Ooit vond men rond de Russische stad Saratov aan de Wolga talrijke plaatsen met weinig Russisch klinkende namen als Hassenbach, Lindenau, Langenfeld en Unterdorf. Er was zelfs een dorp dat Zürich heette. Eeuwenlang leefden er inderdaad Duitsers aan de middenloop van de Wolga. Een blik op hun verhaal.
Uitnodigingsmanifest
In de zeventiende en achttiende eeuw breidde het Russische tsarenrijk zijn grondgebied geleidelijk uit in de Pontisch-Kaspische steppegebieden. Om die nieuwe grensgebieden in het rijk te verankeren moedigde men bepaalde bevolkingsgroepen aan om er zich te vestigen of werden groepen er naartoe gebracht. De bedoeling was dat de kolonisten die gebieden tot ontwikkeling zouden brengen en ze zouden helpen verdedigen tegen invallen van steppevolkeren, slavenjagers en vijandige mogendheden.
Men deed voor het bevolken van de grenslanden in de steppe − een soort ‘interne kolonisering’ − traditioneel beroep op kozakken, vrije soldaatboeren en religieuze minderheden zoals de orthodoxe oudgelovigen. Maar omdat hun aantal na verloop van tijd onvoldoende bleek en heel wat Russische boeren nog in lijfeigenschap leefden en dus niet zomaar naar die gebieden konden worden overgeplaatst, besloot men in Sint-Petersburg op een bepaald ogenblik om ook beroep doen op West-Europese buitenlanders.
De oorspronkelijk uit Pruisen afkomstige tsarina Catharina II de Grote, die regeerde van 1762 tot 1796, dacht vooral aan Duitse boeren, ambachtslieden en neringdoeners. In juli 1763 werd in naam van de keizerin een uitnodigingsmanifest opgesteld dat een aantal aantrekkelijke voorrechten bood aan Duitsers die besloten om zich in het steppegrensland van het rijk te vestigen. Zo beloofde men vrijheid om het protestantse en rooms-katholieke geloof te belijden, vrijstelling van militaire dienst, lokaal zelfbestuur met Duits als ambtstaal, de toekenning van dertig hectare land per gezin met een voordelige erfelijke pachtregeling, financiële starterssteun van de overheid en een vrijstelling van belastingen voor dertig jaar.
Rußlanddeutsche
Het tsarenrijk stuurde ook gezanten en immigratieagenten naar de Duitse vorstendommen om het manifest van de keizerin te verspreiden en actief kolonisten te werven. Duitsland vormde toen nog geen eenheid. Het koninkrijk Pruisen was een opkomende Centraal-Europese macht. Maar de rest van de Duitse gebieden vormden een lappendeken van vorstendommen, graafschappen, kerkelijke gebieden en stadstaten die in naam tot het zieltogende Heilige Roomse-Duitse Rijk behoorden. De oproep uit het oosten vond vooral gegadigden in zuidwestelijke Duitse gewesten die te kampen hadden met overbevolking, zware belastingdruk door plaatselijke landheren en de gevolgen van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763).
De emigranten-kolonisten die de Wolga-Duitsers zouden gaan vormen kwamen vooral uit de vorstendommen Hessen en Hannover. Vanaf 1765-1767 trokken ze naar het naar het Wolgabied, het eerste gebied in het Russische rijk dat een compacte Duitse bevolking kreeg. De toekomstige Wolga-Duitsers reisden doorgaans eerst naar Lübeck en vandaar per schip via de Baltische Zee naar Sint-Petersburg. Daar verbleven ze een paar maanden voor ze aan de zware, meer dan 1.500 kilometer lange zuidwaartse tocht naar de provincie Saratov aan de middenloop van de Wolga begonnen.
De eerste grote lichting Duitse landverhuizers arriveerde er in de lente en de zomer van 1765 en telde bijna 26.700 zielen. Ongeveer de helft waren lutheranen, een derde rooms-katholieken en een vijfde gereformeerden. In de periode 1789-1817, dus ook onder Catharina’s opvolger Alexander I, arriveerden migranten uit andere Duitse gebieden in Wolynië, het zuiden van Oekraïne, op de Krim en in de Kaukasus. Samen met de Wolga-Duitsers gingen ze de zogenaamde ‘Rußlanddeutsche’ vormen.
Het land leren bewerken
In Sint-Petersburg kregen de Wolga-kolonisten meteen ook te horen dat wie binnen de tien jaar weer wegtrok de overheidssteun moest terugbetalen, dat het toegekende land niet mocht worden opgesplitst of verkocht en dat religieuze vrijheid niet betekende dat zij ook de orthodoxe bevolking van hun nieuwe woonplaats mochten bekeren tot het protestantisme en rooms-katholicisme. Ondanks de toegekende voorrechten en steun waren de beginjaren in de steppe erg moeilijk omdat de weersomstandigheden en de grondkwaliteit er heel anders waren dat wat de nieuwkomers in Hessen en Hannover gewend waren.
Men moest nagenoeg van nul beginnen. Meer dan een derde van de landverhuizers waren beroepshalve geen boeren en moesten al doende het land leren bewerken en de eerste kolonisten leefden lang in holenwoningen omdat het hout voor de bouw van huizen en bijgebouwen in dit schaars beboste gebied van ver over de Wolga moest worden aangevoerd. De Duitsers waren soms ook het mikpunt van overvallen door rondtrekkende roversbendes en naburige steppevolkeren. Door ziekten, voedseltekorten en extreme weersomstandigheden was de oversterfte onder de kolonisten gedurende de eerste jaren hoog.
Wolga-Duitse identiteit
De toestand verbeterde geleidelijk naar de jaren 1780 toe. Er kwamen meer kolonisten en tegen 1800, vijfendertig jaar na de aankomst van de eerste groep Duitse immigranten in het gebied, waren er een honderdtal Wolga-Duitse nederzettingen aan beide kanten van de stroom. De Duitse bevolking in het tsarenrijk bedroeg op dat ogenblik al 237.000, waarvan het grootste deel aan de midden-Wolga leefde. De kolonisten namen vaak gebruiken en technieken van de steppegemeenschappen over, wat bijdroeg tot het ontstaan van een aparte identiteit.
Hadden de eerste kolonisten nog een rechtstreekse band met de oude heimat, dan groeide onder de latere generaties geleidelijk een meer specifieke Wolga-Duitse cultuur rond een eigen variant van het Duits – een mengsel van Hessens dialect en Russische leenwoorden – en protestantse geloofstradities. De Wolga-Duitse dorpen waren hoofdzakelijk landbouwgemeenschappen die zich toelegden op de productie van tarwe, gerst, vlas en wede, gierst, aardappelen en tabak. In de negentiende eeuw zetten Wolga-Duitsers rond Saratov en Katharinenstadt ook manufacturen en fabrieken op. Hun ondernemers waren prominent actief in de weefindustrie en de maalderij en in Saratov was er ook een grote Duitse ambachtswijk.
De successen van de Wolga-Duitse landbouwgemeenschappen en hun loyauteit aan de kroon zorgden ervoor dat er in de jaren 1840 opnieuw een beroep op hen werd gedaan om nieuwe steppe-grensgebieden te bevolken, ditmaal in Akmolinsk in het woongebied van de Kazachen. Hun loyaliteit werd evenwel op de proef gesteld toen tsaar Alexander II tussen 1871 en 1874 het lokaal zelfbestuur, de vrijstelling van legerdienst en andere oude voorrechten uit de tijd van keizerin Catharina afschafte. Samen met toenemende russificatiedruk leidde dat ertoe dat tussen 1874 en 1890 zo’n 30.000 Wolga-Duitsers het tsarenrijk vaarwel zegden en naar de VS en Argentinië emigreerden. Hun afstammelingen leven daar nog.
Een ‘eigen’ republiek
De bolsjewistische staatsgreep van oktober 1917 en de vestiging van het sovjet-bewind gaven een nieuwe draai aan de geschiedenis van de Wolga-Duitsers. Lenin en de bolsjewieken hoopten dat hun grote proletarische revolutie weldra zou ‘overslaan’ naar West-Europa. Ze waren er ook van overtuigd dat Duitsland – de bakermat van het marxisme en op dat ogenblik het toneel van kortlevende lokale communistische revoltes en radenrepublieken – als eerste overstag zou gaan. Ze zagen in dat proces ook een rol voor ‘hun’ Duitsers. Tussen oktober 1918 en maart 1919 werd met de hulp van communistische bannelingen uit Duitsland de ‘autonome arbeidscommune van de Wolga-Duitsers’ gevormd die zo’n tweehonderd dorpen groepeerde.
In januari 1924 werd de status van het gebied van de arbeidscommune verhoogd en werd de Autonome Socialistische Sovjetrepubliek van de Wolga-Duitsers in het leven geroepen als één van de etnische deelrepublieken binnen de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek van de Sovjet-Unie. De republiek had een oppervlakte van 27.900 vierkante kilometer − bijna zo groot als België − en telde in 1926 ongeveer 571.000 inwoners, waarvan twee-derden Wolga-Duitsers en een kwart Russen. De Wolga-Duitse arbeidscommune en autonome sovjet-republiek moesten vooral een soort ‘proeftuin’ en aanstekelijk voorbeeld worden van Duits sovjet-socialisme dat navolging kon vinden in Duitsland zelf.
Of de Wolga-Duitsers dat zelf zo zagen is een andere vraag. Voor hen was de republiek vooral de eerste − en uiteindelijk enige – soort staat die hun volk heeft gehad. Een deel van de Wolga-Duitsers was gewonnen om in hun republiek een lokale, volkseigen vorm van socialisme in de praktijk te brengen. Er bestonden immers al lang traditionele vormen van collectief landbeheer en herverdeling in die gemeenschappen. Dat dreigde echter te worden geruïneerd door de drammerige bolsjewistische plattelandshervormingen– vaak doorgevoerd door militanten van buitenaf die meer gedreven waren door ideologie dan door terreinkennis − en door de opvorderingen van graan en voedsel.
Ook de campagnes tegen de protestantse kerken zetten kwaad bloed. In januari 1919 en in maart-april 1921 namen de Wolga-Duitsers dan ook deel aan boerenopstanden tegen het nieuwe bewind. In de hongerjaren 1921-1922 kregen de Wolga-Duitsers noodvoedselhulp van (afstammelingen van) hun geëmigreerde volksgenoten in de VS en van kerken en vakbonden uit Duitsland. Daarna volgde tot de lancering van de landbouwcollectivisatie en het eerste vijfjarenplan in 1929 een periode van respijt en herstel.
Stalin was ervan overtuigd dat sommige volkeren in de Sovjet-Unie − Rußlanddeutsche en Polen onder meer − meer dan andere geneigd waren tot heulen met buitenlandse reactionairen, fascisten en imperialisten dan andere. De terreur en de zuiveringen van 1936-1938 trof de Wolga-Duitsers dan ook hard. Duitsers, die toen minder dan één procent van de bevolking van de Sovjet-Unie uitmaakten, vormden meer dan 5 procent van het aantal gearresteerden, vaak mensen uit de elites, de geestelijkheid en het meer ondernemende bevolkingsdeel. Tegen 1938 was nog maar een minderheid van de functionarissen van de Wolga-Duitse republiek van Duitse origine.
‘Gestraft volk’
Wie vandaag in de provincie Saratov Wolga-Duitse gemeenschappen wil bezoeken of op een actuele kaart naar Duitse plaatsnamen zoekt, zal die niet vinden. Beide zijn er immers niet meer. Het einde van meer dan 170 jaar aanwezigheid van Duitsers aan de middenloop van de Wolga kwam kort na de nazi-Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Op 28 augustus 1941 vaardigde het presidium van de opperste sovjet van de Sovjet-Unie een decreet uit dat bepaalde dat de Duitsers zo snel mogelijk uit de Wolgaregio moesten worden ‘geëvacueerd’. Men wilde immers absoluut voorkomen dat die ‘verdachte’ gemeenschappen een soort ‘vijfde colonne’ van de nazi-invallers zou worden. De Wolga-Duitse republiek werd officieel opgedoekt. Daarna volgde collectieve deportatie.
Van het najaar van 1941 tot begin 1942 werden 438.700 Wolga-Duitsers samen met nog 355.300 andere Rußlanddeutsche gedeporteerd. Naar het einde van de oorlog toe volgden er nog eens zo’n 50.000 die in frontdienst waren in het sovjet-leger en in arbeidsbrigades. Ze werden verspreid over tal van oostelijke en noordelijke regio’s van de Sovjet-Unie. Maar het grootste gedeelte kwam terecht in Siberië en in de noordelijke en centrale gedeelten van de Kazachse sovjet-republiek, het huidige Kazachstan. De huizen die ze hadden moeten achterlaten werden geconfisqueerd en gebruikt om vluchtelingen en evacués uit bezette en verwoeste stukken van de Sovjet-Unie onder te brengen.
Wegdeemstering
Bedroeg het aantal etnische Duitsers in Kazachstan in 1939 circa 52.000, ongeveer anderhalf procent van de bevolking, dan was dat in 1959 meer dan 659.000 − meer dan twaalf keer zoveel en goed voor 7 procent van de toenmalige bevolking van de sovjet-republiek. In 1989 bedroeg het aantal Duitsers in de Kazachse republiek ongeveer 957.000. Dat maakte overigens dat Kazachstan tussen de opheffing van de Wolga-Duitse republiek in 1941 en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1989-1991 het voornaamste thuisland van de Rußlanddeutsche geworden was.
Met de destalinisatie in de periode 1954-1964 volgde een soort rehabilitatie en werden een reeks beperkingen die de Duitsers als intern-gedeporteerden en ‘gestraft volk’ werden opgelegd, opgeheven. Een herstel van de Wolga-Duitse republiek kwam er evenwel niet, al werd er in 1965 even gedacht aan de oprichting van een Duits autonoom district in het noorden van Kazachstan. In 1972 kwam er wel een individueel terugkeerrecht naar de oude heimat aan de Wolga, maar slechts een beperkt aantal maakte daar gebruik van. In de plaats daarvan kwam er een andere westwaartse uittocht.
Toen het vanaf 1987-1991 mogelijk werd om uit de Sovjet-Unie en zijn opvolgstaten te reizen, trokken velen naar Duitsland dat een wettelijk vastgelegde opnamepolitiek handhaaft tegenover etnische Duitsers uit Oost-Europa, de Sovjet-Unie en Joegoslavië. Op die manier trokken tussen 1990 en 1999 1,63 miljoen mensen van Duitse origine uit de Sovjet-Unie en zijn opvolgstaten naar het land dat hun verre voorouders bijna tweehonderdvijftig jaar eerder verlaten hadden.
-Merle Hilbke. “Die andere Heimat”, Bundeszentrale für politische Bildung, juni 2016, https://www.bpb.de/themen/europaeische-geschichte/geschichte-im-fluss/210114/die-andere-heimat/#node-content-title-0
-Darrel Philip Kaiser. “Emigration to and from the German-Russian Volga Colonies”, Darrel Kaiser Books, 2007, 136 p.
-Viktor Krieger. “Einwanderung der Russlanddeutschen. Allgemeine historisch-politische Hintergründe”. Landeszentrale für politische Bildung Baden-Württemberg, https://www.landeskunde-baden-wuerttemberg.de/russlanddeutsche-hintergrund
-J. Otto Pohl. “The persecution of ethnic Germans in the USSR during World War II”, The Russian Review. 75 (2). 2016, pp. 284-303.