Dit jaar is het 25 jaar geleden dat het Verdrag van Maastricht tot stand kwam. Op 7 februari 1992 kwam dit verdrag tot stand, toen elf Europese regeringsleiders en de Franse premier Francois Mitterrand hun handtekening plaatsten. In het boek Het Verdrag van Maastricht 25 jaar later (Uitgeverij Leon van Dorp, 2017) gaan Jo Cortenraedt en Maarten van Laarhoven in op de impact van de historische Eurotop uit december 1991, die resulteerde in het Verdrag van Maastricht enkele maanden later.
Verdrag van Maastricht
Onder de veertien geïnterviewden voor dit boek – dat verschijnt met subsidies van onder meer het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Gemeente Limburg – bevinden zich tal van prominente (ex-)politici en deskundigen. Onder hen Jean-Claude Juncker (toen regeringslid, later minister-president van Luxemburg), PvdA-er Wim Kok, voormalig burgemeester van Maastricht Philip Houben, VVD-coryfee Frits Bolkestein en diplomaat Frans Timmermans.
Het Verdrag van Maastricht was om een aantal redenen belangrijk voor de toekomst van Europa. De Europese Gemeenschap werd omgevormd tot Europese Unie. Hiermee ontstond de basis van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en begon het proces om tot één gemeenschappelijke munt te komen. Tevens werden de eerdere EG-verdragen uitgebreid met bepalingen over buitenlands beleid, veiligheid, sociale zaken en justitie.
Theodor Waigel: zijn eerste woorden waren D-Mark en Maastricht
Interessant is onder meer het interview met de toenmalige Duitse minister van Financiën Theodor Waigel, in 1992 de rechterhand van minister-president Helmut Kohl. Hij vertelt een heel aardige anekdote:
“Ten tijde van de Eurotop van 1991 kampte ik met meniscusletsel in mijn linkerknie. (…) Ik denk niet dat veel mensen iets gemerkt hebben, maar had ik destijds gehinkt, dan zou iedereen gezegd hebben: ‘de Duitse Bondsminister van Financiën hinkt en het hele project al evenzeer.’ De dag na de ondertekening werd ik geopereerd. Na afloop hoorde ik de artsen lachen. Ik vroeg: ‘Waarom lacht u?’ Nou zeiden ze, ‘het eerste wat u zei toen u bijkwam uit de narcose waren de woorden D-Mark en Maastricht’.” (30,31)
Inderdaad hinkte het proces van de Europese financiële integratie behoorlijk. Vanaf juni 1988 begon Europa, na de Conferentie in Hannover, met de voorbereidingen voor een Europese Monetaire Unie. Maar de wisselkoersen waren een groot probleem. De economische ontwikkelingen in de Europese landen liepen zover uiteen, dat er revaluaties en devaluaties nodig waren. De D-Mark en de gulden moesten revalueren, de andere munten devalueren. Waigel:
“Er wordt altijd weer beweerd dat de euro, de gemeenschappelijke Europese valuta, de prijs zou zijn geweest die Duitsland heeft betaald om van Europa toestemming te krijgen om de Duitse eenwording tot stand te brengen. Daarvan kan ik zeggen dat dat volstrekt onjuist is: de belangrijkste beslissingen om te komen tot een monetaire unie, waren al genomen voordat er sprake was van een Wiedervereinigung.” (36)
Verder gaat Waigel in op onder meer de verhouding tussen Ruud Lubbers en Helmut Kohl, die niet al te goed was.
Van Rompuy
“Het cruciale van Maastricht is natuurlijk de grote deal tussen Frankrijk en Duitsland geweest. Het net herenigde Duitsland moest zien te integreren in een meer eengemaakt Europa. (…) Om dit te bereiken werd het vehikel gekozen van een gemeenschappelijke munt, die de twee landen op een onomkeerbare wijze aan elkaar zou smeden. Een fantastisch politiek project, dat als economisch project achteraf gezien misschien tekortgeschoten is.” (153)
Over de bankencrisis van 2008 vertelt Van Rompuy dat deze mede door Europees beleid overwonnen is. En ook als het over de bestrijding van terrorisme gaat, is Europa als politieke kolos onmisbaar:
“Als je een aantal majeure problemen wilt oplossen (financiële instabiliteit, maar ook zaken als migratie en de strijd tegen terrorisme), heb je niet minder Europa nodig, maar juist meer Europese samenwerking.” (156)
Boek: Het Verdrag van Maastricht 25 jaar later – Jo Cortenraedt en Maarten van Laarhoven