Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664), stadhouder van Friesland, heeft iets van de eeuwige pechvogel. Zijn biograaf Luuc Kooijmans omschrijft hem in de eerste alinea van zijn biografie in een paar rake zinnen:
‘Willem Frederik, geboren in 1613, midden in de Tachtigjarige Oorlog, staat niet te boek als parel van de Nassau-dynastie. Volgens de overlevering was hij degene die stadhouder Willem II ophitste Amsterdam te bezetten, om vervolgens zelf te falen bij die actie. Daarna wist hij niet te profiteren van de grote problemen waarin Johan de Witt was geraakt door de eerste zeeoorlog met Engeland. Vernederd als veldheer en mislukt als tegenspeler van De Witt is hij als schlemiel de geschiedenis ingegaan1‘.
Wat eveneens niet bijgedragen zal hebben aan een positief beeld van Willem Frederik is de publicatie van zijn dagboeken, waarin de Friese stadhouder zich zeer openhartig uitlaat over alles dat hem bezighoudt2. Zijn eerlijkheid, vooral op het gebied van dagelijkse bezigheden, gezondheid en seks, is zeldzaam voor zeventiende-eeuwse getuigenissen en maakt zijn imago kwetsbaarder dan dat van veel van zijn tijdgenoten, van wie dit soort verslagen niet zijn overgeleverd.
Uit zijn dagboeken weten we dat Willem Frederik voortdurend probeerde in het gevlei bij het Huis Oranje-Nassau te komen, enerzijds om via een huwelijk de banden aan te halen en anderzijds om zijn positie in de Republiek veilig te stellen. Prins Frederik Hendrik werd door hem ‘den Baes’ genoemd3 , een eretitel die bij diens overlijden bijna vanzelfsprekend overging op zijn opvolger, Willem Frederiks veel jongere achterneef Willem II. Pas na het plotselinge overlijden van deze jonge stadhouder in 1650, het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, was de positie van de Oranjes zo verzwakt dat het Willem Frederik lukte om een Oranje te huwen, en zelfs toen had hij geen geluk: niet de oudste prinses, maar de jongere Albertina Agnes van Oranje-Nassau werd zijn vrouw. Hij was veertig jaar oud en had bijna twee decennia op zijn Oranje-bruid moeten wachten4.
Was hij eindelijk een van de belangrijkste Nassaus in de jaren vijftig en zestig geworden, had Willem Frederik de tegenvaller te maken te krijgen met een jonge raadpensionaris die hem in intelligentie en politiek inzicht verre overtrof: Johan de Witt. Wederom moest Willem Frederik zich in vele bochten wringen om zich staande te houden.
In zijn brieven aan de Edele Grootmogende Heren Staten van Holland en West-Friesland, waarvan er zich een twintigtal uit het jaar 1664 bevindt in het archief van Johan de Witt5, betoont Willem Frederik zich de diplomatieke correspondent die je bij iemand van zijn positie mag verwachten: hij is beleefd, verstrekt informatie, vraagt om advies en onthoudt zich van al te persoonlijke teksten, anders dan de gebruikelijke complimenten en bereidwillige dienstbaarheid bij de ondertekening van zijn brieven.
De brief van 25 oktober 1664 heeft echter wél een zéér persoonlijk karakter. Hij schrijft, of nee, zijn secretaris schrijft, aan de Edele Grootmogende Heren van de Staten van Holland, omdat die mogelijk al geruchten hadden vernomen over het ongeval dat hem die dag ervoor was overkomen, dat hij door het ‘ongeluckigh en onversiend lossen van een pistol, aen den mondt ende in ’t gesigt’ was gekwetst.
Terwijl hij een pistool inspecteerde, dat voordien geweigerd had, ging het alsnog af en schoot Willem Frederik zichzelf voor zijn hoofd. Zijn kin, kaken, gebit en neus waren verbrijzeld1. Waardoor, zoals in de marge van deze brief staat vermeld,
‘mijn tanden los zijn, ende ick heel niet spreecken can’.
In de brief lezen we dat Willem Frederik goede hoop had op een ‘prompte genesinghe’ en een ‘volcomen herstellinge’. Het lukt hem zelfs niet slechts aan zijn eigen toestand te denken, want hij schrijft dat hij ondertussen voor de Edele Grootmogende Heren zal bidden dat God Almachtig hen voor dergelijke ongevallen bewaart.
Helaas, Willem Frederik had ook deze keer geen geluk. Nog geen week later, 31 oktober 1664, overleed hij aan de gevolgen van zijn verwondingen. Op zijn ziekbed vond Willem Frederik nog de kracht om diverse brieven te schrijven en zijn erfenis te regelen. Naar ik vermoed zal Johan de Witt, de kriebelige ondertekening opmerkend, de toestand van de Friese stadhouder een stuk minder rooskleurig hebben ingeschat dan Willem Frederik die in deze brief schetste.
Ging Willem Frederik de geschiedenis in als de grote pechvogel? Niet helemaal. Via zijn kleinzoon werd hij stamvader van het huidige koningshuis. Sterker nog: álle huidige Europese koningshuizen kunnen tot hem teruggevoerd worden7.
Overzicht van boeken over het Nederlandse koningshuis
2. Visser, J., Gloria Parendi (Den Haag. Nederlands Historisch Genootschap, 1995), digitaal beschikbaar via dbnl
3. Geert H. Janssen, Creaturen van de macht (Amsterdam AUP, 2005) p. 117.
4. Kooijmans, L., Liefde in opdracht (Amsterdam, Bert Bakker, 2000), p. 166-174.
5. Voorlopige archiefgegevens: NL-HaNA Raadpensionaris De Witt, 3.01.17; 55_A3, omslagnummer 8041.
6. Kooijmans, L., Liefde in opdracht (Amsterdam, Bert Bakker, 2000), p. 264.
7. Zie: http://www.vernoeming.nl/johan-willem-friso-stamva