OPINIESinds de opkomst en ondergang van de LPF in 2002-2003 lijkt in Nederland een gat op rechts te bestaan. De oudere centrumrechtse partijen lijken dit niet langer te vullen, terwijl nieuw opgerichte partijen, zoals EenNL in 2006 of VNL in 2017, geen zetels kregen. De PVV van Geert Wilders domineerde dit segment een decennium. De verkiezingsuitslag van 2017 suggereerde dat deze partij tegen de houdbaarheidsdatum aan begint te lopen. Het rechts zwevende electoraat lijkt nu de hoop te vestigen op Forum voor Democratie.
Pim Fortuyn
Ondanks de overeenkomsten lijkt er één praktisch verschil te zijn tussen FvD-voorman Thierry Baudet en LPF-leider Pim Fortuyn. Baudet lijkt najaar 2017 zijn pijlen vooral gericht te hebben op de VVD, getuige een actie om ontevreden VVD-leden te doen overstappen naar FvD. Fortuyn koos juist voor samenwerking met CDA en VVD. Voordat hij de LPF oprichtte, was hij lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam. Die partij werd bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 de grootste in de Rotterdamse gemeenteraad. De partij had voldoende zetels om vier van de zeven wethoudersposten op te kunnen eisen. In plaats daarvan claimden ze er drie, zodat coalitiepartners VVD en CDA ieder twee wethouders kregen. Dit zou samenwerking makkelijker maken.
Hans Wiegel
In de jaren zeventig was VVD-leider Hans Wiegel de jonge rechtse politicus. Hij meende dat een grote groep kiezers zich niet herkende in de progressieve maatschappelijke omwenteling van eind jaren zestig. Arbeiders waren behoudender dan links aannam. Bovendien was de PvdA zich, sinds de interne machtsgreep van Nieuw Links, meer op hoger opgeleiden gaan richten. De arbeiders raakten vervreemd van de partij. Wiegel koos ervoor zijn boodschap te verwoorden in taal die arbeiders begrepen. Zo hoopte hij de basis van zijn partij te verbreden, die daarvoor vooral voor ‘zindelijke burgerheren’ was. Critici, ook binnen de VVD, vonden dit ‘populistisch’.
In die jaren was de Nederlandse politiek sterk gepolariseerd. Kiezers en politici dienden links of rechts te zijn, het midden deed er niet meer toe. Een lastige situatie voor de doorgaans centristische confessionele partijen. Bij veel intellectuelen was de verwachting echter dat confessionele partijen hun langste tijd hadden gehad. Door ontkerkelijking en ontzuiling hadden die immers hun bestaansrecht verloren.
Een bezoek van partijprominenten van de hervormde CHU aan hippies op de Dam in 1972 riep zoveel hoon op, dat de CHU zich blijvend rechts van het centrum positioneerde. De gereformeerde ARP en de rooms-katholieke KVP maakten zich echter sterk voor het milieu, ontwikkelingssamenwerking en vrede. Alleen abortus en euthanasie bleven zij afwijzen, voldoende voor linkse partijen om de confessionelen als conservatief te bestempelen en te bestrijden. Zelfs deelname van de twee partijen aan het kabinet-Den Uyl (1973-1977) veranderde dat niet.
Indien de confessionele partijen waren verdwenen en een twee-partijen-stelsel was ontstaan, zou de VVD vanzelf de grote rechtse partij zijn geworden. Wiegel koos er echter niet voor om de confessionelen te bestrijden.
Wiegel bekritiseerde als oppositieleider vooral het beleid van Den Uyl. En passant maakte hij daarmee de VVD acceptabel voor ARP- en KVP-kiezers die zich niet herkenden in de vooruitstrevende koers van hun partijen. Dit vergemakkelijkte de vorming van het kabinet-Van Agt/Wiegel (1977-1981).
N-VA
LPF en PVV zijn geen stabiele coalitiepartners gebleken, andere partijen haalden niet eens de Tweede Kamer. Wie hieruit concludeert dat rechts van christen-democratie en liberalisme geen partijvorming mogelijk is, moet naar Vlaanderen kijken.
Eind jaren negentig raakte de partij van de Vlaams-nationale beweging, de Volksunie, verdeeld over de te volgen koers. Sinds eind jaren zestig was het overwegend progressief geweest en partijvoorzitter Bert Anciaux wilde hieraan vasthouden. Een ander hoofdbestuurslid, Geert Bourgeois, wilde echter naar rechts. In 2001 werd een ledenraadpleging gehouden. De meerderheid koos voor Bourgeois. Hierop scheidden zich de wegen. De linkervleugel ging na wat omwegen op in de sociaal-democratische SP.A, waarvoor Anciaux tegenwoordig senator is. De rechtervleugel veranderde de partijnaam in Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA).
Anders dan bij LPF en PVV was voor hen het begin moeilijk. In 2003 behaalde de N-VA slechts één parlementszetel. Niet alle leden waren gelukkig toen de partij intensief ging samenwerken met de christen-democraten (het Vlaams Kartel). Het binnenhalen van Jean-Marie Dedecker bleek geen succes.
Met vallen en opstaan slaagde N-VA waar LPF en PVV faalden. Zeker, door ongenuanceerde uitspraken lokten – en lokken – partijprominenten regelmatig kritiek uit. Daar plaatsten ze een consequente partijlijn tegenover: economisch liberaal, cultureel conservatief. En ze toonden zich in gemeenten, de Vlaamse regering en sinds 2014 de federale regering bekwame bestuurders. Dit succes wordt veelal toegeschreven aan Bart De Wever, partijvoorzitter sinds 2004.
Net als Wiegel, Fortuyn en De Wever heeft Baudet een rechts-conservatieve uitstraling, doet hij het goed in de media en richt hij zich op kiezers die menen dat de andere partijen hen niet meer vertegenwoordigen. De andere partijleiders streefden echter naar samenwerking met andere rechtse partijen. Voor Wiegel was dit het CDA, voor Fortuyn en De Wever liberalen en christen-democraten. De gemeenschappelijke economische en sociale standpunten vormden hiervoor de basis.
Guy Verhofstadt
De partij waar FvD op deze punten het meest gemeen mee heeft, de VVD, wordt niet het hof gemaakt, maar neergezet als belichaming van het verfoeide bestaande partijstelsel. Deze strategie is niet die van Wiegel, Fortuyn of De Wever, maar die van Guy Verhofstadt in de periode 1988-1995. De Vlaamse liberalen zaten toen in de oppositie. Volgens Verhofstadt hielden christen-democraten en socialisten, via door hen gedomineerde maatschappelijke organisaties, de burgers buiten de politieke besluitvorming. Verhofstadt bepleitte daarom vernieuwing van het partijstelsel (waarbij vooral de christen-democratie, nu grote vijand in plaats van natuurlijke bondgenoot, moest verdwijnen) en directe democratie.
Ironisch genoeg werd Verhofstadt pas premier nadat hij in de tweede helft van de jaren negentig een meer verzoenende toon aansloeg richting andere partijen. Eenmaal premier zweeg hij over referenda en voerde hij een kiesdrempel van vijf procent in.
Sinds 2002 zoekt een deel van het Nederlandse electoraat een nieuwe Fortuyn. Misschien zijn die kiezers beter af met een Nederlandse De Wever?