De Welshe wielrenner Arthur Linton (1868-1896) wordt vaak aangehaald als de eerste dopingdode uit het wielrennen. Tijdens de klassieker Bordeaux-Parijs, in juli 1896, zou hij een overdosis doping hebben genomen en daaraan zijn overleden. Maar klopt dit wel? In het boek Arthur Linton. Een ‘dopingdode’ uit het negentiende-eeuwse wielrennen (2010 Uitgevers) lezen we alles over deze kwestie.
De dood van Arthur Linton uit Wales werd ‘ongewild en met terugwerkende kracht’ een van de pijlers onder het huidige dopingbeleid, zo schrijft dr. Bram Brouwer, directeur van de Doping Academy, in het Woord vooraf van zijn boek. Wat volgt is een goed onderbouwd historisch relaas, waarin Brouwer tot in detail ingaat op de ‘dopingkwestie’-Linton. Interessant is bijvoorbeeld het laatste gedeelte van het boek, getiteld ‘Op zoek naar de waarheid’. In dit deel analyseert Brouwer diepgaand of Arthur Linton doping gebruikte of niet. Hij doet dit aan de hand van historische, technische en logische argumenten. Zowel Brouwers methodiek als zijn eindconclusie zijn overtuigend.
Interessant aan Brouwers boek is de brede insteek: zijn boek gaat niet alleen over wielrennen, maar ook over de tijd waarin hij opgroeide, de brede Britse sportwereld, ethische vraagstukken en ‘dopinggebruik’ als breder maatschappelijk fenomeen eind negentiende eeuw.
Jeugd van Arthur Linton
Arthur Linton was een introverte jongen, waarschijnlijk licht autistisch en had een enorm uithoudingsvermogen, zo schrijft Brouwer. Linton (de eigenlijke familienaam was Lenton, maar ergens is toen administratief iets verkeerd gegaan) werd geboren op 28 november 1868. Het gezin verhuisde korte tijd na zijn geboorte van Engeland naar de plaats Aberaman in Wales. Toen hij op zijn twaalfde jaar de basisschool had afgerond, ging hij aan de slag in een kolenmijn. Hier maakte hij carrière: op zijn achttiende was Arthur Linton collier boy, wat inhoudt dat hij verantwoordelijk was voor het kolenvervoer via karretjes uit de mijnen.
Arthur deed aan rugby en spaarde flink, zodat hij een fiets (een hoge bi) kon kopen. In 1884 sloot Linton zich aan bij de Aberaman Cycling Club (ACC). Zijn eerste race won hij in een snelle tijd en Arthur werd door zijn goede prestaties een prominent lid van de ACC. Hij inspireerde twee broers, die ook met wielrennen begonnen. In juli 1891 moest Samuel Linton – een van die broers – zich samen met twee andere wielrijders vanwege zijn ‘gejakker’, hij had in een park maar liefst 27 km/u gereden, voor de politierechter verantwoorden. Maar dit soort zaken waren zeker niet uniek, aldus Brouwer:
“Ook in Nederland werd destijds geklaagd over vélocipisten die met snelheden van maar liefst 10 km/uur onze wegen onveilig maakten. In sommige Nederlandse gemeentes moesten wielrijders bij het binnenrijden van de bebouwde kom afstappen en gaan lopen.” (26)
Professioneel wielrenner
Omstreeks 1890 had Arthur Linton al veel races gewonnen en gold hij als een gerenommeerd baanwielrenner (pas vanaf 1896 ging hij wegwedstrijden rijden). Net als zijn broer Samuel Linton, maar laatstgenoemde gaf het wielrennen na enkele teleurstellingen op. Na een succesvolle race begin 1894 kreeg Linton van een geldschieter een contract aangeboden, waarmee hij feitelijk professioneel wielrenner werd.
Begin 1895 raakte Arthur Linton echter geblesseerd aan zijn knie, tijdens een barre 24-uurs race in Parijs bij temperaturen van min 17 graden:
“Pas in oktober [1895] was Arthurs knie zodanig hersteld, dat hij weer aan wedstrijden kon denken.” (49)
De beruchte wielerwedstrijd Bordeaux-Parijs (1896)
Op zondag 19 april 1896 werd voor de eerste keer Parijs-Roubaix verreden, een beroemd geworden wielerklassieker. Voor Arthur Linton, die voornamelijk baanwielrenner was, was het zijn eerste wegwedstrijd. Tot ieders verbazing finishte Linton in deze rit als vierde, een uitstekende prestatie voor een baanwielrenner.
Eind mei startte Linton in de zesde editie van de monsterrace Bordeaux-Parijs, een loodzware wedstrijd. Het werd een legendarische race. Linton maakte een flinke achterstand op de Franse koploper Rivierre goed en nam zelfs de leiding over. Kort voor het naderen van de Vélodrome in Parijs, de finish, kwam Linton echter ten val omdat er een toeschouwer overstak. Linton liep flinke liep verwondingen op, waarbij vooral zijn opgezwollen knie weleens roet in het eten – het zoet der overwinning – zou kunnen gooien. Zijn concurrent Gaston Rivierre (1862-1942) kwam heel dichtbij en zag Linton voor zich rijden. Maar Arthur Linton nam de verkeerde route. Toen Linton het stadion inreed ging het Franse publiek – dat begrepen had dat Rivierre een voorsprong van ongeveer 21 minuten moest hebben op Linton – finaal uit zijn dak. Tot de mensen zagen wíe er eigenlijk binnenreed: Arthur Linton in plaats van hun eigen Franse publiekslieveling:
“In een doodse stilte, waarin het vallen van een speld al als een donderslag klinkt, passeerde Arthur Linton om precies 9u 17′ 18” in de morgen als eerste de finish van Bordeaux-Parijs, ogenschijnlijk meer dood dan levend.” (81)
Na protesten uit het Franse kamp (vanwege Lintons foute route) werd kort na de race besloten om twee winnaars aan te wijzen: zowel Linton als Rivierre waren winnaar.
Linton kon na het passeren van de finish niet meer van zijn fiets afstappen en viel opzij in het gras. Maar hij herstelde en reed op 6 juni 1896 een nieuwe wielerwedstrijd, gevolgd door nog en andere race. In deze races bereikte Linton gemiddelde snelheden van 43,3 km/u (over 50 kilometer) en 39,7 km/u (over 100 kilometer), die voor die tijd ongekend hoog waren.
Een race die hij kort hierna reed eindigde absurd genoeg in een slaappartij. Linton viel op de grond en viel daarna in slaap. Nadat hij was wakker gemaakt reed hij verder, maar stortte nogmaals in en moest kokhalzen. Kort hierna, tijdens de driedaagse race Catford Gold-Vase (Gouden Vaas) stortte Linton, het was 10 juli 1896, wederom in. En nu bleek het ernstiger dan voorheen. Met het vermoeden van tyfus werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Zijn conditie ging snel achteruit en op 23 juli overleed hij op 27-jarige leeftijd (maar hij werd niet opgenomen in de Club van 27, daartoe behoren namelijk alleen muzikanten).
Eindconclusie: was Arthur Linton de eerste dopingdode?
De eindconclusie van het boek treffen we aan op de pagina 262 en 263, en luidt kortweg:
“Arthur Linton is niet de eerste dopingdode in de moderne (wieler)sport en zeer waarschijnlijk helemaal geen dopingdode.” (262)
Ter ondersteuning van deze duidelijke stellingname biedt Brouwer goede argumenten en bewijzen. Zo ontmantelt de auteur vooringenomen en gekleurde uitspraken en prikt hij door cirkelredeneringen heen. Leest u de rest vooral zelf. Dit boek is een absolute aanrader.
Boek: Arthur Lipton. Een ‘dopingdode’ uit het 19e-eeuwse wielrennen – Bram Brouwer