Onrustig als ik ben
Nu was Alma alleen, in een land dat voor iemand uit Europa in alle opzichten vreemd was. De tropische hitte die na Port Said nooit meer weg was. Het mengsel van onbekende geuren, waaruit kamfer, citroen en kaneel opstegen. De schrille kreten in de nacht.
In plaats van in vier Europese seizoenen, was het jaar hier opgedeeld in twee moessons, regentijden. Epidemieën van tyfus en cholera trokken voortdurend over de eilanden. De kans te worden gestoken door een malariamug was groot en de daardoor ontstane hoge koortsen waren moeilijk te bestrijden.
Als je de familieberichten in de Nederlands-Indische kranten leest, als je de registers bekijkt van de burgerlijke stand, dan valt op hoeveel vrouwen en kinderen er stierven. Een op de vijf kinderen overleed in het eerste levensjaar. Sommige families kondigden de geboorte van weer een kind in de krant al niet meer aan omdat ze keer op keer kort daarna een overlijdensadvertentie moesten plaatsen. Vaker dan in Nederland stierven vrouwen hier in het kraambed.
Het Nederlands-Indië waar Alma Bimmermann besloot te blijven was een pioniersmaatschappij – hard, maar ook vol mogelijkheden. Zij had haar jeugd, haar durf en haar onderwijsakte. Nu moest ze de weg vinden.
Er woonden in 1875 minder dan zestigduizend Europeanen, vooral Nederlanders, vooral mannen. Op elke twee Europese mannen was er één vrouw. De Indischmannen, zoals ze werden genoemd, woonden vooral op Java, samen met 19,5 miljoen Javanen.
Het waren de jaren dat Nederlands-Indië in de ban raakte van de vooruitgang. Java werd begaanbaar gemaakt. De Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij legde lijnen aan van Semarang naar Yogyakarta en kort daarna van Surabaya naar Pasuruan. Bij de opening van de trajecten speelden blaaskapellen marsmuziek en percussionisten de gamelan. De eerste reizigers konden zich laven aan feestdissen en champagne voordat ze in de trein stapten voor een spectaculair ritje over een spoorbrug.

In de steden werd gasverlichting geïntroduceerd en daarna elektriciteit en telefoon. Er werden trambanen aangelegd. Ineens begon de ruige kolonie te bruisen. Het comfort trok steeds meer Nederlandse ondernemers en avonturiers aan. Hun reputatie was niet alleen beroerd onder de lokale bevolking, maar ook in Nederland, getuige het vernietigende oordeel van de prozaschrijver Bas Veth, die als achttienjarige in 1878 naar Nederlands-Indië was gekomen.
Religieuze en ideologische scheidslijnen waardoor Nederland werd opgedeeld bestonden in Indië niet. Hier golden de wetten van geld en aanzien, waarop de conventies geen greep hadden. Maatschappelijke positie en inkomen bepaalden de hiërarchie van het menselijk verkeer. Wie als eerste een passant diende te begroeten en wie die groet in ontvangst mocht nemen, wie vooraan mocht staan bij officiële plechtigheden. Zoals schrijver Rob Nieuwenhuys de mentaliteit van die jaren typeerde:
‘Het was de beruchte Indische geld- en prestige-geest die de mensen samenbracht en scheidde.’
Vrouwen als Alma hadden geen status. In het adressenboek voor Nederlandsch-Indië van 1877 staan de gegevens van mannelijke gezinshoofden opgenomen ‘en hunne afstammelingen van het mannelijk geslacht’. Alleen de enkele weduwe die na de dood van haar man was gebleven werd ook vermeld.
Gehuwde vrouwen mochten niet werken. Ze hadden weinig afleiding, alleen de visites die ze brachten aan steeds weer dezelfde kennissen. Kinderen werden toevertrouwd aan de zorg van baboes en gouvernantes. Hoe zwaar het leven voor vrouwen in de tropen was, blijkt uit hun eigen boeken.
‘De Hollandsche vrouw in Indië,’ noteerde schrijfster M.C. Kooij-van Zeggelen…
‘…beteekent strijd en moeite, het beteekent een tot het uiterste volhouden om niet geestelijk af te sterven, het beteekent een in zichzelve zoeken naar voedsel voor hoofd en hart… en als zij daarin slaagt, dan is zij de hulp, de steun, de inspireerende kracht van den man die hier zijn brood verdient.’
‘Ik ben blij dat ik niet zoo mooi ben als Mej. Cassilis.’
‘Wel, waarom in ’s Hemels naam?’
‘Omdat ik,’ sprak zij op treurigen toon terwijl zij zijn vasten blik ontweek, ‘een verkoopbaar artikel zou zijn, waarvoor grootvader een schat aan geld zou halen.’
‘Je bent er mooi genoeg voor, Alice, als iemand hem dat maar zegt.’
‘…zalig het was, vrij te zijn, alleen zelf opgelegde plichten te vervullen! Onafhankelijk van den man! Ja, dat was het schoonste, heerlijkste!’
Boek: Alma’s dochters – Jutta Chorus
Historische sensatie: de Indische meisjes van Melati van Java