Walter Alva wordt beschouwd als één van de meest toonaangevende Latijns-Amerikaanse archeologen van de twintigste eeuw vanwege zijn kennis van de Moche-cultuur, een beschaving die grosso modo tussen de eerste en achtste eeuw van onze jaartelling over de noordkust van het huidige Peru heerste. In 1987 verkreeg Alva grote faam door de ontdekking van een vrijwel intacte graftombe toegeschreven aan de “Heer van Sipán”. Het verhaal:
Alva’s jonge jaren en opleiding
Walter Alva werd op 28 juni 1951 binnen een vrij welstellend gezin geboren in Cajamarca, de hoofdstad van de gelijknamige provincie en regio in het noorden van Peru. Reeds op jonge leeftijd toonde hij grote interesse voor de rijke geschiedenis van zijn land. Het verwonderde dan ook niemand toen hij zich na de middelbare school inschreef aan de universiteit van Trujillo om er archeologie te gaan studeren, een studie die hij “cum laude” afmaakte. Na enkele jaren als medewerker werkzaam geweest te zijn werd Alva in 1977 benoemd tot directeur van het “Museo Arqueologico Nacional Hans Brüning” in Lambayeque, een post die hij bekleedde tot 2002 en die hem tegelijkertijd toeliet zich te verdiepen in de precolumbiaanse Moche-cultuur. Vooral de vraag hoe het kon dat een bloeiende, welvarende agrarische samenleving die grote steden, vernuftige irrigatiesystemen en imposante tempelcomplexen had gebouwd plots ophield te bestaan intrigeerde hem.
Een tipje van de sluier gelicht?
Volgens Alva was de teloorgang van de Moche-cultuur te wijten aan langdurige droogtes gevolgd door opeenvolgende periodes van hevige regenval veroorzaakt door El Niῆo, een natuurverschijnsel waarbij temperatuurschommelingen in de oceaanstromingen aan de westkust van Zuid-Amerika periodiek voor felle stortregens en overstromingen zorgen. Waarschijnlijk waren het deze opeenvolgende natuurrampen die de Moche deden besluiten hun steden te verlaten en zich over de rest van het land te verspreiden. Andere wetenschappers geloven dan weer dat de ondergang van de Moche gezocht moet worden in hun rituele gebruiken waarbij priesters systematisch de jonge en sterke mannen van de gemeenschap offerden aan de goden, hetgeen uiteindelijk geleid zou hebben tot een totale maatschappelijke ontwrichting.
Een archeologische vondst van formaat
Begin 1987 werd in Sipán, een plaats in de provincie Chiclayo, door Walter Alva en zijn team van archeologen een vrijwel ongeschonden grafkamer uit de Moche-periode blootgelegd. Het graf dat dateerde uit de derde eeuw behoorde ontegensprekelijk toe aan een belangrijke dignitaris of mogelijk zelfs aan een lid van de koninklijke kaste. In de grafkamer ontdekte Alva een meer dan twee meter lange met koperen platen beslagen houten kist waarin de gemummificeerde overblijfselen lagen van een man die algauw door de internationale pers de bijnaam kreeg aangemeten van de “Heer van Sipán”. Dat de graftombe wel degelijk die van een hooggeplaatste persoon was werd bevestigd door de vele rijk versierde grafgiften die er door de archeologen werden gevonden.
Verder onderzoek wees uit dat het om een man ging die bij zijn overlijden tussen de dertig en veertig jaar oud moet geweest zijn, hetgeen in die tijd al een behoorlijke leeftijd was. Voorts werden in een zijkamer van de graftombe de stoffelijke resten aangetroffen van onder andere drie jonge vrouwen en twee mannen. Afgaande op de ligging en staat van de botten wordt aangenomen dat het om dienaars ging die mee levend waren begraven om de “Heer van Sipán” ook na zijn dood te blijven dienen.
En ook nog…
Onder impuls van Alva opende eind 2002 in Lambayeque het gloednieuwe “Museo de Tumbas Reales de Sipán” haar deuren. Het museum dat de rijke Moche cultuur onder de aandacht van de bezoeker wil brengen, herbergt naast de talrijke grafvondsten ook een interessante collectie van meer dan vierhonderd gouden en zilveren voorwerpen die in de grafkamer en in de omgeving van Sipán werden gevonden. De al grote collectie van het museum werd in 2007 nog verder aangevuld toen Alva met de financiële steun van het productiehuis van de Spaanse filmregisseur Pedro Aldomovar tijdens bijkomende opgravingen in Sipán een tweede grafkamer ontdekte. Deze nieuwe vondst deed Walter Alva besluiten dat het gebied rond Sipán gedurende een bepaalde periode wel eens het machtscentrum zou kunnen geweest zijn van de Moche beschaving.