Toen Beatrix in 1980 werd ingehuldigd als koningin legden veertien Kamerleden geen eed af aan de nieuwe vorstin en toen koningin Wilhelmina in 1898 werd ingehuldigd was de latere minister-president Abraham Kuyper niet aanwezig. Nu is er een nieuwe troonswisseling op handen en zijn er opnieuw Kamerleden die hebben aangegeven geen eed te willen afleggen.
Voordat de Kamerleden aan de beurt komen zal eerst de nieuwe koning een eed af moeten leggen. Koning Willem Alexander moet onder meer zweren of beloven dat hij de vrijheid en rechten van alle Nederlanders zal beschermen en dat hij alle middelen zal aanwenden om de welvaart van zijn onderdanen te bevorderen.
Volgens de Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning uit 1992 zijn hierna de leden van de Eerste en de Tweede Kamer aan de beurt. Zij moeten ieder afzonderlijk het volgende zweren of beloven:
“Wij ontvangen en huldigen, in naam van de volkeren van het Koninkrijk en krachtens het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet, U als Koning; Wij zweren (beloven) dat wij Uw onschendbaarheid en de rechten van Uw Koningschap zullen handhaven.
Wij zweren (beloven) alles te zullen doen wat goede en getrouwe Staten-Generaal, Staten van Aruba, Staten van Curaçao en Staten van Sint Maarten schuldig zijn te doen.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig!” (Dat beloven wij!”).”
Dit wordt gezien als een soort hernieuwing van de eed of belofte die de Kamerleden bij hun installatie als Kamerlid al aflegden. De tekst voor deze eed of belofte is echter veel beknopter. Die luidt kortweg:
“Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.”
Sommige parlementsleden gaat het te ver om bij de inhuldiging opnieuw een eed of belofte af te leggen. Twee republikeinse leden van de SP hebben al aangegeven geen eed af te zullen leggen. Een van hen, Farshad Bashir, is op het moment van de inhuldiging op vakantie, en SP-lid Sadet Karabulut vindt het te ver gaan om een eed af te leggen omdat ze bij haar aantreden als Kamerlid al trouw aan de koning beloofde. Twee keer vindt ze te veel van het goede.
Opvallend is overigens dat alleen Kamerleden hun eed of belofte moeten vernieuwen. Bewindslieden hoeven dit niet.
Dat er Kamerleden zijn die de eed niet afleggen is niet nieuw. Ook in 1980 gebeurde dat bijvoorbeeld. In totaal legden tijdens deze inhuldiging van koningin Beatrix veertien leden de eed niet af. Sommigen – waaronder Hendrik Koekoek van de Boerenpartij en Bonno Spieker van de PvdA – bleven zonder opgaaf van reden weg en anderen kwamen vanwege gezondheidsredenen niet opdagen. Er waren echter ook enkele Kamerleden die om principiële redenen wegbleven: Siepie Langedijk-de Jong (PvdA), Frans Uijen (PvdA), Chel Mertens (D’66) en de PSP-leden Joop Vogt en Fred van der Spek.
Tijdens de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 waren ook niet alle leden aanwezig. Onder de wegblijvers bevond zich toen ook de latere premier Abraham Kuyper. Volgens historicus Cees Fasseur verdacht koningin Wilhelmina deze beroemd politicus er later van een calvinistische republikein te zijn. Helemaal vreemd was dat niet. Kuyper had bijvoorbeeld wel eens laten weten dat hij betwijfelde of eventuele kinderen van de koningin nog wel tot het Huis van Oranje konden worden gerekend.
Over de eed of belofte aan de nieuwe koning wordt sinds een paar weken weer druk gesproken. Aanleiding is een uitspraak van hoogleraar staatsrecht Wim Voermans in de Volkskrant. Hij schreef onder meer:
“De grondwet zegt niets over eden of beloften van trouw van leden van volksvertegenwoordigers aan de koning. (…) In 1983 is er een herziene Grondwet in werking getreden die, op principiële gronden, een eind maakt aan het zweren van persoonlijke eden van parlementariërs aan de Koning. Dat past niet bij moderne volksvertegenwoordigers, dat past ook niet bij modern koningschap.”
De Kamerleden die in het verleden de eed bij inhuldigingen niet aflegden kwamen toen niet in de problemen. Ook nu zal dat niet het geval zijn. Ze hebben bij hun aantreden namelijk al een juridisch bindende eed afgelegd.