Vandaag bracht ik een bezoek aan Kamp Westerbork. Voor het eerst en ik vroeg me af: waar zijn de barakken gebleven?
Dagelijks kruip ik achter de pc om deze website te voorzien van nieuwe artikelen. Altijd gerelateerd aan het onderwerp geschiedenis. Waar en wanneer mijn passie voor ‘de geschiedenis’ ontstond weet ik niet precies, maar het bezoek dat ik op zestienjarige leeftijd bracht aan de Normandische stranden was in ieder geval belangrijk. Ik denk dat toen, voor het eerst, geschiedenis voor mij levensecht en bijna tastbaar werd.
D-Day en de bevrijding van West-Europa was niet iets alleen van vroeger, maar ook iets van nu. Want de in het licht van de geschiedenis zo onbeduidende ‘ik’ stond daar, op die stranden. Ik hoorde de zee rollen, zoals eerder ook de veelal geofferde soldaten de zee hadden horen rollen. Ik zag ze in gedachten en later levensecht wezenloos rennen ‘vooruit-vooruit!’. Ik liep door de kraterinslagen, stille getuigen van verwoestende momenten, keek door de gleuven van de bunkers van waaruit Duitsers geallieerde soldaten hadden neergemaaid.
Na zo’n bezoek aan één van de stranden bekeek ik in een herdenkingscentrum een video gemaakt door een Amerikaan die op D-Day net als zijn kameraden het strand op was gerend. Niet met een geweer vooruit, maar met een camera. De beelden van de invasie moesten vastgelegd. Men, wij, later, nu, moesten weten wat er toen gebeurde. Tastbaar bewijs. Levensecht.
De tekenen van de strijd die op die stranden werd geleverd zijn tastbaar. Een kraterinslag laat zich moeilijk verkopen of verplaatsen naar een museum. De Normandische stranden zijn een levend museum. Utah, Omaha, Gold, Juno en Sword Beach. Ik kan ze niet vergeten.
Vandaag dus een bezoek aan Kamp Westerbork. Een kamp dat ik niet eerder bezocht en enkel kende van oude foto’s en (dagboek)verhalen van bijvoorbeeld Etty Hillesum of het in mijn ogen mooiste boekenweekgeschenk ooit: De Nacht der Girondijnen. Ik had me, slecht misschien, niet ingelezen over de huidige staat van Kamp Westerbork en was daardoor verbaasd toen ik een vrijwel leeg met prikkeldraad omheind veld aantrof. Ik had barakken verwacht, maar trof die niet aan. Op de plek waar eens barakken stonden, zijn wel taluds te vinden die een indruk geven van hoe het kamp er eerder uitzag en daarnaast zijn op veel plekken verhogingen aangebracht om de omtrek van de barakken mee aan te geven. Ik had echter verwacht dat de barakken als levende bewijzen zouden getuigen van de duizenden gevangenen die daar op dat veld ’s avonds in bed hadden gebeden voor uitstel van executie: transport naar Auschwitz of Sobibor.
Ik vroeg een vrijwilliger bij de ingang van het Herdenkingscentrum waarom alle barakken verdwenen waren. Hij hief zijn hoofd op, keek me wat mysterieus aan en vroeg:
“Wat denk je?”
“Ik weet het niet”, antwoordde ik.
“Geld”, gebaarde hij met zijn vingers.
Even was ik stil, ik snapte het niet. Zit er dan handel in concentratiekamp-barakken? Kennelijk.
“Wat denk je dat het kost om zo’n kamp in de oude staat te behouden?”, vervolgde de vrijwilliger.
“Geen idee… Is de overheid niet benaderd om geld te steken in het behoud van het kamp”, vroeg ik. De vrijwilliger, op het oog een nuchtere Drent, haalde zijn schouders op.
Een bezoek aan voormalig concentratiekamp Westerbork is zeker de moeite waard. Hoewel ik het betreur dat er geen barak meer te vinden is, vond ik het mooi en goed er rond te wandelen. Het Monument van de 102.000 Stenen op de voormalige appèl-plaats van het kamp spreekt bijvoorbeeld boekdelen. Je vindt er 99.900 stenen met een Davidster op de bovenkant ter herinnering aan de Joden die vanuit Westerbork gedeporteerd werden en nooit terugkeerden, 2000 stenen met een vlam aan de bovenzijde ter herinnering aan de Roma en Sinti die nooit terugkeerden en honderd stenen zonder symbool, die herinneren aan de verzetsstrijders die in Westerbork hun deportatie afwachtten.
Daarnaast is er onder meer het Nationaal Monument Westerbork, ontworpen door oud-gevangene Ralph Prins. Dit monument bevindt zich op de plek de spoorrails in het kamp eindigden. Het werd in 1970 onthuld door koningin Juliana.
Mij blijven evenwel voornamelijk de lege plekken bij. De plekken waar eens barakken stonden. Het merendeel van die barakken werd verkocht en mij stuit dat tegen de borst. Ik weet niet hoe dat is gegaan, die verkoop van barakken, maar ik geloof niet dat voor die verkoop goede redenen kunnen bestaan.
Blij kwam mijn vriendin vanavond na thuiskomst mijn kamer inlopen. “Heb je Nu.nl gezien? Een van de verkochte Westerbork-barakken keert terug naar Westerbork!” Ik plaatste er direct een bericht over op Historiek: Barak 57 keert terug naar Westerbork. Een betere titel mijns inziens dan de titel die Nu.nl voor het ANP-bericht koos: Werkplaats Anne Frank terug in Westerbork. In een industriebarak van tachtig meter lengte werkten in de loop der jaren immers duizenden mensen. Het nieuws bleek overigens niet ‘hard’, RTV Noord maakte er op 19 mei al melding van.
Na mijn bezoek aan Westerbork zijn in mijn hoofd een aantal vragen gaan tollen. Hoe kan het dat na de Tweede Wereldoorlog niet besloten werd Kamp Westerbork te laten bestaan, als plek van herinnering en les voor toekomstige generaties? Hoe kan het dat de barakken waarin joden, Roma, Sinti en opgepakte verzetsstrijders hun laatste Nederlandse dagen sleten werden verkocht? Waarom was er destijds geen dusdanig verzet tegen die verkoop dat hij tegenhouden werd? Ik heb er geen onderzoek naar gedaan en ken het antwoord op die vragen niet. Ik snap het gewoonweg niet. Maar wat mij betreft keren alle verkochte nog bestaande barakken per direct terug naar Westerbork. Dat is de plek waar ze thuishoren.
Mocht ik minister Plasterk zijn… Ik zou zeggen: “Eerst die barakken terug. Dan pas praten we verder over een Nationaal Historisch Museum”.