De Franse impressionistische kunstschilderes Berthe Morisot wordt geboren in 1841 te Bourges, een Franse provinciestad. Haar vader is prefect van het departement Cher. Ze heeft twee zussen en een broer. Zij en zus Edma erfden hun talent wellicht langs moederszijde van de schilder Jean-Honoré Fragonard. De familie behoort tot de hogere bourgeoisie. In die kringen is het geen bon ton dat vrouwen zich als onafhankelijke wezens profileren en zeker niet als artieste. Vrouwen zijn vriendin, echtgenote, muze of model in de negentiende-eeuwse artistieke mannenclub.
Wanneer ze elf jaar is, verhuist de familie naar de wijk Passy in Parijs. De kunstzinnige zussen hebben geluk dat maman hen schilderlessen laat nemen en dat papa kunstliefhebber is. Ze krijgen hun eerste les in het atelier van de saaie Chocarne die ver woont, in de rue de Lille, en waarvoor ze de paardentram moeten nemen. Een model gehuld in peplos kan hen echter allerminst inspireren. Ze hebben meer geluk met Joseph-Benoît Guichard als leermeester. Ze mogen van hem meesterwerken in het Louvre kopiëren.
Het Louvre als reusachtig atelier
De Ecole des Beaux-Arts is nog verboden terrein voor vrouwen. Die zwaait pas de deuren open voor dames in 1897, twee jaar na de dood van Berthe. Het Louvre is op bepaalde dagen de enige plaats waar beginnende kunstenaars van beide geslachten aan hun opleiding kunnen werken. Iedereen leert door te kopiëren. Er heerst een gezellige bedrijvigheid, een sfeer van eensgezindheid en camaraderie. De kunstwerken gaan in dialoog met de artiesten in spe. Hoge tableaus worden vanop ladders minutieus bekeken. Her en der staan ezels opgesteld. Kunst als verbindende factor tussen leeftijden en milieus. Berthe en Edma zitten bij voorkeur voor het werk van Raphaël en Rubens. Maman houdt een oogje in ‘t zeil vanop haar vouwstoeltje terwijl ze borduurt.
Mannen werpen een blik over de schouders van de charmante zusjes. Zo ook Henri Fantin-Latour, een schilder van religieuze taferelen. Dankzij hem breidt de artistieke kennissenkring van de zusjes zich uit en ontvouwt zich een waaier kunstenaars, waaronder James Whistler en Félix Bracquemond. De omgang met deze lui schept bij Berthe een gevoel van ongedwongenheid, vrijheid en zelfstandigheid.
Schilderen en plein air versus portret
Op aanraden van hun leraar Guichard, doorbreken de zusjes het klassieke repertoire en de muren van het Louvre om te schilderen in de openlucht. Claude Monet met zijn Déjeuner sur l’herbe en het bijna identieke werk van Edouard Manet bewijzen ook hun behoefte aan het schilderen en plein air. Jean-Baptiste Camille Corot neemt vanaf 1860 Berthe en Edma onder zijn vleugels. Hij heeft geen grote naam, terwijl sommigen hem als een genie beschouwen. Er volgen studies van water en landschappen; waardevolle oefeningen voor Berthe´s latere schilderijen met een tuin als decor. Ze pikt tevens het mysterie in de kunst van hem op, waarbij niet alles moet worden uitgesproken.
Ook het portretteren ligt haar nauw aan het hart. Zus Edma is haar geliefd model. In 1864 exposeren de zusjes Morisot elk met twee doeken op de officiële Salon. Het is aartsmoeilijk om voet aan wal te krijgen op deze belangrijkste Franse kunsttentoonstelling. Een geweigerd werk krijgt de stempel R van Refusé (geweigerd). Berthe zal er gedurende tien jaar, uitgezonderd in 1869 en 1871, vertegenwoordigd zijn. Van groot belang is dat het schilderij een goede plaats bekomt. De gehele wand wordt volgehangen, vaak zo hoog dat niemand het kan zien. In de negentiende eeuw is minimalistisch exposeren nog veraf. De aanwezigheid van tableaus van de zusjes Morisot op de Salon van 1865 wordt door critici denigrerend opgemerkt als werk van ‘huisschilderessen’. Het hangt wel in zaal M waar ook de naakte Olympia van Manet hangt, die voor veel heibel zorgt.
Ontmoeting Edouard Manet
Berthe ontmoet Edouard Manet in de winter van 1868 in het Louvre. Ze raken aan de praat, uiteraard over schilderkunst. Hij bewondert Rubens die Berthe toevallig aan het kopiëren is bij hun treffen. De man zelf en zijn atelier in de rue de Saint-Petersbourg trekken haar aan. Hij vraagt haar te poseren en portretteert haar tot twaalf keer toe. Berthe Morisot au bouquet de violettes flatteert haar bijzonder. Het is de schilder die ze het meest bewondert van alle tijdgenoten. Ze laat zich inspireren door zijn thema’s. Ook het zwart-wit contrast op haar doeken verraadt zijn invloed. In haar huis-atelier in de rue Franklin schildert hij de onderrand van een jurk op een van haar schilderijen opdat ze tijdig klaar zou zijn voor de Salon. Weldra drukt hij echter te veel zijn stempel op haar werk. Met haar zelfstandig karakter valt zoiets niet echt in goede aarde. Berthe is veeleisend, zelfkritisch en perfectionistisch. Ooit zal hij haar om advies vragen op gebied van schilderkunst, een hoogdag in haar leven.
Hoe diep Berthe’s bewondering voor Manet is, laat zich raden. Op zeker moment heeft Berthe het moeilijk met de aanwezigheid van de jongere schilderes Eva Gonzalès die de aandacht van Edouard steelt zowel op het terrein van vriendschap als van schilderkunst. Hij is wel al in 1863 getrouwd met Suzanne Leenhoff, een Nederlandse pianiste, waarmee hij een onwettige zoon heeft. Edouard Manet heeft grote invloed, zowel op Berthe’s leven als op haar ontwikkeling als kunstenares. Nergens is er bewijs van een intieme relatie. Na haar dood vindt dochter Julie vier brieven van Edouard Manet in een doos. Het zijn omzeggens kattenbelletjes terwijl hij lange, warme brieven schreef aan zijn broers. Heeft Berthe elk spoor uitgewist? ‘Het is beter liefdesbrieven te verbranden,’ heeft ze eens een vriendin toevertrouwd. Heeft ze dat gedaan, zoals ze ook haar jeugdwerk heeft verbrand?
Jour bij de Morisots
Maman nodigt het artistieke volkje uit op een diner wat uitdraait op wekelijkse ontvangsten, de jour bij de Morisots. Gastvrijheid is één van hun levensregels. Jonge kunstenaars die later wereldberoemd worden waaronder Rossini en Degas treffen elkaar aan tafel iedere dinsdag op een vast uur eerst in rue des Moulins, de huidige rue Scheffer, vervolgens in rue Franklin. De gebroeders Edouard en Eugène Manet schuiven ook de benen onder tafel; de oudere Corot wordt niet vergeten. Naast praten over kunst nemen ze de indringende veranderingswerken van Hausmann op de korrel. Parijs ondergaat een metamorfose. Tijdens de Pruisische bezetting van Parijs (1870-71) worden gesprekken over schilderkunst wellicht vervangen of aangevuld door discussies over politiek.
Eugène Manet
Maman vindt het tijd dat Berthe gaat trouwen. Aan aanbidders geen gebrek, met Pierre Puvis de Chavannes op kop. Een briefwisseling met hem toont dat Berthe wel iets voor hem voelt. Hij bezoekt haar regelmatig in haar atelier, ingebed in het ouderlijke huis. Het wordt niets maar hun wegen blijven parallel lopen. Haar zussen trouwen, zij wijdt zich voorlopig enkel aan haar kunst. De band met Edma blijft maar ieder gaat een eigen richting uit. Edma bergt, zoals veel begaafde vrouwen in die tijd, penselen en talent op na haar huwelijk. Eén van de bekendste werken van Berthe is Le Berceau uit 1872, een voorstelling van zus Edma naast het wiegje van haar tweede dochter.
Eugène Manet, Edouards broer, schildert ook. Hij is groot, slank en aantrekkelijk; helaas niet erg gezond. Edgar Degas schenkt Berthe het portret dat hij van hem maakte ter gelegenheid van haar verloving met Eugène. Ze huwen in Notre-Dame-de Grâce in Passy. Ze is dan 33 jaar. Edouard is getuige. De kersverse madame Manet behoudt als schilder wel haar meisjesnaam. Ze krijgen een dochter, Julie. Het huwelijk is geen beletsel om te blijven schilderen, integendeel. Portretten van haar dochter, huiselijke scènes, uitstapjes en zelfs dienstboden aan het werk zijn geliefde en vernieuwende onderwerpen. Haar zelfportret toont haar trouwens ook met het palet in de hand. Drempels, ramen, balkons, veranda’s en wintertuinen zijn perfecte elementen om harmonie te creëren tussen het intieme van de kamer en de charme van het groen. Elk schilderij verraadt vlug aangebrachte toetsen, precieze vormen doen er niet zoveel toe. Een weergave van de indruk, van de impressie op de kunstenaar; daar draait het om. Het eindresultaat verbluft en trekt de toeschouwer mee in het tafereel. Haar echtgenoot zet zich in voor de carrière van zijn vrouw, een uitzonderlijk iets in die tijd. Ze maakt schitterende werken en plein air van hem en dochter Julie.
Exposeren
In 1874 is Berthe de enige vrouw die deelneemt aan de eerste tentoonstelling van de impressionisten in de oude studio van fotograaf Nadar in Parijs. Haar werk hangt er naast schilderijen van onder andere Renoir, Monet, Degas, Sisley en Pissarro. De breuk met het werk van klassieke schilders is zo groot dat het publiek en de critici er zich smalend over uitlaten. Ook de onderwerpen verschillen hemelsbreed. Gedaan met de mythologische godenwereld, de aandacht gaat nu naar taferelen uit het dagelijkse leven met mensen van vlees en bloed. De menige toiletscènes, op een enkele na met haar eigen kamer als decor, zijn intimistisch.
Berthe raakt ook in de ban van het aquarelleren. Lichte toetsen, kleine penseelstreken naast elkaar gezet, zonder omlijningen. Sommige werken zien er fragiel uit en geven een onvoltooide indruk. Soms zijn de hoeken van het canvas onbewerkt. Een journalist noemt haar in 1880 l’ange de l’inachevé, de engel van het onafgewerkte. Ook wanneer ze opnieuw olieverf gebruikt zal ze die met dezelfde omzichtigheid aanbrengen. In 1876 exposeert ze in Londen en op de Deuxième exposition des peintres impressionistes à Paris.
Internationale erkenning en verdriet
Haar hartsvriend Edouard Manet sterft in 1883. Het jaar daarop organiseert Berthe een retrospectieve van zijn werk in Ecole des Beaux-Arts in Parijs. Het gezin is ondertussen verhuisd naar 40 rue de Villejust (nu rue Paul Valéry) in de buurt van het Bois de Boulogne. Ze organiseert daar haar jour, telkens op donderdagavond. Mallarmé, Renoir, Monet, Degas, Caillebotte en Puvis de Chavannes zijn vaste gasten. Ze heeft er ook haar atelier. Ondertussen werkt ze ijverig door met het oog op exposities, onder meer in Brussel en New York. In 1991 kopen de Morisots Château du Mesnil in Juziers, zo’n vijftig kilometer van Parijs. Echtgenoot Eugène overlijdt evenwel het jaar daarop. De rue de Villejust is te zwaar beladen met herinneringen, Berthe verhuist naar een appartement in de buurt 10 rue Weber. Op haar laatste werken worden de penseelstreken langer, alsof het vinnige verdwenen is. In 1894 koopt de Franse Staat een eerste werk Jeune Femme en toilette de bal voor Musée du Luxembourg.
Het einde
Berthe Morisot sterft in 1895, slechts 54 jaar oud, aan een longontsteking. Ze wordt in besloten kring begraven. Op haar overlijdensakte staat onder de rubriek beroep ‘zonder’ aangetekend. Ze rust op het kerkhof van Passy, in hetzelfde graf als Eugène, Edouard en diens vrouw Suzanne. De buste op de lage zuil is die van Edouard.
Julie Manet, die zelf ook schildert, organiseert het jaar daarop met hulp van vrienden, een retrospectieve tentoonstelling met niet minder dan 394 werken van maman in galerie Durand-Ruel. Doeken, tekeningen en aquarellen roepen zoveel herinneringen op. In haar dagboek (gepubliceerd in 1987) laat Julie ieder detail op de werken de revue passeren. Ook haar moeders enige beeldhouwwerk, een buste van dochterlief, krijgt een plaats.
In haar voetsporen…
Na het genieten van de schitterende expositie in musée d’Orsay en de permanente tentoonstelling in musée Marmottan is een bezoek aan haar graf een laatste eer die ik deze grande dame wil bewijzen. Op de platte grafsteen staan de namen van Eugène en Berthe Morisot, in goud gegrift. Van aan hun graf zie ik de Eiffeltoren. Ik wil echter dieper graven en richt mijn schreden naar plaatsen waar ze woonde en werkte. Het boek van Dominique Bona is daarbij mijn gids.
Berthe Morisot ontmoeten in Parijs en omgeving
Enfant dans les roses trémières (Kind te midden van de stokrozen) en twee andere werken waarop haar echtgenoot Eugène Manet met strohoed en dochter in de tuin te Bougival staan, inspireren me om die plaats, zoveel jaar na datum, te bezoeken (bus 258 of 259 vanuit La Défense/halte Passerelle). Het is een kleine moeite om het huis terug te vinden. Van een park is niets meer te bespeuren. Auto’s scheren over de drukke baan voor de woning. Rue Princesse heet nu avenue de la Drionne; huisnummer 1 werd nummer 4. Ik herken het huis meteen van de foto gespot op Google. De kitscherige ommuring laat het meteen ontdekken. De vorm van het pand heeft nog altijd een zekere allure. Rondom het huis ligt allerlei vuil. Onkruid woekert tussen de stenen. Stokrozen bloeien hier al lang niet meer. Een aluminium deur vloekt tussen sleetse, houten ramen. De woning ziet er verlaten uit. De deur staat op een kier.
Met mijn compagnon en crime, copine Jeanine, dring ik het pand binnen. De muren staan nog recht, maar het ziet er afgeleefd uit. Kleine ruimtes zijn gecreëerd met goedkope platen en muren ontbloot tot op het steen; het is een kaalheid die weemoedig maakt. Niets herinnert aan de charme die uitgaat van de gepenseelde taferelen. Het lijkt alsof de fantasie bestolen is. Plots staat een man voor ons, gekleed in een overall vol verfvlekken. Er huist dus nog een schilder in dit huis. We verontschuldigen ons voor de stoutmoedigheid zomaar binnen te dringen, maar leggen de reden van ons bezoek uit. Het pand blijkt nu de refuge te zijn voor werkvolk van een chantier vlakbij. We krijgen carte blanche om even rond te kijken.
Waar en wanneer ging het fout met dit huis? De buitenkant is op het eerste gezicht niet echt rijp voor de sloop, maar de binnenkant heeft zijn ziel verloren. Het is een lege doos. We lopen nog een rondje om het huis in de hoop iets positiefs aan te treffen. Tegen de achtergevel leunt een logge glazen aanbouw, vermoedelijk een garage. We gaan terug langs de parkingplaats en lopen wellicht op de plaats waar ooit stokrozen bloeiden en Berthe Morisot een van haar intiemste werken penseelde.