In Zoveel leven voor de deur neemt Bob Pierik, als historicus gespecialiseerd in stadsleven, de lezer mee door de straten van Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw. Pierik mag een specialist genoemd worden: hij promoveerde in 2022 op het proefschrift Urban Life on the Move. Voor dat proefschrift, dat aan onderhavig boek ten grondslag ligt, gebuikte hij een bijzonder en tot voor kort feitelijk ontoegankelijk archief, namelijk dat van de secretaris van de zogenaamde hoofdofficier.
De secretaris was altijd een notaris. Inwoners konden bij hem gedetailleerde getuigenverklaringen afleggen om een bepaalde situatie, meestal een conflict, vast te leggen, de benadeelde te helpen (getuigen) of de schuldige partij onder druk te zetten. Zulke akten werden opgesteld op verzoek van een belanghebbende partij. Ook de hoofdofficier kon om een akte verzoeken. Al met al resulteerde dit in een soort politiearchief.
De gewone Amsterdammer centraal

Pierik laat teveel de revue passeren om alles recht te doen in een korte bespreking. Zo laat hij onder meer zien dat het onderscheid tussen privé en publiek heel anders was dan heden ten dage. Veel van het leven, ook qua werk, speelde zich op straat af, vaak direct voor het huis. Ook binnen stond in bijna permanente verbinding met buiten want de deur stond meestal open. Veel voordeuren bestonden uit twee delen, en vooral vrouwen hingen uit het open bovenste deel en maakten, hoewel in huis, toch deel uit van het straatleven. Van privacy in de moderne zin van het woord was geen sprake, iedereen merkte, zag of hoorde van alles van hun straat- en huisgenoten.
Modern
Het boek heeft een behoorlijk groot katern met afbeeldingen. Daar valt op hoe ‘modern’ de inrichting en regulering van de openbare ruimte soms was. Jonge bomen werden voorzien van bescherming, zoals we dat nu nog steeds zien. Straatverlichting had Amsterdam al vanaf 1669: lampen op olie die ieder apart moesten worden aangestoken en gedoofd. Op een prent van de Botermarkt (nu Rembrandtplein) zien we paaltjes om de rijweg af te scheiden van het gebied waar gelopen werd, Amsterdammertjes ’avant la lettre’. Die scheiding werd vaak ook in de hand gewerkt door het type bestrating: kleine klinkertjes voor de voetgangers, grotere voor het verkeer per koets en sledes. Sledes waren overigens een veel belangrijker vervoermiddel dan koetsen: praktischer en minder gevaarlijk.
Veel zaken uit de achttiende eeuw

Daarnaast moet gezegd worden dat de vele beschrijvingen van de incidenten vanuit de akten maakt dat je soms door de bomen en bos niet meer ziet. Misschien zou het boek iets sterker zijn door minder cases en meer analyserende en duidende tekst van de auteur. Maar dit zijn ‘minor details’. Pierik schreef een boek met een bijzondere invalshoek en hij verdient lof voor de leesbare en aantrekkelijke manier waarop hij het dagelijkse doen en laten van gewone Amsterdammers tot leven brengt.