Op 18 september 2012 kondigde een Harvard-onderzoekster aan dat ze een tekstsnipper had gevonden waarin Jezus van Nazaret werd opgevoerd, sprekend over zijn echtgenote. De publicatie van het Evangelie van de Vrouw van Jezus was aangenomen door de Harvard Theological Review, een belangrijk wetenschappelijk tijdschrift, en mijn eigen eerste reactie was dat het nieuws daarom wel zou kloppen.
Toen ik erover blogde wees ik erop dat de speculaties over Jezus’ burgerlijke status die meteen de ronde deden (“Jezus wel degelijk getrouwd”, kopte De Volkskrant), niets meer waren dan speculaties. De controverse was voorspelbaar, maar het fragment leek te jong om enige waarde te hebben voor de speurtocht naar de historische Jezus.
Ik had minder goed van vertrouwen moeten zijn. Eigenlijk wist ik best dat het feit dat een artikel door een redactie wordt aangenomen, geen kwaliteitsgarantie meer vormt. In 2011 had ik nog een boek gerecenseerd waarin ik had geconcludeerd dat een hele redactie had zitten slapen (de Nederlandse versie is hier). Ik keek er dus niet van op toen meteen na de aankondiging van het Evangelie van de Vrouw van Jezus de eerste kritiek opdook in de blogosfeer. Ik was weer eens te goedgelovig geweest.
Vervalsing
Het bleek een vervalsing. Een vrij knullige bovendien. Eén zin uit het Evangelie van de Vrouw van Jezus kwam overeen met een deel van Evangelie van Thomas #101 en de tekst bleek zó nauwkeurig te zijn overgeschreven uit een tekstuitgave dat zelfs een zetfout was gekopieerd.
Voor de liefhebbers voeg ik het plaatje toe. Het onderste deel is afkomstig uit Mike Grondins interlineaire vertaling van het Thomasevangelie; er moet iets als ναει μπων2 staan maar er staat ναει πων2. Het bovenste deel van het plaatje is een foto van de overeenkomstige woorden uit het Evangelie van de Vrouw van Jezus, en zoals u ziet ontbreekt de M ook daar. De “smoking gun”.
Grondin en nieuwtestamenticus Marc Goodacre wezen op 11 oktober 2012 op deze fout, het omstreden artikel werd teruggenomen en daarmee leek de affaire voorbij. In elk geval konden enkele vragen te ruste worden gelegd:
- de tekst op de snipper was een vervalsing;
- er zijn geen aanwijzingen dat men in de Late Oudheid dacht dat Jezus getrouwd was geweest;
- er was geen reden het onderzoek naar de historische Jezus over een andere boeg te gooien.
Einde van de zaak, leek me. Ik ben er nog op teruggekomen met een stukje waarin ik constateerde dat, terwijl het systeem van redactionele beoordeling evident had gefaald, het hoopvol stemde dat de blogosfeer wél een vorm van kwaliteitstoetsing had geleverd.
Onderzoek
Harvard kondigde na het debacle aan dat er onderzoek zou worden ingesteld naar de authenticiteit van de papyrussnipper. Het verbaasde me, want elke eerstejaars weet dat zulk onderzoek weinig opleveren kán. Antiek, onbeschreven papyrus is immers vrij gemakkelijk te krijgen: musea hebben laden vol en je kunt in Egypte snippers kopen op de markt. Met een koolstofdatering kan alleen worden vastgesteld of een vervalser een stuk papyrus heeft gebruikt dat voldoende oud is.
Ook inkt kan perfect worden vervalst. Ingrediënten als houtskool of roet en Arabische gom waren destijds niet zeldzaam en zijn dat nog altijd niet. Met een spectraalanalyse van de gebruikte inkt kan hooguit worden bepaald dat de gebruikte inkt lijkt op antieke inkt. Als het al mogelijk zou zijn de inkt te isoleren van de papyrus – wat zou neerkomen op de vernietiging van het document – zou een koolstofdatering van de inkt ook al niets opleveren, want je kunt antieke houtskool vinden op elke opgraving. U zou koolstof met de juiste ouderdom dit voorjaar hebben kunnen meenemen van de publieksopgraving in Nijmegen.
Simpel samengevat: een student heeft alle kennis in huis om een vervalsing te maken die met de beste laboratoria ter wereld niet kan worden herkend, zodat onderzoek naar het Evangelie van de Vrouw van Jezus niets opleveren kón. Ik verwachtte er dan ook weinig van: het “er moet onderzoek worden gedaan” klonk als een mooie manier om de aftocht te blazen en er verder nooit meer over te beginnen. De zaak had hier kunnen eindigen.
Afgelopen april kwamen er echter toch resultaten – en zowaar, er zat iets bij. Hier vindt u de publicatie; de voorspelde conclusie dat de inkt lijkt op antieke inkt vindt u daar en de voorspelde conclusie dat de papyrus vrij oud is leest u daar. Maar heel oud is de snipper niet: ze is in of rond de achtste eeuw vervaardigd, toen de gnostische literatuur (waarin speculaties over Jezus’ huwelijkse staat mogelijk zouden zijn geweest) in feite dood was. Het schrijfmateriaal is te jong voor het genre. Zou de snipper vóóraf zijn onderzocht, dan zouden een hoop problemen hebben kunnen worden vermeden.
Bluf
Maar nu komt het. “Testing Indicates “Gospel of Jesus’s Wife” Papyrus Fragment to be Ancient”, was de kop van het Harvard-persbericht. Dat is waar. De betrekkelijke ouderdom van het papyrusfragment is bevestigd. Het is alleen volkomen irrelevant. Geen vervalser zal immers nieuwe papyrus maken – je koopt oud materiaal. Goedkoper, makkelijker, beter.
De opmerking in de eerste alinea van het persbericht dat de inhoud kon zijn gecomponeerd in de tweede eeuw, is echter evident misleidend, en dat geldt ook voor de constatering dat de laboratoriumtests geen bewijs leverden dat het een moderne vervalsing was. Inderdaad, want dat kan een lab ook helemaal niet.
Het bericht kwam net voor Pasen, op het moment waarop nieuwsredacties altijd op zoek zijn naar wat makkelijke kopij over het vroege christendom. De New York Times en Time vlogen erin en het laatste tijdschrift opperde zelfs dat een en ander consequenties moest hebben voor het hedendaagse christendom. Opnieuw was het de blogosfeer die de zeepbel doorprikte: 1 (pdf), 2, 3, 4, 5 en 6.
Het ergste moest echter nog komen. Het “Vrouw van Jezus-fragment” – om een betere naam te gebruiken dan het misleidende “evangelie” – maakte deel uit van een verzameling van zes snippers waar ook een fragment van het Johannesevangelie bij zat. Harvard had de foto’s nooit vrijgegeven. Toen dat wel gebeurde, bleek dat het een vrijwel exacte kopie was van een tekstuitgave. Zie dit plaatje: rechts de snipper, links een moderne editie van het Johannesevangelie, waaruit blijkt dat de vervalser zelfs de moeite niet heeft genomen de woorden anders over de regels te spreiden (meer).
Een tweede smoking gun. In april 2014 was de theorie dat het Vrouw van Jezus-fragment uit de Oudheid stamde ten grave gedragen. De website die Harvard aan het fragment wijdde, lijkt na maart niet meer geactualiseerd.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard
Ik heb elders de schade al eens opgesomd. Een tekstvondst die alle alarmbellen hadden moeten doen afgaan, is aangekondigd zonder het bij dit controversiële onderwerp vereiste vooronderzoek. De redactie van de Harvard Theological Review heeft zitten slapen. Alsof Physical Letters B een artikel aanneemt van het CERN en de redactie moet erkennen dat ze niet in de gaten had dat er geen metingen waren verricht. Het zelfreinigend vermogen van de wetenschap bleek minder dan het inzicht van enkele bloggers.
Dit alles straalt af op elke oudheidkundige, min of meer zoals elke sociaalpsycholoog sinds de affaire-Stapel het nadeel van de twijfel geniet. Dat is niet eerlijk tegenover de bona fide onderzoekers, maar het is zoals het is: in het najaar van 2012 is het vertrouwen in de oudheidkundige subdiscipline der papyrologie weggevallen.
Het punt dat ik nu het belangrijkste vind is echter een ander. Het heeft betrekking op de gebeurtenissen afgelopen april. Harvard heeft toen geprobeerd de media te manipuleren om de schade te beperken. De wetenschapsvoorlichting was een instrument, niet om de burger te informeren, maar om recht te praten wat krom was.
Dat is geen verstandige strategie als het vertrouwen al een opdoffer heeft gehad. De sceptisch geworden blogosfeer prikte door de misleiding heen. Wat na de herfst van 2012 nog aan vertrouwen in de papyrologie resteerde werd in april definitief vernietigd. Ik ken geen ander voorbeeld van een vakterrein dat zijn eigen draagvlak in brand heeft gestoken.
De eerste les is dat een academicus geen controversieel nieuws naar buiten moet brengen als het niet is onderbouwd. De tweede les is dat het publiek sceptisch is geworden. In dit geval was dat, anders dan in het geval van de kritiek op de Nijmeegse archeologen waarover ik al schreef, volkomen terecht. De universiteiten hebben deze eenvoudige lessen echter niet geleerd, zoals zal blijken in een volgend stukje.
En ook ik had een les niet geleerd. Nog steeds niet zelfs, want ik kan me nog altijd niet goed voorstellen dat oudheidkundigen werkelijk bereid zijn de pers te misleiden om zo van vervelende vragen af te zijn. Maar het gebeurde onlangs weer en ik bleek opnieuw te goedgelovig.