200 jaar Gelderse Commissarissen van de Koning(in)

4 minuten leestijd
Aankomst van koning Willem I in Amsterdam op 2 december 1813
Aankomst van koning Willem I in Amsterdam op 2 december 1813

Tijdens de Franse bezetting van de Republiek verdwenen de Nederlandse provincies. In 1798 werden ze opgedoekt en ingewisseld voor departementen. Tweehonderd jaar geleden, in 1814, herstelde het nieuwe, monarchale Nederland hun oude namen en grenzen in ere. Met deze terugkeer van de provincies en het begin van de monarchie deed ook de functie van ‘Commissaris van den Souvereinen Vorst’ zijn intrede.

In het kader van de herdenkingen rond 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden publiceerden historici Bob Roelofs en Jonn van Zuthem bij Uitgeverij Matrijs een mooi boek over 200 jaar Gelderse Commissarissen van de Koning(in), onder de titel Van pottenkijker tot boegbeeld. Het boek bestaat uit zestien biografieën, voorzien van fraaie illustraties en aardige anekdotes, over alle Commissarissen van de Koning(in) die de provincie Gelderland gediend hebben.

‘Rijkspottenkijker’

Op 6 april 1814 begon J.C.E. van Lynden zijn functie als ‘gouverneur’ van Gelderland, zoals de koninklijke commissaris toen nog heette. In de provincies hadden de gouverneurs, die door de koning persoonlijk benoemd werden, veel invloed en macht. Als beslissingen van de Gedeputeerde Staten volgens hem niet strookten met het regeringsbeleid – de gouverneur stond in rechtstreeks contact met de monarchale residentie – dan kon én moest hij deze direct tegenhouden. De gouverneur werd om deze reden ook wel ‘rijkspottenkijker’ genoemd. Voorts was de gouverneur eerste voorzitter van de Provinciale Statenvergadering en als de stemmen daar staakten, gaf zijn stem uitsluitsel.

Een andere niet minder belangrijke taak van de gouverneur was het regelmatig bezoeken van de gemeenten in de provincie. Ook daar had hij macht, want besluiten die hem niet bevielen of die rechtstreeks indruisten tegen de gewenste praktijk, kon hij per direct terugdraaien. Bijzondere bevindingen rapporteerde hij altijd direct aan koning Willem I. Falende gemeentebestuurders en ambtenaren moesten hierbij altijd vrezen voor schorsing of zelfs ontslag. Naast een politieke rapportage deed de gouverneur naar aanleiding van zijn bezoeken altijd verslag van de stand van zaken in de gemeenten op het terrein van onderwijs, veiligheid, infrastructuur, de sociaaleconomische situatie, volksgezondheid en religie.

Inperking dominante rol

Louis Gaspard Adrien van Limburg Stirum, de Gelderse commissaris van de Koningin van 1946-1957
Louis Gaspard Adrien van Limburg Stirum, de Gelderse commissaris van de Koningin van 1946-1957
In 1848, toen de liberale grondwetsherziening tot stand kwam, werd de dominant rol van de gouverneur – die nu ‘Commissaris des Konings’ kwam te heten – in de Provinciale Staten ingeperkt:

“In de Provinciale Staten bleef hij weliswaar voorzitter, maar hij kreeg voortaan slechts een adviserende stem (…) In het college van Gedeputeerde Staten, dat hij eveneens bleef voorzitten, behield hij weliswaar zijn stem, maar die gaf niet langer de doorslag als de stemmen staakten.” (52)

Kleefse enclaves

Tijdens het commissariaat van Van Lynden vond een belangrijke uitbreiding van de provincie Gelderland plaats van ongeveer 9000 hectare. In de jaren 1816 en 1817 werden de zogenoemde ‘Kleefse enclaves’, gronden die in handen waren van de hertogen van Kleef en Duitstalig waren, toegevoegd aan de provincie Gelderland. Op 31 mei 1815 bereikten het Koninkrijk Pruisen en het Koninkrijk der Nederlanden hierover een overeenstemming en kwamen plaatsen als Zevenaar, Duiven, Huissen en Wehl in Nederland te liggen. De al bestaande variatie qua bevolking, grondsoorten en economische bedrijvigheid van de provincie Gelderland nam hierdoor nog verder toe.

Van Lynden was degene die in Zevenaar aan de bevolking bekendmaakte welk besluit er genomen was. Hij las ‘een proclamatie van Willem I voor. Hij deed dat in het Nederlands en in het Hoogduits’. (23) Over het bestuur van Van Lynden is verder niet veel bekend. In juli 1825, op slechts 55-jarige leeftijd, overleed hij aan een ziekte. Een van zijn drie zonen, de in 1808 geboren Rudolph Willem van Lynden, trad in de politieke voetsporen van zijn vader. Hij was van 1832 tot 1837 burgemeester van Apeldoorn.

Van Ufford

Een aardige persoon om kort op in te zoomen, is jonkheer dr. Cypriaan Gerard Carel Quarles van Ufford, die van 1 maart 1946 tot 20 december 1956 Commissaris van de Koningin in Gelderland was. Tijdens de oorlog was Van Ufford, die gepromoveerd was in de rechtswetenschap te Utrecht, burgemeester van Apeldoorn. Maar hij werd vervangen door een NSB’er:

“In juni 1941 werd hij door Rijkscommissaris A. Seyss-Inquart vervangen door een NSB-burgemeester. Van 4 mei 1942 tot 21 april 1944 was hij een van de 460 notabelen die werden geïnterneerd in het gijzelaarskamp te Sint-Michielsgestel. Quarles van Ufford was daar in goed gezelschap met mensen als S. Vestdijk, F. Philips, M. Kohnstamm, P. Geyl, J. Huizinga, J.E. de Quay en W. Schermerhorn. De Duitsers zagen dit deel van de Nederlandse elite als een onderpand. Zolang de Nederlandse bevolking meewerkte en zich netjes gedroeg, gebeurde er niets met de gijzelaars. Zo niet, dan zouden er gijzelaars geëxecuteerd worden en dat is ook met acht van hen gebeurd.” (104,105)

Van Uffoirds periode is interessant, omdat voor het eerst bij het vertrek van een Commissaris der Koning stilgestaan werd bij de ambtsperiode. Dit gebeurde op 20 december 1956 in Van Uffords traditionele jaarrede, die als een politiek testament gelezen kan worden. De spreker keek met tevredenheid terug op de verdere emancipatie van de provincie(s) ten opzichte van het rijk. Tijdens zijn bestuursperiode was namelijk een einde gekomen aan de preventieve koninklijke goedkeuring van provinciale verordeningen en besluiten. Voorts vergaderden de Staten vaker en werden zij politiek meer ingeschakeld.

Laatste ambtsinstructie

De laatste ambtsinstructie voor de Commissaris van de Koning(in) is uiteindelijk op 10 juni 1994 uitgevaardigd bij Koninklijk Besluit. Roelofs en Van Zuthem schrijven hier in hun slotbeschouwing over:

Van pottenkijker tot boegbeeld - Bob Roelofs & Jonn Van Zuthem
Van pottenkijker tot boegbeeld – Bob Roelofs & Jonn Van Zuthem
“In de artikelen waarin de taken en bevoegdheden van de commissaris staan vermeld, vinden we vertrouwde zaken zoals het ‘met redelijke tussenpozen’ bezoeken van de gemeenten en het bij ‘bijzondere bevindingen’ verslag daarvan uitbrengen aan de minister van Binnenlandse Zaken (artikel 3), maar ook het onder artikel 6 omschreven toezicht ‘op een ordentelijk verloop van de procedure met betrekking tot de benoeming van een burgemeester’. Bovendien, een van de belangrijkste taken is nog altijd het handhaven van de openbare orde en veiligheid ‘indien een ramp, een zwaar ongeval of een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zulks noodzakelijk maken’ (artikel 2).” (175)

Sinds 2005 is Clemens Cornielje Commissaris voor de Koningin, en vanaf 2013 Commissaris voor de Koning, van de provincie Gelderland. Ook aan dit nog zittende boegbeeld van Gelderland hebben de auteurs een biografie gewijd. Hij kreeg met grote dossiers te maken, zoals in 2008 de discussies over een eventuele komst van een Nationaal Historisch Museum naar Arnhem en in 2009 de verkoop van de Nuon-aandelen aan het Zweedse Vattenfall. Na een ernstige ziekte in 2010, hij had longkanker die hij wonderbaarlijk te boven kwam – maar die in 2012 helaas terugkeerde, werd Cornielje herbenoemd als Commissaris van de Koningin.

Boek: 200 jaar Gelderse Commissarissen van de Koning(in)

Bekijk dit boek bij:

0
Reageren?x
×