De Watersnoodramp van 1953 is de grootste natuurramp in de Nederlandse naoorlogse geschiedenis. Wanneer na een zware noordwesterstorm de dijken bij Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant doorbreken komen meer dan 1800 mensen om het leven.
Zaterdagmiddag, 31 januari 1953 steekt er een stevige wind op. Het KNMI waarschuwt op de radio voor een tijdelijke zware storm, die kan leiden tot gevaarlijk hoog water.
Veel haalt de waarschuwing niet uit, want de meeste waterschappen zijn niet geabonneerd op de dienst voor stormwaarschuwingen en niet iedereen heeft een radio of telefoon. Omdat de storm langzaam uitgroeit tot een noordwesterstorm van windkracht tien (orkaankracht) raken steeds meer schepen op de Noordzee in nood. De verwachte eb blijft uit, het water staat even hoog als bij vloed. En dat terwijl niet alleen de vloed nog moet komen, het is ook springtij, waardoor het water tijdens de vloed nog hoger zal komen te staan. Het springtij wordt verwacht om vier uur ’s nachts.
Het gaat overigens om een zogenaamde ‘lage springtij’ en daarbij mag men eigenlijk nog van geluk spreken. Twee weken later zou sprake zijn geweest van hoge springvloed en zou het water nog 40 centimeter hoger gekomen.
Zaterdagavond worden op veel plaatsen dijkwachten ingesteld om de dijken in de gaten te houden. Langs de havens worden zogenaamde vloedplanken bevestigd, planken die half verrot blijken te zijn, maar die het hoge water tegen moeten houden.
Nadat de massa’s water van de vloed urenlang op de zwakke en vaak te lage buitendijken hebben gebeukt, gaat het mis. In Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden breken de dijken door.
De dijken breken door
Tussen vier en zes uur ’s nachts breken overal dijken door. Het water stroomt vervolgens zo snel de polders in dat in sommige dorpen binnen een half uur twee tot drie meter water staat. Automobilisten worden door de stroming meegenomen, voordat ze überhaupt de kans hebben om hun motor af te zetten. Veel families vluchten naar hun zolder, sommigen hangen urenlang aan hun dakgoot. Anderen worden gegrepen door het water en verdrinken. Zo’n 165.000 hectare loopt onder water.
Het wordt echter nog erger als op zondagmiddag 1 februari een tweede vloedgolf aankomt. Omdat de dijken al zijn gebroken komt het water hierdoor nog hoger te staan. Veel huizen die nog stonden na de eerste vloedgolf, storten alsnog in. De tweede vloedgolf maakt de meeste slachtoffers.
Het meest getroffen wordt de zuidzijde van Duiveland en Overflakkee, daar valt veertig procent van de slachtoffers. Op zondagavond berichten de media dat er 58 slachtoffers zijn gevallen. Maandag zijn dat er 394, vrijdag 1355. Het officiële dodental is vastgesteld op 1835. Als gevolg van de ramp verliezen 259 kinderen hun ouders.
Naast het aantal mensen dat slachtoffers wordt van de ramp, komen er 20.000 koeien, 2.000 paarden, 12.000 varkens, 3.000 schapen en geiten en tienduizenden kippen, ganzen, konijnen, honden en katten om. Met name veel paarden weten zich echter toch nog te redden. Ze zijn goed bestand tegen het koude water en velen kunnen zich in veiligheid brengen op een dijk. Enkelen van hen staan twaalf dagen in het water, zonder eten en drinken maar overleven de watersnoodramp toch.
De redding nabij
Na de verwoestende watermassa sluiten veel mensen zich op hun zolders op, zonder eten of drinken. Sommigen hangen in bomen. De storm gaat pas 3 februari liggen. Verschillende mensen ontpoppen zich na de ramp tot helden. Sommigen zwemmen met een touw om hun middel urenlang door het koude water om mensen te redden, anderen bouwen bruggen van wrakhout om hun dorpsgenoten te redden en iedereen met een boot zoekt naar overlevenden. De Doesburgse zeilvereniging redt bijvoorbeeld op één dag 266 mensen het leven. Ook amateur radiozenders spelen een belangrijke rol, doordat ze vanaf de rampplek contact houden met de hulpverleners, die daardoor beter hun werk kunnen doen. Er worden helikopters ingezet om mensen van daken te halen.
In het rampgebied is een enorm gebrek aan drinkwater. De dagen na de ramp wordt er veel voedsel en water gedropt. Militairen worden ingezet om de dode lichamen te bergen. Ook worden de talloze vermisten gezocht. Bovendien moeten de dijken, die voor zo’n tachtig procent zijn beschadigd, worden opgehoogd. Duizenden mensen verslepen zandzakken om een nieuwe overstroming te voorkomen.
Na de ramp worden 100.000 mensen geëvacueerd die huis en haard zijn verloren. De hele week blijven er vluchtelingen komen die met name in de grote steden worden opgevangen. Ze krijgen hulp en kleding en belanden veelal in een gastgezin, waarvoor veel gezinnen zich spontaan hebben aangemeld. Een jaar na de ramp zijn 5000 mensen nog niet teruggekeerd. Ook emigreren veel overlevenden van de watersnoodramp.
Schade
Naast het grote aantal slachtoffers is ook de materiële schade enorm. Van duizend kilometer dijk is 800 kilometer beschadigd. Zo’n achtduizend boerderijen en woningen zijn vernield en de landbouwgrond loopt door het zeezout grote schade op, waardoor veel akkers lange tijd niet meer gebruikt kunnen worden. Vooral de Zeeuwen hebben daardoor nog jaren last van de ramp.
Niet alleen Nederland wordt getroffen door de vloedgolf. Ook in Engeland, België, Duitsland, Denemarken en Frankrijk breken dijken door. In Engeland en België komen samen ook nog ruim 300 mensen om.
Omdat heel Nederland na de Watersnoodramp geld en spullen inzamelt voor de getroffenen heeft het Rode Kruis zelfs een overschot. Veel daarvan gaat naar de Derde Wereld. Veel ondergelopen gemeentes worden ‘geadopteerd’ door andere Nederlandse gemeenten, die ze geld en bijvoorbeeld vee schenken.
Hoe houden we het water tegen?
De strijd tegen het water wordt al langere tijd uitgevochten. Tijdens de middeleeuwen, in 1404 en 1421 vinden twee grote overstromingen plaats, de eerste en tweede Elisabethsvloed. Die tweede in 1421 kost naar schatting 10.000 mensen het leven. In de eeuwen daarna vinden er ook regelmatig overstromingen plaats.
Dat de dijken bij Zeeland en Zuid-Holland niet stevig genoeg waren, was al voor de Tweede Wereldoorlog bekend. Door die oorlog en de wederopbouw daarna, kon men echter moeilijk geld vrijmaken voor het ophogen van de dijken. Bovendien leek de noodzaak niet zo groot, aangezien er al langere tijd geen grote overstromingen waren geweest.
Sporen van de Watersnoodramp
Nog steeds zijn in Zeeland en omgeving diverse sporen te vinden van de watersnoodramp. Veel oude huizen zijn ernstig aangetast door het zoute water en brokstukken die werden meegenomen door de stormvloed zijn nog her en der te vinden. Ook staan er veel monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de watersnoodramp. In 1953, toen er nog maar tien miljoen mensen in Nederland woonden, was het een ramp van ongekende omvang.
In 2009 kwam het boek 1953 uit van acteur en filmmaker Rik Launspach, die later werd verfilmd onder de titel De Storm. De film staat geheel in het teken van de Watersnoodramp.
Boek: Atlas van de watersnood 1953 – Waar de dijken braken