Afgelopen woensdag hield Filosofie Magazine, samen met het Amsterdamse cultureel debatcentrum de Rode Hoed, het evenement ‘100 jaar oorlog – van loopgraven naar labiele vrede’. Alhoewel wij in Nederland al 75 jaar in vrede leven voelen wij sinds deze zomer, die zo onbekommerd begon, de hete adem van conflict- en brandhaarden steeds dichterbij komen. De realiteit leert ons echter dat de oorlogen nog relatief ver van ons bed worden gehouden. Hoog tijd om de oorlogsvoering van de afgelopen eeuw tot heden onder de loep te nemen.
Ko Colijn, directeur van instituut Clingendael en bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen (tevens hoofdspreker tijdens het debat) zette in het debat- in vogelvlucht- uiteen wat er de afgelopen 100 jaar is veranderd.
Tot 1917 voerden wij veroveringsoorlogen, gericht op macht over anderen alsook het verzekeren van de eigen veiligheid. In april 1917 veranderde deze wijze van oorlogsvoering. De Verenigde Staten, tot dan toe nog niet betrokken bij de Eerste Wereldoorlog, stapte niet in de oorlog met veroveringsmotieven, maar om een einde te maken aan de oorlog. Volgens Colijn brak het tijdperk van de zogenaamde ‘verlichtingsoorlogen’ aan: oorlogen die gevoerd werden om de rechtsorde en democratie te handhaven.
Dit betekende overigens niet dat de veroveringsoorlogen na 1917 uitgestorven waren. Een grote uitzondering is bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog die evident als veroveringsoorlog dient te worden beschouwd.
Een ander belangrijke ontwikkeling ligt volgens Colijn op technisch gebied. Door de uitvinding van het kernwapen werd een grote oorlog tussen de wereldmachten geen realistische optie aangezien elke weldenkende leider geen vernietigingsoorlog nastreefde. ‘Er werd nog wel gedreigd met oorlog en het daadwerkelijk inzetten van kernwapens, maar de kunst was vooral om oorlog te vermijden’, aldus de Clingendael directeur.
Colijn voert verder aan dat door de oprukkende democratieën oorlogsvoering in positieve zin heeft veranderd. Democratische landen voeren steeds minder oorlogen dan niet-democratische landen. De democratische staten zijn eerder geneigd om conflicten via diplomatieke weg te beslechten dan niet-democratische landen.
Volgens Colijn zijn er op dit moment 414 conflicten in de wereld. In de helft van deze conflicten is sprake van diplomatiek overleg en is er geen sprake van geweld. In ongeveer 41 conflicten vinden wel geweldshandelingen plaats. Dit is de helft minder dan veertig jaar geleden. Colijn verwacht dat deze tendens doorzet en schetst hiermee op lange termijn een positief beeld ten aanzien van vrede en veiligheid in de wereld.
Toch blijft er een belangrijk internationaal veiligheidsdilemma bestaan waar wij de komende jaren onze handen vol aan hebben. De frequentie van oorlogen zijn aantoonbaar gehalveerd, maar de oorlogen die nog gevoerd worden zijn moeilijker te bestrijden. Volgens Colijn zijn negen op de tien oorlogen intra-statelijk (er heeft al vijf jaar geen interstatelijke oorlog meer gewoed). In deze intra-statelijke oorlogen, waar meerdere partijen betrokken bij zijn (met verschillende motieven en agenda’s), zijn de grenzen tussen soldaten, strijders, separatisten, opstandelingen en burgers steeds diffuser geworden.
Onafhankelijk opererende opstandelingsgroepen, zoals IS (Islamitische Staat), trekken zich niks aan van landsgrenzen, oorlogsrecht of mensenrechten. Dit maakt dat met dit soort groepen onmogelijk te onderhandelen valt. Een antwoord op dit nieuwe veiligheidsdilemma is nog lang niet gevonden. De debatavond veranderde hier niets aan.
Positief aan de avond was de boodschap dat oorlogen duidelijk afnemen. Dat is een opbeurende gedachte die wij moeten koesteren in deze rumoerige tijd’