Dark
Light

Hoe Nelson Mandela de politie aan zijn kant kreeg

De presidentiële jaren. Bij de vrijheid begint het pas – Nelson Mandela
Auteur:
11 minuten leestijd
Muurschildering met een afbeelding van Nelson Mandela (cc - Pixabay - Ben_Kerckx)
Muurschildering met een afbeelding van Nelson Mandela (cc - Pixabay - Ben_Kerckx)

In zijn beroemde autobiografie De lange weg naar de vrijheid beschreef Nelson Mandela zijn leven van jongeman tot het moment waarop hij als staatsman Zuid-Afrika ging leiden. In het deze week verschenen boek De presidentiële jaren (Atlas Contact), vertelt hij wat daarna kwam. Mandela begon in zijn laatste periode als president al te werken aan het boek, maar kreeg het niet af. De taak is volbracht door de bekende Zuid-Afrikaanse schrijver Mandla Langa. Op Historiek publiceren we een fragment uit het boek dat onder meer duidelijk maakt hoe Mandela als president probeerde het politieapparaat aan zijn kant te krijgen:

De transformatie van de staat

Op 12 juni 1964, een van de zwartste dagen in de geschiedenis van Zuid-Afrika, begonnen Nelson Mandela en zeven andere leden van Umkhonto we Sizwe (MK, de bewapende militaire vleugel van het ANC, red.) aan een nieuw leven als tot levenslang veroordeelde gevangenen. Hoewel hij later luchtig over die tijd sprak en grapte dat hij ‘zevenentwintig jaar op vakantie was geweest’, had de vijfenveertigjarige Mandela zelfs voordat hij het Paleis van Justitie in Pretoria verliet al besloten dat hij zich niet zou laten breken door de opsluiting. De gevangenis overleven vergde een gigantische mentale kracht – hij moest zich wapenen met de dingen die zijn innerlijke evenwicht vergrootten en zich ontdoen van alles wat hem kon verzwakken. Omdat er geen ouderen in de gevangenis zaten, kon Mandela alleen terugvallen op de boeken die hem altijd op de been hadden gehouden en moest hij zich eigen maken wat hij had gelezen over het leven van anderen in vergelijkbare situaties.

De presidentiële jaren - Bij de vrijheid begint het pas (Nelson Mandela)
De presidentiële jaren – Bij de vrijheid begint het pas (Nelson Mandela)
Voor, tijdens en na zijn gevangenschap bestond de bibliotheek van Nelson Mandela vooral uit memoires, biografieën en epische romans, met als rode draad de strijd van de mens en zijn overwinning van onoverkomelijke problemen. Jan Smuts, Deneys Reitz, V.I. Lenin, Jawaharlal Nehru, Carl von Clausewitz, Kwame Nkrumah en chief Albert Luthuli stonden naast Spartacus, Oorlog en vrede, Begraaf mijn hart bij de bocht van de rivier en Red Star Over China. Verder was er het werk van Luis Taruc, de Filipijnse leider van de verzetsbeweging Hukbalahap, wiens autobiografie Born of the People Mandela’s lijfboek was toen hij MK leidde. Het is een somber relaas van het sisyfusachtige verzet van de boeren en de strijd van de guerrilla’s tegen de Japanse bezetters.

Een van de bergen die Mandela moest beklimmen, was het transformeren van de staat. Zoals Nehru’s vreugde over het feit dat hij in 1947 de eerste premier van India was geworden werd overschaduwd door zijn zorgen over de golf van sektarische moorden en de strijd om Kashmir, zo moest Mandela – een vroedman bij een problematische bevalling – stoïcijns blijven onder de verwoestingen die de apartheid aanrichtte en zijn best doen om een moedeloos volk enthousiast te maken. En evenals de Indiase leider had Mandela er vertrouwen in dat de inmenging van multilaterale organisaties, zoals de VN, hielp bij het oplossen van conflicten.

Als leider was het voor Mandela van essentieel belang dat hij voortdurend reden gaf voor optimisme over de toekomst. Dat beschouwde hij als een van zijn belangrijkste taken. Mandela wist dat hij een verkwistend en gebrekkig staatsapparaat had geërfd en hij moest de veelvoorkomende fouten van pas onafhankelijk geworden landen, waar koloniaal bestuur was gezwicht voor bevrijdingsbewegingen, zien te vermijden. De kolonisten, of de voormalige apartheidsregering en haar sympathisanten, waren Zuid-Afrikanen en geen aanhangsel van een buitenlandse koloniale macht; de kolonisten woonden als het ware in het land: Zuid-Afrika was hun thuis. Het bestaande overheidspersoneel kon bij de transitie niet zomaar aan de kant worden geschoven.

Mandela’s regering moest een nieuwe koers voor de staat bepalen en nieuwe prioriteiten vaststellen. Ze moest een versplinterd land efficiënt inrichten. Zoals Allister Sparks het beschreef:

‘Op het niveau van de grote steden, de kleinere steden en het platteland is een mengelmoes van lokale overheidsinstellingen die hun oorsprong hadden in het ongelooflijk complexe apartheidssysteem, waarin de rassen fysiek en politiek gescheiden werden gehouden, geherstructureerd tot een compact systeem.’

Tegelijkertijd moest het ambtenarenkorps een afspiegeling zijn van de bevolking. Mandela had een pragmatische kijk op zulke ingewikkelde kwesties. ‘Wanneer we verkiezingen winnen, bekleden we een ambt,’ zei hij.

‘We krijgen niet meteen de politieke macht in handen. Politieke macht verkrijgen betekent dat we de leiding moeten krijgen over het ambtenarenapparaat, over de ordetroepen, dat wil zeggen de politie en het leger, we moeten onze mensen in de telecommunicatie hebben enzovoort. Het vergt enige tijd om dat te organiseren. De eerste maanden, of het eerste jaar, zullen we zeer zwaar steunen op de huidige diensten. Maar het reorganisatieproces zal meteen van start gaan; we zetten onze gekwalificeerde mensen op de beleidsorganen waar besluiten worden genomen. En het zal naar verwachting iets langer gaan duren doordat we meer mensen opleiden.’

Daarnaast moesten natuurlijk nog de negen nieuwe provinciebesturen worden opgericht ter vervanging van de vier bestaande provincies, tien bantoestans (thuislanden, red.) en twee zogenaamde besturen ten behoeve van kleurlingen en Indiërs, evenals een nieuw lokaal overheidssysteem.

Door de vervalclausules die bij de onderhandelingen waren overeengekomen, waren de ambtenaren van het oude regime gedurende de integratieperiode verzekerd van hun baan. Ook de hoofden van de Commissie Openbaar Bestuur, die later de Commissie Openbare Dienstverlening zou heten, behielden hun functie, wat voor een soepele overgang zorgde en de kans op een contrarevolutie
verkleinde.

Zola Skweyiya
Zola Skweyiya
Deze successen werden soms overschaduwd door problemen die de aandacht wegtrokken van de geboekte vooruitgang. Het gebrek aan opleiding en capaciteit van het ANC was een bron van grote zorg. Zola Skweyiya, die minister van Openbare Diensten zou worden, was bot:

‘Wat betreft de ambtenarij en de openbare dienstverlening wil ik er geen doekjes om winden. Er was van de kant van het ANC nooit veel voorbereiding.’

Met zijn karakteristieke openheid sprak Mandela ook over het probleem:

‘We hadden ons beleid, waaraan we lang werkten, maar we hadden geen ervaring.’

Voor Mandela was veiligheid de sleutel tot een stabiele transitie, het bouwmateriaal voor het verwezenlijken van een democratisch ideaal.

De ANC-leiders en het hogere kader ontbrak het dan misschien aan technische deskundigheid op het gebied van openbaar bestuur, bijvoorbeeld als het ging om de ordetroepen, maar dat compenseerden ze door apartheidsfunctionarissen te volgen tijdens de onderhandelingen en in de Overgangsraad (TEC), die op 7 december 1993 voor het eerst bij elkaar kwam. De onderraden van de TEC hielden toezicht op de regionale en lokale overheid, traditionele autoriteiten, de wet – stabiliteit en veiligheid, defensie, financiën, buitenlandse zaken, de status van vrouwen en de inlichtingendienst. De onderraden die zich bezighielden met veiligheid, defensie en de inlichtingendienst, ontwikkelden gedragscodes en toezichts- en controlemechanismen, die na de verkiezingen als uitgangspunt dienden voor de nieuwe democratische regering. Het ANC wilde dat deze instellingen niet langer op de oude manier werkten, maar zich aanpasten aan het democratisch ethos.

Zoals eerder gezegd was voor Mandela veiligheid de sleutel tot een stabiele transitie, het bouwmateriaal voor het verwezenlijken van een democratisch ideaal. Om vooruitgang te boeken, zo meende hij, moest ervoor gezorgd worden dat functionarissen van het vorige regime omarmd werden en een rol kregen in de nieuwe democratie, als actieve beheerders en scheppers van de toekomst. Daarnaast moest in deze beginperiode van de ontluikende democratie in Zuid-Afrika nog veel kostbare informatie over schendingen van de mensenrechten boven tafel worden gehaald. Bij een plotselinge ingrijpende reorganisatie van de ordetroepen zou bewijsmateriaal vernietigd kunnen worden, waardoor de regering informatie zou kwijtraken die van cruciaal belang was om het verleden te begrijpen en ervoor te zorgen dat die zich niet herhaalde.

De nieuwe minister van Veiligheid, Sydney Mufamadi, was zich ervan bewust dat er staatsveiligheidsbeambten waren die belangrijke veranderingen probeerden tegen te houden, en daarom verzocht hij Mandela in november 1994, toen het nieuwe bestel zes maanden oud was, de bevelvoerende staf van de politie toe te spreken. Mandela deed dat achter gesloten deuren, nu en dan opkijkend van de aantekeningen die hij voor de bijeenkomst had gemaakt. Hij wist dat er een wet is die over de hele wereld gerespecteerd wordt, namelijk dat een politiemacht – wat voor politiemacht dan ook – een strenge solidariteitscode kent en dat smerissen zwakte over het algemeen verachten. Daarom moest hij resoluut en tegelijk verzoeningsgezind zijn om korte metten te maken met hun neiging tot kliekvorming.

‘Ik ben blij met deze gelegenheid om zienswijzen uit te wisselen met de bevelvoerende staf van de SAPS [South African Police Service]. U bent verantwoordelijk voor de ordehandhaving. U kunt dat doel alleen bereiken met volledige steun van de regering.

Ik sta hier niet als een vertegenwoordiger van een politieke partij – noch van de Nationale Partij noch van het ANC – maar als hoofd van de regering van het land.

Ik geloof in een politiemacht die zich inzet om een natie als geheel te dienen, niet een bepaalde politieke partij. Ik geloof in een politiemacht die de hoogste professionele maatstaven handhaaft. Dergelijke hoge maatstaven dienen zelfs te worden gehandhaafd terwijl er een drastische herstructurering en koerswijziging van de politiedienst plaatsvindt.

We moeten een dergelijke drastische transformatie in gang zetten, maar dat willen we graag doen met de volledige samenwerking van de politiecommandant en de gehele bevelvoerende staf.’

Er zijn maar weinig Zuid-Afrikanen die niet een smartelijk verhaal met zich meedragen waarbij de politie betrokken is. Over de hele wereld wordt de politie vaak argwanend bekeken, maar op het hoogtepunt van de apartheid en gedurende de transitie onder leiding van Mandela was dat nog veel erger. Zolang de wettelijke apartheid nog bestond, zou de figuur van de wrede smeris in de Zuid-Afrikaanse literatuur en liedjes een rol blijven spelen, en in bijna alle townshiptheaters zou hij nog gebruikt worden om de wreedheid van de staat te verbeelden. Mandela wist dit, en daarom probeerde hij de politie over te halen diep na te denken over hoe de dienst zijn legitimiteit zou kunnen rechtvaardigen.

‘Het zou betreurenswaardig zijn als het beeld wordt versterkt dat u tegen een dergelijke transformatie bent, dat u het racistische karakter van de politiemacht waarin een witte minderheid domineert en zwarten lagere posities krijgen toegewezen, wilt verdedigen. U mag niet de schijn wekken dat u slechts onder druk toegeeft aan deze veranderingen. U mag nooit vergeten dat de veranderingen die we in dit land aan het doorvoeren zijn, teweeggebracht zijn door de strijd van de onderdrukte mensen in ons land, van wie sommigen de hoogste prijs hebben betaald. Velen van hen stierven in een politiecel, en anderen werden tijdens hun hechtenis zo erg gemarteld dat ze voor de rest van hun leven kreupel zijn. Ze zullen het nooit toestaan, vooral niet nu ze aan de macht zijn, dat een overheidsdienst of ministerie de programma’s die hun leven moeten verbeteren, ondermijnt.

U mag ook nooit vergeten dat de ogen van de hele wereld op Zuid-Afrika gericht zijn.

Ondanks de wreedheid van het apartheidssysteem in het algemeen – en die van de politie in het bijzonder – verzocht ik mijn mensen gedurende de aanloop naar de verkiezingen dringend om het verleden te vergeten, om zich in te zetten voor verzoening en de opbouw van de natie. Op een paar onbeduidende uitzonderingen na heeft het hele land fantastisch gereageerd op deze boodschap. Zwart en wit, Shangaan, Venda en Sotho, Afrikaans- en Engelssprekende Zuid-Afrikanen werken nu samen aan de opbouw van een nieuw Zuid-Afrika.

De politie mag niet de schijn wekken dat ze gekant is tegen deze beweging en dit enthousiasme en alleen lippendienst bewijst aan het idee, terwijl ze dag en nacht werkt om te ondermijnen wat wij aan het doen zijn.’

Mandela vertelde dat hij niet alleen voornamelijk zwarte Zuid-Afrikanen – van wie de meesten gruwelijk hadden geleden in naam van de wet – had verzocht anders over de politie te gaan denken, hij had ook concrete stappen ondernomen om zeker te zijn van een vredige transitie. Hij had een paar maanden voor de verkiezingen een ontmoeting gehad met generaal Van der Merwe en op 16 januari 1993 een toespraak gehouden voor de bevelvoerende staf van zowel de South African Defence Force (SADF) als de South African Police (SAP), die toen er een eind kwam aan de apartheid, werd omgedoopt in de South African Police Service (SAPS) en werd samengevoegd met andere politiemachten van de apartheid.

‘De SAP heeft heel goed gereageerd,’ zei hij.

‘Op de dag van de inauguratie hebben ze een formidabele indruk gemaakt, net als de SADF. De generaals van de SAP mogen niet de schijn wekken dat ze tegen deze ontwikkeling zijn. Spoken uit het verleden kunnen ons blijven achtervolgen als we niet een zichtbaar onderdeel van de huidige veranderingen worden. Doodseskaders zijn nog altijd een verontrustend verschijnsel en dat het de SAP niet lukt om ze op te pakken, is een bron van grote zorg voor mij.’

Nelson Mandela brengt zijn stem uit, 1994 - Paul Weinberg
Nelson Mandela brengt zijn stem uit, 1994 – Paul Weinberg
Hij somde op wat hem zorgen baarde: het gebrek aan disciplinaire maatregelen wanneer bleek dat de politie betrokken was geweest bij de militaire training van leden van de Inkatha Vrijheidspartij (IFP), dat illegale trainingskampen van de IFP niet doorzocht werden, en dat uitdagend gedrag van IFP-leden die met illegale wapens rondliepen, werd genegeerd. Hij keurde het af dat er met twee maten werd gemeten. Dat bleek uit ‘de krachtige en bijna boosaardige manier waarop de SAP optreedt tegen het ANC’, terwijl ze niets deed toen voor de verkiezingen de Afrikaner Weerstandsbeweging onder leiding van Eugène Terre’Blanche bij een actie in Bophuthatswana tientallen mensen doodde. Mandela was zich bewust van de betrokkenheid van de politie bij misdaden en wees op het nadelige effect dat hoge misdaadcijfers hadden op toekomstige investeringen in het land. Ten slotte uitte hij zijn bezorgdheid over de arbeidsomstandigheden van de gewone politiemensen.

Er volgden nog veel van dat soort ontmoetingen, soms ingegeven door de urgentie van de situatie, soms omdat Mandela zich ervan wilde verzekeren dat de politie nog op het rechte spoor zat. Behalve dat Mandela alle vergaderingen van de regeringscommissie voor veiligheid en inlichtingen bijwoonde, onderhield hij volgens Thabo Mbeki ook veel contact met de politie, op alle niveaus. Terwijl hij achter gesloten deuren zijn eindeloze betrokkenheid liet gelden, riep hij de bevolking op de politie te steunen, die volgens hem een poging deed om het nieuwe Zuid-Afrika te omarmen.

Mufamadi herinnert zich dat hij als minister van Veiligheid Mandela voorstelde wanneer hij het beste met de politie kon overleggen. Vaak echter nam Mandela ‘ook het initiatief voor een ontmoeting met de politie, alleen maar om te informeren hoe ze over de veranderende situatie dacht’. Mandela

‘…gaf advies wanneer hij meende dat dat gerechtvaardigd was, en spoorde ze [de politie] aan om gefocust te blijven op hun werk. Soms gebeurde het dat een bepaalde vorm van misdaad nationale prioriteit moest krijgen, zoals overvallen op geldtransporten die op een gegeven moment een verontrustende trend van georganiseerde misdaad lieten zien, gepleegd door mensen die in sommige gevallen een militaire training achter de rug hadden. We richtten een speciale eenheid op om die te onderzoeken. Toen Mandela dat hoorde, zei hij: ‘Kan ik ze ontmoeten en horen wat ze van de opdracht vinden? Hebben we ze genoeg middelen gegeven om hun werk te doen?’ Toen ze [de speciale eenheid] een doorbraak maakten, nodigde hij ze uit om ze te feliciteren. Maar altijd, zelfs wanneer hij positieve woorden sprak en hen aanmoedigde om verder te gaan met het goede werk dat ze verrichtten, trok hij een grens bij dingen die hij niet herhaald wilde zien, dingen die tot het verleden behoorden.’

~ Nelson Mandela en Mandla Langa

Boek: De presidentiële jaren – Bij de vrijheid begint het pas

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×