Ruim honderd jaar geleden vond een van de absurdste gebeurtenissen van het oorlogseinde plaats. Het begon allemaal in de Franse havenstad Brest met een Amerikaanse journalist: de vijfendertigjarige Roy Howard. Hij was een van de belangrijkste aandeelhouders van United Press, dus niet zomaar iemand. Op 7 november 1918 wilde hij geschiedenis schrijven. En dat deed hij. Maar misschien niet op de manier die hij voor ogen had. Dit fragment uit het boek Het elfde uur over fake news avant la lettre lees je hieronder.
Toen Roy Howard rond 9.00 uur na een nachtelijke treinreis in Brest arriveerde, ving hij geruchten op over beginnende vredesbesprekingen. Voor zijn vertrek uit Parijs had hij een perscommuniqué van de Duitse kanselier gelezen waarin gemeld werd dat de Duitse onderhandelaars onderweg waren naar het front. Howard vermoedde dat de wapenstilstand binnen enkele uren in werking zou treden. Nu hij in Brest was, had hij de kans van zijn leven. Want een bericht versturen via de kabels op de oceaanbodem ging veel sneller dan de zeven uur durende transmissie via land.
Roy Howard legde de geruchten tijdens een lunch voor aan generaal Harries, de hoogste Amerikaanse officier in de havenstad. Die kon niets bevestigen, maar liet weten dat het oorlogseinde nabij was. ’s Middags trok Howard door de stad samen met een bevriende Amerikaanse inlichtingenofficier en een majoor die de generaal had meegestuurd. Het drietal bezocht Henry Wilson, de admiraal van de Amerikaanse marine in Brest. Om 16.10 uur beklommen ze vol verwachting de trappen van de admiraliteit. Ze merkten aan de redactielokalen van de krant La Dépêche een drukte van jewelste. Er was duidelijk groot nieuws op til! Roy Howard vertelde later:
‘Toen we binnenkwamen bracht een assistent ons naar een kleiner vertrek, waar de admiraal achter zijn bureau stond, met in zijn hand een bundel carbonpapier met daarop een bericht. Zonder ons te groeten sprak Wilson: “Bij god, majoor, dit is nogal een nieuws, is het niet?” Daarop blafte hij naar een jonge koerier: “Hier, breng dit naar de redacteur van ‘La Dépêche’ en zeg tegen hem dat hij het kan publiceren. En hier, geef deze kopie aan de kapelmeester, zeg hem het voor te lezen, zowel in het Engels als in het Frans, en zeg dat hij meer leven in de fanfaremuziek moet steken!”’
De drie stonden verbluft naar het spektakel te kijken. Ze zagen de koerier naar buiten snellen en wat later speelde de militaire kapel ‘There’ll Be a Hot Time in the Old Town Tonight’. Vanaf de straat meenden ze ‘Finie la guerre!’ te horen. Het was dus waar. Volgens Howard vroeg de majoor voor de zekerheid of het officieel was, en de admiraal bevestigde dat. Hij gaf hun een kopie van het nieuwsbericht uit Parijs waarmee zonet de koerier naar buiten was gelopen. Even later floot de scheepshoorn en knalden kanonnen. Roy Howard dacht de geschiedenis in te gaan als de journalist die als eerste rapporteerde over het ingaan van de wapenstilstand. Om zijn primeur niet te missen, haastte hij zich naar de telegraafruimte van La Dépêche. Tussen de feestvierders op straat vond hij een enthousiaste Franse telegrafist, die zijn materiaal ter beschikking stelde. Howard liet hem het volgende telegram typen:
‘urgent armistice allies germans signed eleven smorning hostilities ceased two safternoon’.
De Fransman scheurde de tape af en maakte die zorgvuldig klaar voor een kabeltransmissie. Howard gaf het kabeltelegram extra authenticiteit door te ondertekenen met zowel zijn naam als die van een collega in Parijs. Met twee correspondenten van het gerenommeerde United Press kwam het telegram vlot voorbij de censor en kreeg het voorrang op de trans-Atlantische kabel.
Verheugd trok Howard zich terug in het kantoor van zijn bevriende inlichtingenofficier. Die belde inderhaast naar Parijs, waar nog geen nieuws over de wapenstilstand verspreid was. Het tweetal dacht dat ze zelfs de hoogste autoriteiten te vlug af waren geweest. Toen uren later duidelijk was dat het om een valse wapenstilstand ging, was het te laat om het bericht terug te roepen. Eerst hoopte Howard nog dat de censor het bericht zou tegenhouden en stuurde hij voor de zekerheid nog een tweede bericht uit met de boodschap dat het eerste incorrect was, maar dat kwam veel te laat. De wereld was al aan het feesten, terwijl er nog duizenden zouden sneuvelen voordat de oorlog echt gedaan was.
Na zes minuten – om 11.56 uur plaatselijke tijd – arriveerde het telegram van Roy Howard in New York. Een uur later stonden krantenjongens al te zwaaien met extra edities. Feestvierders veroverden de straten, onbekenden kusten elkaar innig en duizenden dansten op de tonen van de verzamelde harmonieorkesten. De burgemeester beklom de trappen van het stadhuis en verklaarde 7 november tot een feestdag voor iedereen. Aan een winkeldeur hing uit: ‘Te blij om vandaag te werken.’ Toch verliep niet alles even vrolijk. ‘De stad was in handen van een bende zoals we nog nooit eerder hadden gezien’, schreef een plaatselijke journalist. ‘Het was wijder verbreid dan in de dagen van de dienstplichtrellen.’
Vanuit New York verspreidde het nieuwsbericht zich razendsnel over de Verenigde Staten en over de rest van de wereld. Kranten berichtten het in Cuba, Argentinië en Mexico. In Groot-Brittannië, Australië en Canada barstten volksfeesten los. Het nieuws keerde terug naar Frankrijk. In Calais ploeterde de Limburgse aalmoezenier Hilarion Thans (zie hier een andere getuigenis van hem) al dagen door de modder om de tientallen griepdoden een ietwat waardig afscheid te geven. Op 7 november waadde hij zich ‘door een grijze slijkrivier, feitelijk een macadamweg’, naar Porte de Gravelines, een van de grootste Belgische hospitalen. Zijn opdracht was ‘lijken afhalen’.
‘Na de zegeningen klauterde ik naast de voerman. “Ge weet het toch wel, mijnheer,” zei hij me plots, “dat de oorlog gedaan is!” “Weet ge dat zeker?” “Wel ja, en binnen weinige dagen is het voorgoed wapenstilstand!” Zo had ik me het einde van de oorlog niet voorgesteld. Na te veel slijk, te veel lijken…’
Toen uren later bleek dat het om een valse wapenstilstand ging, was de verwarring groot. De officiële verklaring was dat de Duitsers nog niet hadden getekend. Er was een verwarring met het tijdelijke staakt-het-vuren voor de oversteek van het front. Te vroeg gejuicht dus. ‘Maar wie ging dat vertellen tegen de dolgedraaide blijde menigtes in Sydney, die ervan overtuigd waren dat de oorlog gewonnen en voorbij was?’ vroeg een Australische journalist zich af. ‘De mensen konden niet geloven dat het ging om een vergissing van een journalist in Europa.’ Maar vooral waar aan het front het valse nieuws zich had verspreid, waren de gevolgen voelbaar. Daar zouden militairen vier dagen later niet willen geloven dat het op 11 november echt zover was.
De vergissing van Howard was veroorzaakt door het tijdelijke staakt-het-vuren dat aan een klein stukje front nabij Chimay was ingesteld om de Duitse wapenstilstandscommissie de frontlinie over te steken.
Roy Howards carrière leek voorbij. Hij besefte maar al te goed wat voor drama zijn nieuwsbericht had aangericht. Want na 7 november sneuvelden aan het westfront nog meer dan 6700 militairen. Dat terwijl hun families even de hoop hadden gekregen dat het allemaal voorbij was. ‘I’m still a bit groggy from this jolt,’ schreef hij naar zijn hoofdredacteur in Parijs. ‘Ik ben me volledig bewust van wat dit in Amerika heeft aangericht.’ Admiraal Wilson sprong voor hem in de bres:
‘Uiteraard had hij geen idee wat hij zou veroorzaken, maar nadien besefte hij dat hij er een boeltje van had gemaakt. Hij deed er alles aan om de schade ongedaan te maken.’
Howard zelf deed zijn relaas van de feiten aan tal van collega’s en besloot:
‘Er is niets wat ik of enig andere krantenjournalist anders had gedaan.’
Opvallend genoeg werd Howard het valse nieuws snel vergeven en kwam zijn reputatie relatief ongeschonden uit de afgang van 7 november 1918. Dat had natuurlijk alles te maken met het feit dat het op 11 november 1918 echt zover was. Het verhaal verdween in de plooien van de geschiedenis. Howard bleef journalist en maakte nog heel wat bijzondere reportages. Tijdens het Interbellum was hij bijvoorbeeld een van de weinige Amerikaanse journalisten die Jozef Stalin kon interviewen. Toen hij in de jaren ’50 met pensioen ging, had hij er een rijke carrière op zitten. Enkel dat ene nieuwstelegram van 7 november 1918 bleef een nare herinnering aan hoe belangrijk het is voor een journalist om zijn bronnen goed te checken, ook honderd jaar later nog.
– 7 november 2018
Ook gepubliceerd bij Knack – pieterserrien.be
Boek: Het elfde uur – Pieter Serrien