Dark
Light

De Gestapo, mythe en realiteit van Hitlers geheime politie

6 minuten leestijd
Gearresteerde leden van de Gestapo na de bevrijding van Luik door de geallieerden
Gearresteerde leden van de Gestapo na de bevrijding van Luik door de geallieerden
Januari 2017 verscheen bij uitgeverij Athenaeum het boek De Gestapo, mythe en realiteit van Hitlers geheime politie. Schrijver Frank McDonough gebruikt voor dit boek niet eerder gepubliceerde archiefstukken om een beeld te schetsen van de gewone en buitengewone mensen die het naziregime probeerden te bestrijden. De Gestapo was een efficiënte organisatie die met weinig financiën en manschappen optrad tegen politieke en raciale ‘volksvijanden’. Iedereen werd ertoe verleid zijn naasten aan te geven: de Gestapo zette buren, collega’s, vrienden en familieleden ertoe aan om hun geliefden te verraden. Op Historiek een fragment uit het boek.


Verklik uw buren

Naar schatting 26 procent van alle Gestapozaken begon met een aangifte door iemand. In vergelijking daarmee begon slechts 15 procent van de zaken als gevolg van de surveillanceactiviteiten van de Gestapo. De verklikkers hadden verschillende sociale achtergronden. Het was echter niet gebruikelijk voor een onderlegd persoon uit de hogere of middenklasse om afwijkend gedrag te melden. Het grootste deel van de verklikkers kwam uit de lagere middenklasse of de arbeidersklasse. Professonals uit de middenklasse vormden minder dan 10 procent van de verklikkers. Ongeveer 80 procent was man. Mannen gingen naar de Gestapo omdat ze getuige waren geweest van een incident op hun werk, vereniging of club. Ongeveer 17 procent van de vrouwen gaf een ander aan, vooral uit de huiselijke sfeer. Ze verklikten hun echtgenoot, een familielid of hun buren.

Het beruchte Gestapo-hoofdkwartier aan de Prinz-Albrecht-Strasse 8 te Berlijn. Bundesarchiv
Het beruchte Gestapo-hoofdkwartier aan de Prinz-Albrecht-Strasse 8 te Berlijn. Bron: Bundesarchiv

Een studie van 213 meldingen door het publiek in de Gestapodossiers uit Düsseldorf toont aan dat 37 procent iemand verklikte om een persoonlijk conflict op te lossen. De beste vorm van verweer voor degenen die waren aangegeven was om twijfel te zaaien omtrent de verklikker. Gestapoagenten werden heel bedreven in het ontdekken van het onderliggende motief van een aangifte. Het kwam niet vaak voor dat een verklikker gestraft werd omdat hij iemand vals beschuldigd had.

“In 1937 werden in heel Duitsland 17.168 meldingen van ‘kwaadsprekerij’ bij de Gestapo gedaan.”

Een uitzondering was een geval dat begon in een café in een Beiers plattelandsplaatsje. Twee volkomen vreemden begonnen tijdens een lange drinkpartij een gesprek met elkaar. Een van de twee mannen werd zo dronken dat hij korte tijd zijn bewustzijn verloor. Toen hij bijkwam, vertelde zijn kameraad dat hij in zijn slaap gezegd had dat hij hoogverraad zou plegen tegen het bewind van Hitler, wat gehoord werd door een prominent lid van de plaatselijke nazipartij. Deze nazi nam een paar dagen later contact met hem op en dreigde hem bij de Gestapo aan te geven, tenzij de man hem zwijggeld zou betalen. De man betaalde in totaal 350 Reichsmark aan het lid van de nazipartij en ging bijna failliet, waarop hij besloot de zaak bij de Gestapo te melden. De afperser werd gevonden, gearresteerd, berecht en ter dood veroordeeld.

De wet die de juridische basis vormde voor meldingen bij de Gestapo was het allesomvattende ‘Decreet ter bescherming van de nationalistische beweging tegen kwaadwillige kritiek op de regering’, tot wet verheven op 21 maart 1933. Het bevatte de volgende bepalingen:

  1. Degene die opzettelijk een opmerking van feitelijke aard maakt of verspreidt die onwaar of zwaar overdreven is of die het welzijn van het rijk of een [bonds]staat of de reputatie van de nationale regering, een staatsregering of -organisatie die deze regeringen ondersteunt ernstig zou kunnen schaden, wordt gestraft met een maximum gevangenisstraf van twee jaar, mits er volgens een andere reglementering een zwaardere straf moet worden opgelegd en, indien hij de opmerking in het openbaar maakt of verspreidt, met een minimum gevangenisstraf van drie maanden.
  2. Indien deze daad tot ernstige schade aan het rijk of een [bonds]staat heeft geleid, kan er dwangarbeid worden opgelegd.
  3. Degene die een daad pleegt als gevolg van nalatigheid krijgt een maximum gevangenisstraf van drie maanden of een boete opgelegd.

Dit decreet werd op 20 december 1934 uitgebreid met de ‘Wet tegen kwaadwillige opmerkingen over de staat en partij’. Deze bevatte een vierde clausule die alle ‘opruiende opmerkingen’ tegen personen van de staat of de nazipartij strafbaar stelde. Paragraaf 42 van de Ambtenarijwet van 1937 maakte het voor alle ambtenaren verplicht om antistaatsactiviteiten aan de Gestapo te melden. Al deze wetten waren een uitnodiging om iedereen die kritische opmerkingen over het nazibewind maakte te verklikken. Maar in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, leidde dat niet tot een stroom van meldingen. De ‘speciale rechtbank’ in München behandelde tussen 1933 en 1939 4453 gevallen die onder deze wet vielen, maar slechts 1522 mensen die verklikt waren werden veroordeeld. In 1937 werden in heel Duitsland 17.168 meldingen van ‘kwaadsprekerij’ bij de Gestapo gedaan.

De zaak Heinrich Veet

Franz Josef Huber, Arthur Nebe, Heinrich Himmler, Reinhard Heydrich en Heinrich Müller in 1939 in Munich. Bron Bundesarchiv
Franz Josef Huber, Arthur Nebe, Heinrich Himmler, Reinhard Heydrich en Heinrich Müller in 1939 in Munich. Bron: Bundesarchiv

Een typisch geval van verklikkerij was bijvoorbeeld dat van Heinrich Veet (1876) uit Duisburg, die op 15 september 1933 werd aangegeven door Friedrich Weltbach, een arbeider in een koperfabriek in de aan de Rijn gelegen industriestad Duisburg. Weltbach nam contact op met de fabrieksorganisatie de Nationaalsocialistische Jeugdbeweging (ns-Jugendbewegung of NSJB) om door te geven dat zijn oudere voorman Heinrich Veet herhaaldelijk weigerde de nazigroet te brengen wanneer hij zijn collega’s groette, dat hij de arbeiders niet naar belangrijke radio-uitzendingen van de nazi’s liet luisteren en vaak oneerbiedige opmerkingen over het nazibewind maakte. De zaak werd vervolgens bij de Gestapo gemeld, zodat die de zaak kon onderzoeken. Er werden verscheidene arbeiders verhoord. Friedrich Weltbach zei dat hij Heinrich Veet vaak tegenkwam in de sociale ruimte van de fabriek. Op een dag zei Weltbach ‘Goedemorgen’ tegen hem en begroette hem met de Hitlergroet, waarop Veet boos reageerde met: ‘Hou toch op met die onzin.’ Een andere arbeider herinnerde zich dat als hij in het bijzijn van Veet iets positiefs over Hitler zei, Veet zei: ‘Klets geen onzin’ of: ‘Ik geef je een schop onder je kont als je in mijn bijzijn de Hitlergroet geeft.’ De leider van de NSJB beweerde dat hij een radio in de sociale ruimte had geïnstalleerd, zodat werknemers naar belangrijke toespraken van de nazileiders konden luisteren. Op een ochtend nodigde hij een aantal jonge leerlingen uit om in de sociale ruimte met hem naar een belangrijke toespraak van Hitler te luisteren. Toen dit Veet ter ore kwam, waarschuwde hij de arbeiders dat ze hun werk niet zomaar mochten onderbreken om naar een toespraak te luisteren. Karl Koptur, een technicus, zei:

‘Ik begroette iedereen met de Hitlergroet, maar het viel me op dat Veet me nooit teruggroette. Hij zei tegen me dat hij liever gewoon “goedemorgen” zei.’

De NSJB-vertegenwoordiger vertelde de Gestapo dat de fabrieksleiding was ingelicht over de wettelijke verplichting van alle arbeiders om elkaar met de Hitlergroet te begroeten. Een Gestaporapport van 22 september 1933 concludeerde:

‘Iedereen in de fabriek heeft een hekel aan hem [Veet].’

Gestapo in Klatovy 1939-1945 – cc
Gewapend met dit grote aantal schijnbaar overtuigende bewijzen arresteerde de Gestapo Veet en nam hem ‘voor zijn eigen veiligheid’ in hechtenis. Hij werd naar een plaatselijk concentratiekamp gestuurd. Veets broer Andreas huurde een advocaat in om te proberen hem vrij te krijgen. Ook stuurde hij een persoonlijke aanbevelingsbrief over zijn broer aan het hoofd van de politie in Duisburg. Hij schreef dat Heinrich als soldaat zijn land had gediend in de Chinese Bokseropstand van 1900 en in de Eerste Wereldoorlog. Er waren hem tijdens zijn glansrijke militaire loopbaan het Zilveren Kruis tweede klasse en verscheidene andere militaire medailles toegekend. In de jaren twintig van de twintigste eeuw werd Heinrich lid van de liberale Duitse Volkspartij (Deutsche Volkspartei of DVP). Hij sprak vaak lovend over keizer Wilhelm en tooide het interieur van zijn huis in de kleuren van de Duitse vlag van voor 1914. Hij was een groot tegenstander van zowel de socialisten als de communisten, concludeerde zijn broer.

Ook de manager van de koperfabriek stuurde de Gestapo een brief waarin hij Veet zijn steun betuigde. Hij benadrukte dat Veet sinds 15 november 1918 in dienst was van de fabriek en ‘een echte Duitse [patriot was] die altijd zijn plicht heeft gedaan’. Hij kon ‘een beetje ruw’ zijn in de omgang met zijn collega’s, maar dat was gewoon zijn natuurlijke manier van doen. Het was geen bewijs dat hij fundamenteel tegen de regering van Hitler was. Op 16 oktober 1933 stuurde Wilhelm Wagener, de advocaat die namens Heinrich Veet optrad, een brief aan de Gestapo waarin hij voor Veets vrijlating uit het concentratiekamp pleitte. ‘Veet is een ouderwetse conservatief,’ schreef Wagener.

‘Hij vindt het moeilijk om de aanpassing aan het nieuwe nazibewind te maken, maar dat betekent niet dat hij op welke manier dan ook tegen de staat is.’

De Gestapo
De Gestapo
Alle beschuldigingen die zijn collega’s tegen hem hadden geuit hadden een persoonlijk motief, schreef hij verder. Veet werd bovendien geholpen door het feit dat de eigenaars van de fabriek zich bereid hadden verklaard om Veet een vervroegd pensioen aan te bieden als hij zou worden vrijgelaten.

De brief van de advocaat maakte duidelijk grote indruk. De Gestapo besloot Veet zonder aanklacht op vrije voeten te stellen. Hij ondertekende de volgende verklaring:

‘Ik beloof dat ik in de toekomst nooit iets tegen de wensen van de staat zal doen. De politie heeft me verteld dat ik naar de gevangenis zal worden gestuurd als ik dit weer doe.’

~ Frank McDonough

Boek: De Gestapo – Frank McDonough

×