Niemand weet precies wat links en rechts is

6 minuten leestijd
Algemene Politieke Beschouwingen - Huidige plenaire zaal van de Tweede Kamer (cc - Risastla)
Huidige plenaire zaal van de Tweede Kamer (cc - Risastla)

In politieke discussies vallen voortdurend de termen ‘links’ en ‘rechts’. Dat gebeurt zonder verdere definiëring of afbakening, alsof iedereen weet wat met deze aanduidingen bedoeld wordt. Maar is dat ook zo? Een blik in de historie leert dat het gaat om vage begrippen, die voortdurend van betekenis veranderen.

Oorspronkelijk waren ‘links’ en ‘rechts’ pure plaatsbepalingen. Ten tijde van de Franse revolutie zaten in het Franse parlement tegenstanders van politieke verandering rechts van de voorzitter en voorstanders aan zijn linkerhand. Hieruit ontstond – ook buiten Frankrijk – de praktijk om conservatieve politici aan te duiden als rechts en progressieve als links.
Vrijwel de hele negentiende eeuw vormden de liberalen het vooruitstrevende kamp, hoewel ze de belangen van de bezittende klasse verdedigden en uiterst huiverig stonden tegenover een meer dan minimale overheidsbemoeienis met de samenleving. Het verschil tussen liberalen en conservatieven was dat de eersten de verworvenheden van de Franse revolutie steunden en ijverden voor burgerrechten en het vrije woord, terwijl de tweede groep terugverlangde naar het ancien regime met zijn vorstelijke almacht. In de Verenigde Staten worden progressieven tegenwoordig nog steeds als ‘liberals’ aangeduid. Het socialisme, dat in latere jaren synoniem werd met links, kreeg als politieke stroming pas voet aan de grond in de laatste decennia van de negentiende eeuw.

Losse clubjes geestverwanten

Verkiezingsaffiche van de CPH uit 1933.
Verkiezingsaffiche van de CPH uit 1933.
In Nederland kwam de gewoonte om onderscheid te maken tussen links en rechts in zwang rond 1900, toen gelijkgestemden politieke partijen gingen vormen. Tot dan toe waren liberalen en conservatieven niet meer geweest dan losse clubjes geestverwanten met weinig onderlinge binding. De eerste echte partij was de protestantse Anti-Revolutionaire Partij (ARP), opgericht in 1879. Ze werd in 1894 gevolgd door de sociaaldemocratische SDAP en enkele jaren later door een verbond van rooms-katholieke kiesverenigingen waaruit in 1926 de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) zou voortkomen. Ook de liberalen organiseerden zich. Als gevolg van hun onderlinge verdeeldheid vielen zij uiteen in drie groeperingen: behoudende oud-liberalen, vooruitstrevende vrijzinnig-democraten en daar tussenin de Liberale Unie.

Typerend voor de dominante positie die de religie destijds innam in de Nederlandse samenleving was dat de gezamenlijke confessionele partijen als rechts werden aangemerkt en de hele rest als links. Bij het linkse spectrum hoorden dus zowel de in hedendaagse ogen zeer rechtse oud-liberalen als de SDAP, die destijds de klassenstrijd propageerde en de revolutie nastreefde. Deze situatie bleef tot de Tweede Wereldoorlog bestaan.

Na de oorlog werd het gebruikelijk links en rechts te onderscheiden op grond van sociaaleconomische uitgangspunten. Linkse partijen streefden naar sociale rechtvaardigheid, solidariteit en een sterke inbreng van de overheid. Bij rechts stonden individuele vrijheid, het vrije ondernemerschap en een terughoudende opstelling van de Staat voorop. Aanvankelijk regeerden na de oorlog centrum-linkse, of rooms-rode kabinetten, met hoofdrollen voor de KVP, de opvolger van de RKSP, en de PvdA, waarin de SDAP en de vrijzinnig-democratische VDB waren samengegaan. De nieuwe liberale partij, de VVD, zat in de eerste naoorlogse jaren in de oppositie. Later wisselde zij stuivertje met de PvdA en werd ze de regeringspartner van de confessionelen. De VVD was rechts, de PvdA links, de confessionele partijen – naast KVP ARP en CHU – namen een politieke middenpositie in. Maar links en rechts waren relatieve termen. Ter linkerzijde van de PvdA bevond zich de op Moskou georiënteerde Communistische Partij van Nederland (CPN), die PvdA’ers zag als verraders van de klassenstrijd. Uiterst rechts opereerde onder meer de kleine orthodox-protestantse partij SGP, al liet zij zich eerder leiden door religieuze dan door economische overwegingen.

Oude stadswijken

In de jaren zestig werd de situatie nog gecompliceerder door de komst van partijen die niet zo makkelijk op de traditionele links-rechts-schaal vielen onder te brengen. Het waren de populistische Boerenpartij, die zich verzette tegen de heersende bestuurlijke elite, en D66 (in de eerste jaren gespeld als D’66). Die laatste partij streefde ingrijpende democratische hervormingen na, zoals een gekozen minister-president en referenda waarmee de bevolking besluiten van het parlement zou kunnen terugdraaien. De Boerenpartij werd tot rechts gerekend, maar deze protestpartij trok vooral stemmen in de oude stadswijken, waar veel van oudsher linkse kiezers woonden. D66 had een links imago, ook al was de partij op sociaaleconomisch gebied liberaal, of in elk geval niet-socialistisch.

Den Uyl op het verkiezingsaffiche van 1977
Den Uyl op het verkiezingsaffiche van 1977
Het kabinet van de PvdA’er Joop den Uyl, dat regeerde van 1973 tot 1977, is de annalen ingegaan als het meest linkse dat Nederland ooit heeft gekend. Het bestond uit de PvdA, D66 en de PPR (een progressieve afsplitsing van KVP en ARP), maar er zaten ook bewindslieden in van KVP en ARP. Met uitzondering van D66 en PPR steunde het kabinet-Den Uyl dus op dezelfde partijen die onder de sociaaldemocratische premier Willem Drees in de jaren vijftig centrumlinkse kabinetten hadden gevormd. In kringen van linkse studenten (en veel studenten waren in de jaren zeventig zéér links) stond het kabinet-Den Uyl voor conformisme met een progressief sausje. Wie echt links wilde zijn in die tijd sloot zich aan bij de CPN of de pacifistische, radicale PSP.

In de jaren tachtig was er sprake van een ommekeer. Marxistisch links zijn raakte uit de mode, rechts werd ‘in’. De no-nonsense-kabinetten van Ruud Lubbers regeerden, een coalitie van confessionele partijen (inmiddels gefuseerd tot CDA) en liberalen. De PvdA gold nu weer als voluit links. CPN, PSP en PPR waren verschrompeld tot kleine partijtjes, die in 1990 zouden fuseren tot GroenLinks.

Eind jaren tachtig schoof de PvdA op in de richting van het CDA, om na jaren van oppositie met de partij van Lubbers te kunnen regeren. Dat gebeurde onder leiding van Wim Kok, die zich enkele jaren eerder als geharnaste vakbondsleider nog verzet had tegen een ‘rechts’ plan van zijn voorganger Den Uyl om de Ziektewet te versoberen.

Helemaal ingewikkeld werd het in de jaren negentig. De PvdA werkte met voormalig aartsvijand VVD en het inmiddels als niet meer zo links beschouwde D66 samen in twee paarse kabinetten. Het CDA belandde na een zware verkiezingsnederlaag in de oppositie. Was Paars links of rechts? Allebei, of geen van beide, zou je kunnen zeggen. Op sociaaleconomisch gebied zette het op hoofdlijnen het beleid van de kabinetten-Lubbers voort en kon het dus als rechts worden aangemerkt. Maar dankzij Paars werden ook de winkeltijden verruimd en kreeg Nederland als eerste land ter wereld het homohuwelijk. Dat was in de ogen van iedereen links.

Enorme aanhang

Aan de wens tot verandering bij het Nederlands electoraat was nog geen einde gekomen, bleek al snel na het begin van het nieuwe millennium. Een pas opgerichte populistische partij onder leiding van Pim Fortuyn verwierf in recordtijd een enorme aanhang. Fortuyn werd in mei 2002 vermoord, maar zijn LPF won bij de verkiezingen enkele weken later 26 Kamerzetels. De LPF toonde zich als het ging om vreemdelingenbeleid en misdaadbestrijding ‘rechtser’ dan de VVD, maar sloot ook nauw aan bij het gedachtegoed van D66 over bestuurlijke vernieuwing.

De na de dood van Fortuyn stuurloos geworden LPF was geen lang leven beschoren, al maakte ze wel deel uit van het kortstondige kabinet-Balkenende I. Maar enkele jaren nadien nam de PVV van Geert Wilders, een voormalige VVD’er, haar rol over. De PVV is op asielgebied en in haar opstelling tegenover de EU nog veel compromislozer dan de LPF, maar heeft net als die partij een D66-achtige voorkeur voor referenda. In sommige sociaaleconomische standpunten doet ze zelfs denken aan de SP, een extreemlinkse partij met populistische trekjes, die het laatste decennium ook een aanzienlijk electoraat heeft verworven.

Van verzuiling tot versplintering - Fons Kockelmans
Van verzuiling tot versplintering – Fons Kockelmans
Sinds 2012 regeert een coalitie van VVD en PvdA. Is zij links of rechts? In de ogen van PVV’ers het eerste, vanuit het gezichtspunt van de SP het laatste. De VVD is volgens een flink deel van haar aanhangers naar links opgeschoven door met de PvdA te gaan samenwerken. De PvdA krijgt van haar (grotendeels weggelopen) achterban juist het verwijt onder invloed van de VVD onaanvaardbaar verrechtst te zijn. Ook veel (oud-)prominenten in de PvdA-top vinden dat trouwens.

Wat is links, wanneer ben je rechts? Het hangt er maar helemaal van af waar je staat, zo kunnen we vaststellen. En van het moment waarop je je uitspraken doet. Sommige opvattingen van Centrumdemocraat Hans Janmaat over ‘de buitenlanders’ werden in de jaren negentig gezien als ultrarechts. Tegenwoordig zijn ze, zo al niet gemeengoed, dan toch salonfähig. Met links en rechts wordt dus steeds iets anders bedoeld. De termen zijn als kwalificatie in feite volstrekt onbruikbaar. Maar je kunt geen krant openslaan of actualiteitenrubriek aanzetten of je wordt ermee om de oren geslagen. Het lijkt wel of de politieke werkelijkheid niet valt te beschrijven zonder hulp van deze mistige containerbegrippen. Wordt het niet hoog tijd er afscheid van te nemen?

Lees ook: Vijftig jaar na de Nacht van Schmelzer (1966)

0
Reageren?x
×