Dark
Light

De moord op Grigori Raspoetin (1916)

De Russische Revolutie – Een nieuwe geschiedenis
13 minuten leestijd
Raspoetin op een spotprent
Raspoetin op een spotprent
Bij uitgeverij Nieuw Amsterdam verschijnt juni 2017 De Russische Revolutie. Een nieuwe geschiedenis. Tussen 1900 en 1920 onderging Rusland een complete en onomkeerbare transformatie. Aan het eind van deze twee decennia was de heerschappij van de Romanovs ten einde, had zich een nieuw regime gevestigd, was de economie ingestort en hadden meer dan twintig miljoen Russen de dood gevonden. In dit boek combineert auteur Sean McMeekin de allernieuwste geschiedkundige bevindingen met een vlot verteld verhaal, en werpt hij nieuw licht op een belangrijk historisch keerpunt in de twintigste eeuw. Op Historiek de proloog van het boek, over het moordcomplot tegen de monnik Grigori Raspoetin.


Het bloed van een boer

Grigori Raspoetin
Grigori Raspoetin
Toen de Grote Oorlog tegen Duitsland en de centrale mogendheden zijn derde verschrikkelijke jaar inging, verhevigde in Petrograd de oppositie tegen de autocratie van tsaar Nicolaas II, die in 1915 het opperbevel van de Russische strijdkrachten op zich had genomen. De parlementaire leiders verlangden vurig naar een actievere rol in het Russische politieke leven, en nu roken ze bloed. De gerenommeerde historicus Pavel Miljoekov, oprichter van de liberale constitutioneel-democratische partij (de kadetten), zorgde op 1/14 november 1916 voor een heksenketel in de Doema. Hij kapittelde de laatste premier van de tsaar, Boris Stürmer – met zijn ongelukkige Duitse naam – om zijn falende beleid en vroeg hem vilein of dit voortsproot uit ‘domheid of verraad?’ De echte verraders, insinueerde Miljoekov, al zei hij dit niet met zoveel woorden, waren de in Duitsland geboren tsarina Alexandra (Alix) van Hessen-Darmstadt en de ‘duistere krachten’ rond de beruchte gebedsgenezer Grigori Raspoetin. Deze had haar vertrouwen verworven door zijn mysterieuze vermogen haar aan hemofilie lijdende zoon, troonopvolger Aleksej, verlichting te schenken. Deze opruiende toespraak van iemand met zo’n gezaghebbende reputatie als Miljoekov verleende geloofwaardigheid aan de geruchten die over Raspoetin de ronde deden. Hij bevestigde de in Petrogradse kringen vigerende mening dat, zoals een hoge aristocraat het uitdrukte, ‘de tsarina en Stürmer Rusland aan keizer Wilhelm verkochten’.

Tekening van Raspoetin met zijn hand op een borst van de tsarina
Tekening van Raspoetin met zijn hand op een borst van de tsarina
Wat de kadettenleider insinueerde, zeiden anderen openlijk. De reactionaire afgevaardigde Vladimir Poerisjkevitsj verspreidde Miljoekovs toespraak onder frontsoldaten. Daarmee nog niet tevreden, stond Poerisjkevitsj op 6/19 november 1916 op in de Doema en kafferde de ministers van de tsaar uit voor ‘marionetten, waarvan de touwtjes stevig in handen waren genomen door Raspoetin en tsarina Alexandra Fjodorovna (…) die op de Russische troon altijd een Duitse is gebleven en vreemd aan het land en zijn volk’. Maar Poerisjkevitsj’ ware toorn was gericht tegen de gebedsgenezer zelf. ‘Zolang Raspoetin in leven is,’ betoogde hij, ‘kunnen we [de oorlog] niet winnen.’ Terwijl hij vooraanstaande politici in Rusland uitnodigde zich aan te sluiten bij een lynchpartij, sprak Poerisjkevitsj op onheilspellende toon: ‘Niet langer zal een obscure moezjiek Rusland regeren!’

Dit waren geen loze woorden. Tegen het eind van de maand had Poerisjkevitsj zich aangesloten bij een ontluikende samenzwering van hooggeplaatste personen, waarin vorst Felix Joesoepov eerste viool speelde (maar niet per se degene was die het denkwerk verrichtte), om Raspoetin te vermoorden. Joesoepov, een dandy die in Oxford had gestudeerd, was enig erfgenaam van misschien wel het grootste familiefortuin in Rusland, volgens de meeste schattingen groter dan dat van de Romanovs. Hij was getrouwd met een nicht van de tsaar, vorstin Irina. Joesoepovs moeder, vorstin Zinaïda, ging vertrouwelijk om met Romanovgrootvorsten en het gezin van de tsaar zelf, en was tegelijk goed bevriend met de vrouw van Doemavoorzitter Michail Rodzjanko. De man van Zinaïda, als graaf zelf ook van hoge komaf, was in 1915 door de tsaar ontslagen uit zijn functie als gouverneur-generaal van Moskou. Dat hij in ongenade was gevallen, weet zij aan Raspoetin en tsarina Alexandra. Haar venijnige roddels waren een belangrijke bron voor de bezetenheid waarmee men in Petrograds hogere kringen over ‘duistere krachten’ sprak. Vorstin Zinaïda had haar zoon uitdrukkelijk geïnstrueerd om Rodzjanko en de Doema te ‘onderhouden’ over Raspoetin. Een van haar andere bekeerlingen was grootvorst Dmitri Pavlovitsj Romanov, een volle neef van de tsaar, die een van de voormannen in het moordcomplot zou worden.

Felix Joesoepov en zijn vrouw Irina in 1915
Felix Joesoepov en zijn vrouw Irina in 1915
Het idee was simpel. Joesoepov zou Raspoetin uitnodigen naar zijn schitterende paleis aan de Mojka, zogenaamd voor een ontmoeting met zijn beeldschone vrouw Irina. Vorstin Irina zelf, die met het complot niets te maken wilde hebben (al wist ze ervan af), zou niet thuis zijn. Terwijl men Raspoetin beneden liet wachten, zouden hem gebak en wijn worden aangeboden, voorzien van een dosis kaliumcyanide. Voor het geval het gif niet werkte, waren de samenzweerders met pistolen bewapend en met een paar telefoontjes werd een nogal doorzichtig alibi gefabriceerd. Als extra garantie zou grootvorst Dmitri Pavlovitsj ter plekke zijn: als Romanov genoot hij volledige strafrechtelijke immuniteit. Er was één belangrijke factor die de kans op slagen van het even barokke als smoezelige complot vergrootte: Raspoetin was een fameuze rokkenjager die door de Franse ambassadeur de ‘erotomystieke maniak van Pokrovskoje’ was genoemd. Nooit eerder had Raspoetin een invitatie voor een rendez-vous met een vorstin afgeslagen.

Het complot Poerisjkevitsj-Joesoepov was niet de eerste in zijn soort. Aleksej Chvostov, in september 1915 op aanbeveling van Raspoetin benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken, had zich al een maand later tegen zijn weldoener gekeerd. Hij had aan kolonel Michail Komissarov, een officier van de geheime dienst en hoofd van Raspoetins beveiliging, tweehonderdduizend roebel beloofd als hij de man zou vermoorden die hij in opdracht van de tsaar diende te beschermen en die Chvostov bovendien zijn baan had gegeven. Hoe weinig plausibel deze affaire ook klinkt, het was niettemin een feit dat kolonel Komissarov diverse soorten gif op Raspoetins katten had uitgeprobeerd (Chvostov van zijn kant had liever dat de boer werd gewurgd). Geruchten over dit bizarre complot lekten uit naar de pers en leidden tot Chvostovs val toen de tsaar ze ter ore waren gekomen.

‘Raspoetin moest dood’

‘Een vrouw had hem in de onderbuik gestoken, terwijl ze gilde: ‘Ik heb de antichrist vermoord!’

In 1916 hing het als een koorts in de lucht: Raspoetin moest dood. Zelf ontving Raspoetin doodsbedreigingen over de post, en hij werd bij verschillende gelegenheden fysiek aangevallen. De koorts was zo besmettelijk dat het zich tot ver buiten Rusland verspreidde. Na het mislukken van zijn eigen complot probeerde Chvostov het met de rekrutering van Sergej Troefanov (in het Westen bekend als ‘Monnik Iliodor’). Hij was Raspoetins voormalige geldschieter binnen de Orthodoxe Kerk, een uit zijn ambt ontzette priestermonnik die op dat moment in Noorwegen woonde. Van Troefanov werd aangenomen dat hij de moordpoging op Raspoetin in juli 1914 in Pokrovskoje had bekokstoofd. Een vrouw had hem daar in de onderbuik gestoken, terwijl ze gilde: ‘Ik heb de antichrist vermoord!’ Maar Raspoetin had het er op een of andere manier levend vanaf gebracht. Hoewel Troefanov dit keer weigerde zich te bezondigen aan moord, voegde hij wel een nieuwe dimensie toe aan de lastercampagne: hij reisde af naar Amerika en verkocht daar voor 25.000 dollar een sappig verhaal (‘Raspoetin: de heilige duivel van Rusland’) aan Metropolitan Magazine, een voorpaginaverhaal dat als een bom moest inslaan en een zomer lang in advertenties werd aangekondigd. Maar voor het in de kiosken lag, had het Russische consulaat in New York het verhaal de kop ingedrukt. Hierop diende Troefanov een schadeklacht in tegen de Russische regering: en zo kon het gebeuren dat in november 1916, net toen Miljoekov en Poerisjkevitsj in Petrograd de Doema flink opstookten tegen Raspoetin, Troefanov, uitgerekend in een New Yorkse rechtszaal, publiekelijk getuigde dat Grigori Raspoetin

‘sterk pro-Duits is en zo’n overwicht heeft over de tsarina dat hij haar invloed tegen de geallieerden weet aan te wenden (…) hij smeedt nu plannen om een afzonderlijke vrede tot stand te brengen’

Britse agenten in New York luisterden aandachtig naar wat Troefanov te zeggen had. Na zijn getuigenis werd hij ontboden bij het Britse Consulaat voor een officiële nabespreking. Nu er weinig hoop restte op een doorbraak aan het westerse front – 1916 was het jaar van het zinloze bloedvergieten bij Verdun en aan de Somme – groeide in Londen de angst dat Rusland zijn bondgenoten in de steek zou laten en naar een afzonderlijke vrede met Duitsland hengelde. Om de Russen een hart onder de riem te steken, en op speciaal verzoek van tsaar Nicolaas II, zond de stuntelende liberale regering van premier Asquith in juni zijn meest prestigieuze vertegenwoordiger, veldmaarschalk Kitchener, naar Rusland, met als enige resultaat dat het schip onderweg op een Duitse mijn liep en de veldmaarschalk daarbij omkwam. In het najaar van 1916 werd elke flard aan informatie door Britse diplomaten, spionnen en kabinetsleden geïnterpreteerd als de zoveelste aanwijzing dat de bodem onder de Russische oorlogsinspanning aan het wegvallen was.

Aleksandr Protopopov
Aleksandr Protopopov
De omstreden benoeming door de tsaar, op 18 september 1916, van Aleksandr Protopopov als minister van Binnenlandse Zaken was voor de Britten de druppel die de emmer deed overlopen. Uit de rapporten van ambassadeur sir George Buchanan wist het kabinet in Londen twee dingen over Protopopov. Hij had in juli 1916 in Stockholm een ontmoeting gehad met een Duitse ambassademedewerker met goede connecties, Fritz Warburg (van de Warburgbankiersdynastie), klaarblijkelijk om de mogelijkheid van een afzonderlijke vrede te bespreken. En ten tweede was hij een protegé van Raspoetin. Na het lezen van Buchanans driftige rapporten zond minister van Oorlog David Lloyd George op 13/26 september 1916 een vertrouwelijk memorandum aan premier Asquith, waarin hij waarschuwde dat

‘de Duitsgezinde invloeden door recente veranderingen aanzienlijk zijn versterkt. Onze vrienden zijn één voor één verdwenen, en er is nu niemand meer met enige invloed in de Russische bureaucratie (…) die dit land welgezind is.’

De meest lasterlijke aantijging tegen Raspoetin, dat hij een Duitse spion zou zijn, was onwaar. Maar er zat genoeg waarheid in de geruchten over zijn buitensporige politieke invloed om zijn vijanden te sterken in hun moordplannen. Het was in feite Raspoetin die, samen met de tsarina, tsaar Nicolaas II in augustus 1915 overhaalde om het bevel van de Russische troepen op zich te nemen; die in februari 1916, alweer samen met de tsarina, de benoeming regelde tot premier van Boris Stürmer, een oudere, gepensioneerde, bijna zeventigjarige politieke onbenul. Het was Raspoetin die de tsaar in juli van dat jaar overhaalde zijn oudgediende minister van Buitenlandse Zaken, Sergej Sazonov, te ontslaan; en die in september de aanstelling doordrukte van Protopopov, ook al had deze laatste de reputatie labiel en wellicht krankzinnig te zijn (Protopopov had in zijn militaire jaren syfilis opgelopen, wat geleidelijk zijn geestelijke evenwicht aantastte). Dit politiek zo schadelijke ‘ministeriële haasje-over’ was niet alleen aan Raspoetins adviezen te wijten. De tsaar nam nog altijd in alles de eindbeslissing en ging diverse keren tegen het advies van zijn boerenraadsheer in. Maar Raspoetin had ontegenzeggelijk invloed op de tsarina. Met de tsaar aan het front, die voor politieke zaken in de hoofdstad op het advies van zijn vrouw afging, kan men stellen dat Raspoetin gedurende een kritieke periode in de Eerste Wereldoorlog ‘de op twee na machtigste man in Rusland’ was.

Keizer Wilhelm II
Keizer Wilhelm II
Raspoetins vijanden hadden het ook bij het juiste eind als het ging om zijn ‘slappe houding’ tegenover de oorlog, ook al was hij niet echt een pro-Duitse verrader. De oorlog was ironisch genoeg juist het enige onderwerp waarover Raspoetin het niet met de tsarina eens was. Ondanks haar Duitse achtergrond, of eerder omdat ze uit Hessen-Darmstadt stamde, een kleine, maar trotse West-Duitse staat die door Bismarcks Pruisen was opgeslokt, had ze een afkeer van keizer Wilhelm II en zijn rijk en wenste zijn ondergang. Van Raspoetin wist iedereen dat hij de tsaar een speciaal waarschuwingstelegram had gestuurd zodra hij in juli 1914 van de Russische mobilisatie hoorde. Hij beschouwde de oorlog als een zinloze, tragische verspilling van mensenlevens en hij wilde er zo spoedig mogelijk een einde aan maken.

Tegen november 1916 was het in Petrograd een publiek geheim dat er plannen in voorbereiding waren om Raspoetin te vermoorden. Samuel Hoare, hoofd van de Britse Inlichtingendienst, de Secret Intelligence Service (SIS) in de stad, herinnerde zich later dat Poerisjkevitsj hem had verteld dat ‘hij [Raspoetin] zou liquideren’. Poerisjkevitsj noch Joesoepov waren discreet. Beiden bespraken hun plannen openlijk met familie en vrienden, misschien om zichzelf gerust te stellen dat ze er goed aan deden. Voor zover bekend keurde niemand het feitelijk af, met de gedeeltelijke uitzondering van Joesoepovs vrouw Irina, die toen ze op vakantie op de Krim hoorde van het complot, haar echtgenoot waarschuwde dat hij ‘zijn neus niet in dit smerige zaakje moest steken’. Er zijn aanwijzingen dat ene Oswald Rayner, een Britse SIS-officier die Joesoepov sinds zijn Oxfordjaren had gekend, in het complot zat of dit in ieder geval van dichtbij volgde, aangezien zo veel Britse regeringsfunctionarissen van Raspoetin af wilden. Joesoepov zelf legde de redenering van de samenzweerders als volgt uit:

‘tsarina Alexandra is voor haar geestelijke evenwicht volledig van Raspoetin afhankelijk: zo gauw hij weg is stort ze in. En zodra [de tsaar] van de invloed van zijn vrouw en Raspoetin is bevrijd, wordt alles anders: hij zal in een goede, constitutionele monarch veranderen.’

En zich vermoedelijk weer volledig inzetten om de oorlog te winnen.

De moord

Grigori Raspoetin
Grigori Raspoetin
In de nacht van 16 op 17 (29 op 30) december 1916 was het fris weer met temperaturen flink onder het vriespunt, nadat overdag de stad onder een pak sneeuw bedolven was. De voorafgaande dagen hadden Joesoepov en zijn medecomplotteurs de grachten en rivieren van de stad afgestruind op zoek naar een mogelijke plek om het lijk te dumpen (ze hadden zware kettingen gekocht om het lichaam te verzwaren en te laten zinken), maar ze waren erachter gekomen dat het water vrijwel overal al bevroren was. De beste plek was buiten de stadsgrenzen bij de ‘Oude Neva’, vlak bij een brug naar de eilanden waar Raspoetin regelmatig ‘de zigeuners opzocht’, wat mogelijk een dekmantel zou bieden. De plek verdiende ook de voorkeur omdat de samenzweerders niet wilden dat het lichaam al meteen in de buurt van de moordlocatie ontdekt zou worden. Toch wilden ze wél zeker zijn dat het ontdekt zou worden, om eventuele geruchten dat Raspoetin nog in leven was te ontzenuwen.

Kelder in het paleis. Hier werd Raspoetin vermoord.
Kelder in het paleis. Hier werd Raspoetin vermoord.

De gekozen moordlocatie, Joesoepovs grandioze paleis aan de Mojka (huisnummers 92-94), had zijn eigen nadelen. Er vrijwel recht tegenover, aan de overkant van de gracht, op minder dan vijftig meter afstand, lagen het ministerie van Binnenlandse Zaken met daarnaast het politiebureau. Het betekende dat eventuele pistoolschoten ongewenst de aandacht van de politie zouden trekken. En Joesoepovs paleis was een van de mooist ingerichte in heel Rusland, tot op heden een trekpleister voor toeristen die zich vergapen aan wat resteert van de eens zo luisterrijke schatten. Zijn woning was daarom ook vergeven van de lakeien die mogelijk getuige zouden zijn. Terwijl de hoge rangen van Joesoepov en de Romanov die in het complot zat elke toekomstige getuige konden afschrikken, wilde Poerisjkevitsj geen risico nemen: hij stond erop dat Joesoepov het huispersoneel vrijaf gaf, zodat alleen nog twee bewakers dienst hadden. Om minder risico te lopen, had Joesoepov gekozen voor een gewelfde provisiekamer in de kelder van het paleis, met dikke muren die het geluid van eventuele pistoolschoten zouden dempen. Dronk Raspoetin genoeg van de vergiftigde madera, dan zou uiteraard niemand iets te horen krijgen.

Die bewuste avond begon Joesoepov tegen middernacht het plaats delict in te richten. Nog voor ze naar huis waren gestuurd, hadden bedienden gebak en wijn neergezet. Een door Poerisjkevitsj ingehuurde dokter, Lazavert geheten, besprenkelde het gebak met cyanidekristallen en wachtte tot het allerlaatst met het vergiftigen van de wijn. Om half een reed de dokter vorst Joesoepov tot bij de achteringang van Raspoetins huis op de Gorochovaja Straat, waar ze hem piekfijn uitgedost en naar goedkope zeep ruikend aantroffen. Blijkbaar was hij erin getuind met vorstin Irina, want zo ‘schoon en keurig’ had Joesoepov de grondig geboende Raspoetin nog nooit meegemaakt. Tot nog toe verliep het plan perfect.

Toen Joesoepov via een achterdeur zijn gast voorging naar de gewelfde provisiekamer beneden in het Mojkapaleis, en er van boven vage flarden te horen waren van een grammofoon die ‘Yankee Doodle Dandy’ speelde, toonde Raspoetin geen spoor van achterdocht. Ook sloeg hij het voorstel van Joesoepov niet af om tijdens het wachten een drankje te nemen (de boer had een voorliefde voor madera, een die alleen werd overtroffen door zijn voorliefde voor dames uit hogere kringen). Maar Raspoetin weigerde van het gebak te proeven, en veel van het gif was uit de wijn verdampt. Op wat kreunen na was er geen teken dat de cyanide enig effect had. Vanaf twee uur lopen de getuigenissen van de hoofdrolspelers uiteen, wat voedsel gaf aan een ware industrie van theorieën en fabeltjes. Wat we alleen zeker weten is dat tussen twee en zes uur ’s nachts Raspoetins lichaam werd geraakt door twee kogels; dat hij ook in het bovenlijf is gestoken; dat vleeswonden op zijn gezicht en bovenlichaam suggereren dat hij geslagen is; en dat een derde schot door Raspoetins voorhoofd hem op slag doodde. (Anders dan de hardnekkige mythe wil (namelijk dat Raspoetin nog leefde toen hij in het ijskoude rivierwater werd geworpen), toonde de lijkschouwing alleen aan dat hij wat water in zijn longen had, wat niets te betekenen heeft. Het is vrijwel zeker dat het schot door zijn hoofd hem fataal is geworden.)

Wat de hoofdpersonen ook precies gedaan hebben, het staat buiten kijf dat de moord op Grigori Raspoetin met voorbedachten rade is gepleegd; dat hooggeboren Russische edellieden betrokken waren bij het moordcomplot, onder wie vorst Joesoepov en grootvorst Dmitri Pavlovitsj; en dat deze voor het autocratische regime in Rusland zo typerende omstandigheid ervoor zorgde dat de misdaad ondanks een diepgravend onderzoek nooit iemand ten laste is gelegd (al werd Joesoepov wel weggestuurd uit Petrograd en Dmitri Pavlovitsj verbannen naar een militaire post in Perzië). De moordenaars werden niet vervolgd of opgehangen, verre van dat: ze werden in Petrograds hogere kringen als helden bewierookt, want ze hadden de stinkende boerensatyr omgelegd wiens machinaties de monarchie in diskrediet brachten. Nu zou de tsaar vast en zeker bij zinnen komen, zo geloofden de bewoners van liberaal Rusland, nu zou hij naar hun eigen verlichte raad luisteren en niet naar de verdorven Raspoetin.

Het begin van het einde

De russische Revolutie
De Russische Revolutie
De viering was voorbarig. De tsaar raakte er bepaald niet door verlicht, hij reageerde met afgrijzen op de brute moord op een van zijn naaste vertrouwelingen, een vrome (zij het niet onberispelijke) gebedsgenezer op wie zijn vrouw en hij steunden bij de behandeling van een geliefde, aan hemofilie lijdende zoon. Tot ongenoegen van Petrograds elite verklaarde Nicolaas dat hij zich er tegenover Rusland voor schaamde ‘dat de handen van mijn verwanten besmeurd zijn met het bloed van deze boer’.13 Zo werd een ondoordacht complot uit de koker van Joesoepovs kring van hogere heren, bedoeld om de kloof tussen de tsaar en liberaal Rusland te dichten, juist aanleiding voor een verdere verbreding van deze kloof. Alleen, verbijsterd en verraden door zijn eigen verwanten, beet Nicolaas zich vast in zijn taak op het militaire hoofdkwartier in Mogiljov, waar hij zich hoopte af te sluiten voor de aanhoudende kakofonie van de politici en hun intriges. Het zou niet lang rustig blijven in zijn toevluchtsoord.

~ Sean McMeekin

Boek: De Russische Revolutie – Sean McMeekin

×