Rutte IV betrad in 2022 de trappen van Paleis Noordeinde voor de zogeheten bordesfoto. Dit kabinet bestond bij aantreden voor de helft uit vrouwen. In de jaren vijftig zou zoiets ondenkbaar zijn geweest. Toen gold het al als iets heel bijzonders dat een kabinet één vrouwelijke bewindspersoon telde.
Anna de Waal had er (als ze nog leefde) over mee kunnen praten. Zij was de eerste vrouw ooit die lid werd van een Nederlandse regering. In 1953 trad ze toe tot Drees III, door sommigen ook het tweede kabinet-Drees genoemd. Niet als minister (haar partijgenote Marga Klompé zou in 1956 de eerste vrouw zijn in deze functie), maar als staatssecretaris.
De Waal zag in 1906 het levenslicht in Culemborg als dochter van een apotheker. Ze studeerde sociale geografie en werd lerares aardrijkskunde. In de jaren dertig gaf ze les in Bandoeng en Soerabaja, in toenmalig Nederlands-Indië. Kort voor de oorlog keerde ze in Nederland terug. Na de Duitse inval zat ze enkele maanden in concentratiekamp Ravensbrück. Ze behoorde tot de ‘Indische gijzelaars’, een groep verlofgangers die gevangen gezet werden als represaille voor de arrestatie van Duitse burgers in Nederlands-Indië.
Na de Tweede Wereldoorlog promoveerde De Waal. Ze ging als wetenschappelijk medewerkster aan de Universiteit van Utrecht werken. In deze stad woonde ze samen met een andere vrouw. Ze was dus (althans volgens speculaties) lesbisch, maar zoiets lag in die tijd nog veel moeilijker dan een vrouw in het kabinet. Er werd dan ook angstvallig over gezwegen.
‘Staatssecretaresse’
Anna de Waal was intussen politiek actief geworden. Ze trad (hoewel niet religieus opgevoed) toe tot de rooms-katholieke KVP, een voorloper van het CDA. Na enige jaren gemeenteraadslid te zijn geweest in Utrecht kwam ze in 1952 in de Tweede Kamer. Het jaar erna – ze moet toch op een of andere manier indruk hebben gemaakt – werd ze benoemd tot staatssecretaris van Onderwijs onder minister Jo Cals. Die gebeurtenis viel overigens samen met de watersnoodramp in Zeeland en Zuid-Holland, zodat er weinig publiciteit over ontstond. Niettemin vielen er enkele smalende opmerkingen in kranten, waaronder de denigrerende term ‘staatssecretaresse’.
Tijdens haar bewind heeft De Waal meegewerkt aan de voorbereiding van de Mammoetwet, maar verder was haar periode als staatssecretaris niet erg opvallend. Ze kwam weliswaar op voor de rechten van de vrouw, waar toen nog heel veel mis mee was, maar deed dat doorgaans tamelijk voorzichtig.
Als bewindsvrouw was De Waal nogal omstreden. Sommigen van haar partijgenoten, en zelfs enkele leden van de toch als progressief te boek staande PvdA, hadden stevige aanmerkingen op haar. Het feit dat ze een vrouw was speelde daarbij op zijn minst op de achtergrond mee, al opereerde De Waal ook politiek niet altijd even sterk.
Links
Toch werd ze na de verkiezingen van 1956 nog enkele maanden opnieuw staatssecretaris. Mede onder druk van haar critici trad ze begin 1957 af. De Waal werd ambtenaar en vervulde ook enkele bestuursfuncties in de vrouwenbeweging. Daarnaast was ze nog een jaar of wat lid van Provinciale Staten van Utrecht. In 1962 brak ze met de KVP, omdat ze zich niet kon verenigen met de Nieuw-Guinea-koers van deze partij (die strikt vasthield aan het behoud van de kolonie en zelfs bereid was daartoe geweld te gebruiken). De Waal, die hoe langer hoe verder naar links opschoof, schijnt hierna op de PSP (later opgegaan in GroenLinks) te hebben gestemd.
Anna de Waal is lang niet zo bekend geworden als de iets jongere Klompé, die zelfs tot de canon van de Nederlandse geschiedenis behoort. Ze beschikte niet over veel politiek talent en had moeite om voortvarend knopen door te hakken. Ze overleed in 1981, toen al bijna vergeten.