thema mogen ingaan.
Een aantal personen die je – juist als je schrijft over de aansluiting van een universiteit op de bredere Nederlandse samenleving – in dit boek zou verwachten, komen er niet in voor. Ik denk bijvoorbeeld aan rechtsgeleerde Herman Bianchi (1924-2015), historicus Arie Th. van Deursen (1931-2011) of de theoloog Harry Kuitert (1924-heden). Juist deze VU-hoogleraren legden een brug tussen de VU en de daaraan gerelateerde gereformeerde wereld enerzijds, en de samenleving anderzijds. Ze konden dit ook, omdat Nederland na de Tweede Wereldoorlog veranderde, opener werd en de ‘zuilen’ barsten vertoonden om uiteindelijk uit elkaar te vallen. Bianchi’s progressieve rechtsideeën – hij ageerde tegen opsluiting en voerde een pleidooi voor verzoening tussen dader en slachtoffer -, vinden sinds enkele decennia steeds meer aansluiting bij het mainstream denken over recht en criminaliteit. De boeken van de orthodox-gereformeerde Van Deursen over het zeventiende-eeuwse Nederland vinden goede aftrek in alle Nederlandse boekhandels. En het was in belangrijke mate Kuitert wiens theologie dat ‘alle spreken over boven van beneden komt’, ervoor zorgde dat de Gereformeerde Kerken in Nederland een steeds minder antithetische plek in de samenleving kregen en uiteindelijk ook veel leden verloren.
Boek: Verder kijken – 135 jaar Vrije Universiteit in de samenleving – 26 portretten
Zie ook: www.geheugenvandevu.nl