Vandaag is het Wereldgezondheidsdag. Toegang tot zorg en medische hulp is een groot goed. Dit was vroeger aan boord wel anders. Hoe het eraan toe ging, lees je hier.
1. Je bent wat je drinkt
Voeding is zeer bepalend voor je dagelijkse energietoevoer en gezondheid. Aan boord in de Gouden Eeuw was het geen vetpot, ondanks dat er drie āmaaltijdenā per dag werden geserveerd. De bemanning wekte rond een uur of vier in de morgen de kok, die na het gebed omstreeks acht uur het ontbijt klaar moest hebben staan nadat de āvreetklokā werd geluid: de bekende scheepsbel. Nadat het klootjesvolk had gegeten, werd de tafel in de grote hut netjes gedekt met tinnen servies om de kapitein, de predikant en de chirurgijn te laten tafelen. Dat hier meer brandewijn werd geschonken dan aan de complete bemanning was algemeen bekend.
2. Gorgelen met brandewijn
Scheurbuik, een tekort aan vitamine C, uitte zich door zwarte bloeduitstortingen, vaak beginnende in de mond. Dit werd eenvoudig opgelost: de chirurgijn sneed dit zwarte tandvlees gewoon weg: wat je niet ziet, is er niet meer! Daarna een beetje spoelen en gorgelen met brandewijn en het probleem was āopgelostā. Als je vervolgens hoofdpijn kreeg, lag er een andere oplossing voor je klaar: aderlaten. Het idee was dat de ziekte of kwaal werd weggenomen door bloed uit aderen af te nemen. Met een beetje geluk overleefde je het experiment.
3. Gij zult zweten
Als je iets onder de leden had, dan moest het je lijf uit. Zweten leek een goed idee. Voor je eigen bestwil werd je dan ook in āde helā gestopt. Een bloedheet hok in de voorsteven (voorkant) van een schip. Daar āheerschte een ondragelijke hitteā en mocht je blijven totdat je āaan het kwijlen en zweten geraakteā. Dat daar het nieuw geteerde touw lag opgeborgen maakte het een nog minder aantrekkelijk verblijf.
4. Premies en polissen
āKreupelen en blinden, komt laat u verbinden, boven bij den grooten mast, zult gij den meester vindenā.
Dat klinkt alsof er goed voor je werd gezorgd. Als je betaald had tenminste. Bij veel tochten van de VOC mocht je voor vertrek je eigen āziektekostenverzekeringā afsluiten. Je betaalde de chirurgijn vooraf, in de hoop dat hij goed voor je zou zorgen als het er op aan kwam. Dit ging nogal eens mis, niet alleen omdat de chirurgijn voor tientallen zieken tegelijk moest zorgen, maar ook omdat zelfverrijking aan de orde van de dag was. De chirurgijn verkocht de goederen uit de medicamentkist en verving die voor minder goed werkende middelenā¦
5. Als de dood erop volgt
Als de hierboven beschreven technieken om je leven te redden niet meer mochten baten, dan was je aan de goden overgeleverd en ging je vaker wel dan niet de pijp uit. Het lijk begon na een aantal warme dagen onderdeks te rotten en dat was iets waar men snel vanaf wilde. Men had niet helemaal helder dat het lijk een ziektebron was, maar dacht wel dat de stank van ontbinding ongezond was. Dus: weg ermee. De dode werd in zijn hangmat gewikkeld en aan het voeteinde verzwaard met kanonskogels zodat het lijk snel zou zinken. Voordat het lijk de plomp in ging, werd het door de bemanning van het schip op ceremoniƫle wijze drie keer rond de mast gedragen, op een plank gelegd en met het voeteneind naar voren onder begeleiding van een saluutschot de zee in geschoven.
~ Marleen Manneke – Het Scheepvaartmuseum
Boek: Het Scheepvaartmuseum – Verhalen over de zee in 100 iconen
Bron: Ziekten en dokters op de schepen der Oost-Indische Compagnie. Dr. J. De Hulle. 1912. In te zien in de bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum.