Tijdens de Tweede Wereldoorlog weten rond de 2000 Nederlanders vanuit bezet gebied te ontkomen naar Engeland om zich aan te sluiten bij de geallieerden. Van deze zogeheten Engelandvaarders komen er ruim 220 terecht in een vliegende functie bij de RAF. Er zijn drie mogelijke routes naar Engeland: over de Noordzee; via Scandinavië of via de zuidelijke route door België, Frankrijk en eventueel Zwitserland richting het neutrale Spanje. De route over de Noordzee is het snelst, maar tegelijkertijd het gevaarlijkst: de kans op ontdekking of verdrinking is groot. Niettemin wagen de eerste Engelandvaarders de oversteek via deze weg.
Zo ook de Leidse studenten L.C.M. van Eendenburg, A.D. Vas Nunes en E.F.K. Michielsen. Op 5 juli 1940 vertrekken ze in een twaalfvoetsjol vanaf het strand van Noordwijk, nota bene onder de ogen van een nietsvermoedende Duitse soldaat. De Duitsers krijgen toch argwaan en nemen het kleine bootje tevergeefs onder vuur. De Nederlanders zijn dan al ver genoeg op zee. Twee dagen later wordt het drietal ter hoogte van Great Yarmouth opgepikt door een Britse mijnenveger. Koningin Wilhelmina kent hun het Bronzen Kruis toe.
De drie studenten zijn de eerste Engelandvaarders die de route over de Noordzee succesvol weten af te leggen. Ze worden al snel gevolgd door de scholieren D. Sajet en B. Tammes, die begin augustus met een klein bootje vanuit het Zeeuwse Veere vertrekken. Met uitzondering van Michielsen treden zij allemaal in dienst van de RAF. Sajet overlijdt in juni 1941 als leerling-vlieger aan de gevolgen van een ongeval. Vas Nunes en Tammes maken carrière als oorlogsvlieger. Dat doet ook Van Eendenburg. Die schopt het in september 1944 zelfs tot de eerste Nederlandse commandant van 322 (Dutch) Squadron. In totaal lukt het ruim 170 Nederlanders in 31 geslaagde pogingen via de Noordzee naar de overkant te komen.