Dark
Light

Culturele oorzaken voor de val van de Weimar Republiek

Van Nietzsche naar Neurenberg
Auteur:
8 minuten leestijd
Goethe–Schiller Monument in Weimar
Goethe–Schiller Monument in Weimar

‘Onze gehele Europese cultuur is reeds lang, met een martelende spanning die van decennium tot decennium toeneemt, op weg naar een catastrofe: onrustig, gewelddadig, overhaast. Zoals een rivier die naar het einde wil stromen, die zich niet meer bezint, die angst heeft om zich te bezinnen.’ 1Friedrich Nietzsche

De mens was volgens Friedrich Nietzsche ontdaan van alle zekerheden. De moderniteit had als een storm door Europa gewoed. Elke vorm van zingeving en elke illusie van waarheid was weggevaagd. De westerse cultuur bevond zich op de rand van een afgrond. Pessimisme over het peil van de beschaving bleek een hardnekkig verschijnsel te zijn in Duitsland. Politici slaagden er maar niet in het crisisgevoel het hoofd te bieden. Door de jaren heen werd men daarom ontvankelijk voor radicale totaaloplossingen. In dit klimaat van wanhoop kon uiteindelijk een dictator aan de macht komen.

Er is echter geen sprake van een directe lijn van Nietzsche naar Neurenberg. De ideeën van deze filosoof zouden eerst door een groot aantal andere westerse denkers geïnterpreteerd en aangepast moeten worden. Wel had Nietzsche de cultuurcrisis van de westerse wereld afgekondigd en daarmee had hij, tezamen met een aantal andere denkers, de weg geplaveid voor het Derde Rijk. Niet alleen in Duitsland, maar in heel Europa leidde de intrede van de moderniteit tot een heftige shockervaring. Duizelingwekkende industrialisatie, democratisering, het ontstaan van een verenigde arbeidersklasse en secularisatie hadden de ordelijke wereld van de burgerij op zijn kop gezet. Bovendien deden allerlei modernistische stromingen hun intrede in de westerse maatschappij. Dit leidde tot culturele versplintering en daarmee tevens tot een ervaring van cultureel verval onder de traditionele burgerij. De wens naar synthese en orde werd met name in Duitsland breed gedeeld. Uiteindelijk was de cultuurcrisis een van de vele redenen voor de ondergang van de Weimar Republiek.

Nietzsche en de verbanning van de verlichtingserfenis

Friedrich Nietzsche, circa 1875
Friedrich Nietzsche, circa 1875
Halverwege de negentiende eeuw werd het geloof breed gedeeld dat de beschaving stapsgewijs naar een hoger plan werd getild. De mogelijkheden om de wereld te verbeteren stemden velen optimistisch. Door middel van wetenschappelijke en technologische doorbraken zou de wereld uiteindelijk een betere plek worden. Door onderzoek was de wereld kenbaar en te optimaliseren. Filosofen als August Comte droegen dit vooruitgangsgeloof uit. In deze periode kregen bovendien meer mensen primair onderwijs, openden veel openbare bibliotheken hun deuren en werden musea door een breder publiek bezocht. Het verlichte tijdperk (aufgeklärte Zeitalter) van Immanuel Kant leek even binnen handbereik.

Nietzsche was een van de filosofen die een einde maakte aan dit vooruitgangsgeloof. De rede, die door velen als motor van de moderniteit werd gezien, zou geen oplossingen bieden voor de problemen waar de mensheid mee kampte. Sterker nog: de rede had de westerse beschaving enkel in een betekenisloze afgrond geleid. De wil tot weten had namelijk een einde gemaakt aan de mythen in de samenleving en daardoor leefde men in wat Thomas Mann later de onttoverde wereld zou gaan noemen.2 De mythen voorzagen de mens van zingeving en fungeerden om de maatschappij van samenhang te voorzien. Door het verdwijnen van mythen was de mens eenzaam geworden en gedesoriënteerd geraakt. Radicale totaalideeën boden een oplossing voor deze crisis. Deze waren dus erg in trek. Onder andere werd er teruggegrepen op de romantische tradities. Richard Wagner gebruikte Germaanse sagen om Duitsers op een gedeeld mythisch verleden te wijzen. Houston Stewart Chamberlain bood een nieuwe samenhang op basis van ras. Dit zijn duidelijk de ideologische wegbereiders van het Derde Rijk. Het nazisme laat zich uiteindelijk begrijpen als een oplossing voor de cultuurcrisis.

Dada en de ontgoocheling van de Eerste Wereldoorlog

Nietzsche kwam zelf ook met oplossingen voor de cultuurcrisis. De mens zou niet het redelijke, maar het irrationele, creatieve en roesachtige moeten omarmen. De duistere en vreeswekkende ondergrond van de cultuur kreeg door deze krachten gestalte. Deze schaduwkant zou van tijd tot tijd naar boven moeten drijven en als de lava van een vulkaan de bodem met een vruchtbare laag as moeten bedekken.3 Met andere woorden: de westerse beschaving had een oorlog nodig en deze oorlog zou de cultuur moeten dienen. Tijdens de Frans-Duitse oorlog stelde Pruisen volgens Nietzsche echter andere prioriteiten. De oorlog werd in dienst gesteld van de staat, de geldwinning en de militaire eigendunk. Toen Nietzsche zelf naar front ging, stelde dit hem diep teleur. In lijn met dit gedachtegoed hoopten veel Duitsers aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog dat de oorlog een geestelijke eenheid zou brengen. Een kortstondige overwinning op de Fransen zou dit keer wel leiden tot culturele bloei.

De historicus Frits Boterman stelt dat de Eerste Wereldoorlog door intellectuelen hoofdzakelijk als een cultuuroorlog werd voorgesteld. Duitse academici, schrijvers en kunstenaars dachten de Duitse geest te beschermen tegen de oppervlakkige en materialistische Franse verlichtingscultuur. Nog belangrijker dan de bescherming tegen externe vijanden was het bereiken van…

‘…een innerlijke en uiterlijke eenheid van Duitsland.’4

De oorlog zou de gedesoriënteerde mens oriëntatie bieden; namelijk het streven naar culturele eenwording en militaire overwinning. Het leveren van een bijdrage aan de natie was met name voor de opgeleide jeugd een belangrijke bron van zingeving. Volgens de filosoof Max Scheler, die duidelijk voortbouwde op de ideeën van Nietzsche, zou het individu tijdens de oorlog opgaan in het grotere geheel en daarmee zijn existentiële eenzaamheid overwinnen. Uit de dreigende teloorgang en destructie zou iets groots tot stand worden gebracht.5

Oorlogsenthousiasme nadat de oorlog was uitgebroken. Duitse soldaten trekken naar het front en hun vrouwen hadden bloemen in hun wapens gestoken. Let wel: het merendeel van de Duitsers had liever geen oorlog gehad. Het beeld van oorlogsenthousiasme is sterk door de media en propaganda gevormd.
Oorlogsenthousiasme nadat de oorlog was uitgebroken. Duitse soldaten trekken naar het front en hun vrouwen hadden bloemen in hun wapens gestoken. Let wel: het merendeel van de Duitsers had liever geen oorlog gehad. Het beeld van oorlogsenthousiasme is sterk door de media en propaganda gevormd. (Bundesarchiv, Bild 183-25684-0004 / CC-BY-SA 3.0)

Toen de oorlog in Duitsland uitbrak was er over het algemeen een uitgelaten stemming. Velen stelden zich achter het gemeenschappelijke doel. De oorlog bood de ontredderde mens dus oriëntatie. Keizer Wilhelm II sprak bovendien de volgende woorden:

‘Begint de strijd dan houden de partijen op. Ik ken geen partijen meer; we zijn vandaag allen Duitse broeders en alleen nog maar Duitse broeders.’ 6

Alle politieke partijen schaarden zich achter het oorlogsbeleid. De politieke verdeeldheid die velen beschouwden als emblematisch voor de cultuurcrisis werd door dit nationale doel opgelost. Tienduizenden jongeren meldden zich vrijwillig aan om te vechten aan het front. In dienst van de natie zouden ze de zin van hun bestaan bezegelen.

Al snel kwam de Duitse opmars echter ten einde. De jeugd die in een heroïsche en epische strijd zingeving hoopte te vinden kwam van een koude kermis thuis. Al in september 1914 begon een bloederige en zinloze patstelling die vier jaar zou duren. Machinaal geweld joeg miljoenen de dood in. De oriëntatie en zingeving die de oorlog bood waren definitief weggeslagen. Ontreddering volgde. Tekenend voor de veranderde stemming was de oprichting van de Dadabeweging. Cynisch schreef Hugo Ball het gedicht Totentanz:

‘Zo sterven wij, zo sterven wij. We sterven alle dagen, omdat het zich zo gemoedelijk laat sterven’ (‘So sterben wir, so sterben wir. Wir sterben alle Tage, weil es so gemütlich sterben lässt.‘)

Dadaïsten benadrukten de waanzin van het grootschalige en machinale oorlogsgeweld. De rede, die vooruitgang had beloofd, was nog verder in diskrediet geraakt. Wetenschap was in dienst gesteld van geweld en de redelijke mens bleek in staat te zijn om gruwelijke dingen te doen. Bovendien stelde de oorlog ontzettend teleur. Het nationale doel werd niet behaald en al snel raakte het land opnieuw verdeeld. Het lukte Duitsland maar niet een doorbraak te forceren en de Siegfrieden bleef uit. De vraag rees daarom hoe het verder moest.

Bauhaus en verdeeldheid in de Weimar Republiek

Het einde van de oorlog betekende een grote nederlaag voor het Pruisisch militarisme. Duitse politici wilden een nieuwe weg inslaan. Rijkspresident Friedrich Ebert wenste de nieuwe republiek in de romantische tradities van Johann Wolfgang von Goethe en Friedrich Schiller te plaatsen. Niet Berlijn, maar Weimar werd daarom de hoofdstad. De neo-humanistische waarden zouden leidend moeten worden en er zou een eind gemaakt moeten worden aan de imperialistische Obrigkeitsstaat (autoritaire staat). Ebert slaagde er echter niet in om Duitsland van een nieuwe gemeenschappelijke oriëntatie te voorzien. Niet alleen was er sprake van een ontwrichtende heimwee naar het oude keizerrijk, ook zette de culturele versplintering zich na de oorlog onverminderd voort. Het crisisgevoel belemmerde de politieke slagkracht.

Goethe–Schiller monument in Weimar, ca. 1900
Goethe–Schiller monument in Weimar, ca. 1900

De crisis werd het diepst gevoeld onder de traditionele burgerij. Deze sociale klasse ontleende haar eigenwaarde aan het lezen van literatuur en poëzie en het bezoeken van theater en musea. Door zich onder te dompelen in deze romantische belevingswereld dachten deze Bildungbürger een hoger beschavingspeil te kunnen bereiken. De intrede van de moderniteit bracht alternatieve zienswijzen en daarmee culturele versplintering. De Weimar Republiek kenmerkt zich door haar enorme heterogeniteit. Verschillende modernistische internationale ontwikkelingen kwamen in Duitsland tot bloei. Dit was tegen het zere been van de conservatieve burgerij. Weimar was een van de slagvelden tussen modernisten en anti-modernisten. Het Bauhaus werd daar namelijk opgericht. Goethe en Schiller stonden in Weimar lijnrecht tegenover Walter Gropius en Wassily Kadinsky.

Gropius was de geestelijke vader van het Bauhaus.7 Hij had grootse plannen met zijn kunstinstituut. Zo wenste hij een uiteindelijke synthese te bereiken tussen schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. De verschillende kunstvormen zouden in het Bauhaus samen worden gebracht en één stijleenheid vormen. Het Gesammtkunstwerk moest een oplossing bieden voor de verbrokkeling van stijlen en stromingen. Net als een middeleeuws kathedraal zouden de kunstwerken in één gebouw samen een harmonieus geheel vormen. Gropius had tevens een maatschappelijk doel voor ogen. Door het Bauhaus voor iedereen toegankelijk te maken en iedereen deel te laten nemen aan het gemeenschappelijke kunstwerk wilde hij de klassenverschillen slechten. Het Kathedrale des Sozialismus beloofde een betere wereld te brengen.

In de plaatselijke conservatieve pers werd het Bauhaus voortdurend aangevallen. Burgerlijk rechts zette dit instituut op één lijn met het communisme en verweet het van cultuurbolsjewisme. De strijd werd dus fel gevoerd. Aanvankelijk financierde Thüringen de kunstacademie, maar uiteindelijk was het Bauhaus te progressief, modern en internationaal voor deze deelstaat. In 1925 vertrok het noodgedwongen naar Dessau. Daar was de sociaaldemocratische burgemeester Fritz Hesse wel bereid om het instituut te steunen. In Dessau kregen conservatieve bestuurders echter ook snel de overhand. Over het algemeen werd er na de beurskrach beduidend minder ruimte gegeven aan progressieve ideeën in Duitsland. De vrouwenemancipatie werd teruggedraaid, de rechtse censuur aangescherpt en het Bauhaus moest zijn deuren sluiten. Voor een korte periode zetelde het instituut nog in Berlijn, maar uiteindelijk zou de Gestapo op 11 april 1933 binnenvallen. Kort daarna viel definitief het doek.

Bauhaus-gebouw in Dessau, 2003
Bauhaus-gebouw in Dessau, 2003

Het Derde Rijk als synthese

Hitler kon deels aan de macht komen omdat hij, in tegenstelling tot de Weimarpolitici, wel een oplossing bood voor de cultuurcrisis. Het nazisme appelleerde aan allerlei sentimenten die speelden in de samenleving. Deze sentimenten brachten de nazi’s samen in een synthese van de Duitse cultuur. De onttoverde wereld werd weer van mythen en sacramenten voorzien. Nietzscheaanse eenzaamheid en desillusie maakten plaats voor gemeenschap en zingeving. Ook de zinloze oorlog, die de Dadaïsten hadden getracht te beëindigen, werd met terugwerkende kracht een vitalistische betekenis gegeven. De soldaten die zich had opgeofferd voor de natie kregen een mythische grandeur toegekend. Echte heldendom had zijn vervulling in de dood gevonden.8 Ook aan de wens naar gelijkheid, zoals Bauhaus deze onder woorden bracht, werd gehoor gegeven. Maatschappelijke spanningen werden in de Volksgemeinschaft opgelost. In hun bijdrage aan het collectief waren alle Duitsers gelijk. Traditionele ideeën werden dus eindelijk met moderne idealen verzoend.

~ Tibbe Jonker

Ook interessant: De ontwrichtende heimwee naar het Duitse keizerrijk
…of: De Weimarrepubliek en het nazi-Duitsland van Hitler
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Duitsland

Bronnen

1 – Geciteerd in: Frits Boterman, Cultuur als Macht. Cultuurgeschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amsterdam 2013). Ik ben erg schatplichtig aan dit werk. Voor wie interesse heeft in een diepgravende analyse van de betekenis van cultuur in de Duitse geschiedenis zou ik dit boek van harte aanraden.
2 – Rüdiger Safranski, Nietzsche. Een biografie van zijn denken (Amsterdam 2020) 54.
3 – Ibidem, 60.
4 – Boterman, Cultuur als Macht, 278.
5 – Ibidem, 269.
6 – Balkonrede Wilhelm II, Berlijn 1 augustus 1914.
7 – Boterman, Cultuur als Macht, 382.
8 – Moritz Föllmer, Culture in the Third Reich (Oxford 2020) 250-251.
×