Volgens promovenda Djoeke van Netten had de beroemde cartograaf Willem Blaeu (1571-1638) grote invloed op het wetenschappelijk debat van de zeventiende eeuw. Van Netten promoveert volgende week op haar onderzoek naar de bekende kaartenmaker.


“Hoewel Blaeu zelf wiskundige en astronoom was, bleven er evidente fouten in de tekst zitten. Wel maakte hij van ‘De revolutionibus’ een veel aantrekkelijker boek, door een handzamer formaat te kiezen, door duidelijker afbeeldingen te gebruiken en een index toe te voegen.”
Volgens de onderzoekster was Blaeu zowel vrijzinnig als opportunistisch. Vrijzinnig omdat hij in 1613, na Simon Stevin, de tweede Nederlander was die openlijk steun uitsprak voor het werk van Copernicus. Anderzijds kan Blaeu wat Van Netten betreft ook als een opportunist worden gezien. Ook na publicatie van De revolutionibus bleef hij bijvoorbeeld zeemansgidsen uitgeven waarin stond dat de zon om de aarde draaide. En hoewel hij waarschijnlijk doopsgezind was, gaf hij ook grote aantallen katholieke boeken uit. De promovenda:
“De geleerden die hun werk door Blaeu lieten uitgeven, klaagden steen en been. Vossius noemt hem in een brief “zo traag als een schildpad”. Blaeu was vooral met commerciële klussen bezig, vond hij, en had te weinig aandacht voor wetenschappelijke publicaties.”
Volgens de promovenda had juist die commerciële inslag van Blaeu echter een gunstige invloed op het wetenschappelijk debat. Blaeu’s Copernicus-uitgave verscheen op een moment dat daar grote behoefte aan was, omdat eerdere edities uitverkocht waren. Grote denkers als Newton en Descartes maakten volgens Van Netten waarschijnlijk door de uitgave van Blaeu kennis met het werk van Copernicus. De promovenda:
“Het gaat in de wetenschap natuurlijk om de inhoud, maar hoe invloedrijk een wetenschappelijk werk wordt, is uiteindelijk afhankelijk van de vorm. En juist voor vorm had de commercieel ingestelde Blaeu veel aandacht.”
De onderzoekster stelt dat de geleerden die hun werk bij Blaeu uit brachten vaak niet goed in de gaten hadden hoe belangrijk de uitgever was bij het verspreiden van hun kennis. Ook vandaag de dag is er wat de promovenda betreft te weinig aandacht voor de rol van Blaeu:
“Blaeu was meer dan alleen een kundig kaartenmaker, zoals hij vaak wordt omschreven. Hij was zeer belangrijk voor de verspreiding van kennis. Sowieso, veel historici zijn vooral geïnteresseerd in de inhoud van oude publicaties. Hoe bepalend vormaspecten zijn voor de invloed van die publicaties, wordt vaak over het hoofd gezien.”
Djoeke van Netten (1980) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveert aan de Faculteit der Letteren van die universiteit. Een handelseditie van haar proefschrift Koopman in kennis. De uitgever Willem Jansz Blaeu (1571-1638) in de geleerde wereld van zijn tijd verschijnt over enige tijd bij uitgeverij de Walburg Pers.