De collaboratie van de Amerikaanse zakenwereld met nazi-Duitsland

De mythe van de goede oorlog – Amerika en de Tweede Wereldoorlog
6 minuten leestijd
Fabriek van IG Farben in Auschwitz. Bundesarchiv

Vanaf de lente van 1945 kregen de VS de kans af te rekenen met het nazisme, wat later de ‘denazificatie’ werd genoemd. Wie denkt dat het Duitse nazisme daarbij volledig werd uitgeroeid, vergist zich. De Amerikaanse machtselite had er geen belang bij om de ware aard van haar banden met het nazisme kenbaar te maken. De VS waren immers niet omwille van antifascistische en antinazisentimenten in de oorlog met Duitsland verwikkeld geraakt.

De leveringen van oorlogsmaterieel aan Duitslands vijand Groot-Brittannië hadden de relatie tussen Washington en Berlijn wel verzuurd, maar Amerikaanse bedrijven bleven via hun filialen in Duitsland winstgevende zaken doen met Hitlers regime. De (uitgelokte) Japanse ‘verrassingsaanval’ op Pearl Harbor had Hitler er echter toe gebracht om aan de VS de oorlog te verklaren, wat de Amerikaanse machtselite niet gewild of verwacht had. Plots moesten nazi’s en andere fascisten gedemoniseerd worden als criminele monsters, met wie zakenlui, bankiers en andere leden van de trans-Atlantische elite nooit iets te maken hadden gehad. De denazificatie was dan ook eenvoudig: de schurken moesten voor de rechter worden gebracht en streng genoeg gestraft worden om toekomstige navolgers te vermijden. Maar daarbij mochten de belangen van de elite niet in het gedrang komen.

Hjalmar Schacht in 1947
Hjalmar Schacht in 1947
Zo kwam het tot een reeks processen, waarvan de spectaculairste in Neurenberg plaatsvonden. Voor een geallieerd militair tribunaal stonden een aantal nazibonzen terecht, net als sommige politici, bankiers en militairen die nauw met Hitler hadden samengewerkt. De kopstukken van de nazipartij NSDAP en de Wehrmacht kregen zware straffen opgelegd, waaronder executie door ophanging. De wegbereiders en medewerkers van de nazi’s daarentegen, van wie sommigen zich nooit formeel bij de nazipartij hadden aangesloten, kwamen er tot ergernis van velen met lichte straffen of zelfs met de vrijspraak vanaf. Dat laatste was het geval met bankier Hjalmar Schacht en met de aalgladde politicus Franz von Papen, die Hitler mee in het zadel had geholpen.

De grenzen van de denazificatie werden bijzonder duidelijk toen het erom ging de Duitse banken en bedrijven te bestraffen waarvan de eigenaars en/of managers de nazi’s al van soms lang vóór 1933 gesteund hadden, die van Hitlers herbewapeningsprogramma en veroveringsoorlog flink geprofiteerd hadden en die dikwijls ook voordeel hadden gehaald uit een nauwe samenwerking met de nazipartij en met Himmlers sinistere SS-organisatie. Zo hadden belangrijke Duitse ondernemingen werkplaatsen en laboratoria ingericht nabij concentratie- en uitroeiingskampen zoals Auschwitz. Mits een relatief kleine financiële bijdrage aan de SS konden ze daar de gevangenen uit de kampen ‘tewerkstellen’ als slaven en in sommige gevallen zelfs misbruiken als proefkonijnen voor vivisecties. Sommige banken verdienden dan weer veel geld met het voor contanten inwisselen van goud en andere bezittingen van de slachtoffers. De knappe en succesvolle film Schindler’s List mag dan al gebaseerd zijn op waargebeurde feiten, maar doet de historische waarheid toch geweld aan door de indruk te wekken dat samenwerking tussen Duitse industriëlen en de SS niet alleen uitzonderlijk was – een initiatief van een enkeling – maar bovendien nog mensenlevens had gespaard. In werkelijkheid werkte de SS systematisch samen met talloze kleine maar vooral grote Duitse bedrijven en kwamen honderdduizenden mensen daardoor om.

Na de oorlog vielen de Amerikaanse bezettingsautoriteiten deze bedrijven nauwelijks lastig. Soms verdedigden ze hen zelfs tegenover diegenen – Duitse antifascisten, overlevenden van concentratiekampen, Joodse organisaties, de Sovjets … – die hen even grote oorlogsmisdadigers vonden als de nazi’s zelf. Een aantal bijkomende Neurenbergprocessen organiseerden de Amerikanen voor de zekerheid alleen – de Amerikaanse procureur zelf sprak achteraf van ‘symbolische maatregelen’. Ze pakten er Duitse industriëlen en bankiers met naziconnecties met fluwelen handschoenen aan. In vele gevallen kwam het tot een vrijspraak. Al degenen die tot (doorgaans lichte) straffen veroordeeld werden, zouden binnen de drie jaar na hun veroordeling genieten van een genadeaanbod van de Amerikaanse bezettingsautoriteiten. In feite heeft de Duitse zakenwereld die Hitler ondersteunde en van het fascisme profiteerde, na de oorlog van Uncle Sam ‘de facto amnestie’ gekregen, aldus de Amerikaanse analist Christopher Simpson.

Die ‘grootscheepse campagne met als doel de verschoning van nazioorlogsmisdadigers… en industriëlen zoals… Krupp’ vond plaats onder auspiciën van John J. McCloy, het hoofd van de Amerikaanse bezettingsautoriteiten in Duitsland. In de jaren 1930 had McCloy als advocaat en bankier in dienst gestaan van oliebedrijven zoals Standard Oil en diens Duitse partner IG Farben. Nadat hij in 1952 zijn taak in Duitsland had volbracht, zorgden McCloys banden met Chase National Bank (vanaf 1955 bekend als Chase Manhattan) en Ford – firma’s die niet toevallig grote investeringen hadden lopen in Duitsland – ervoor dat hij opnieuw een ster aan het majestatische firmament van Amerika’s big business werd. Van 1954 tot 1970 zou hij fungeren als administrateur van de Council on Foreign Relations, de denktank van de Rockefellers.

IG Farben

Het is dus dankzij de VS dat vele van de Duitse ondernemingen die vlijtig met de nazi’s en de SS hebben samengewerkt, ook vandaag nog steeds gouden zaken doen in de hele wereld. Een goed voorbeeld is IG Farben. Dat Duitse mastodontbedrijf had Hitler bijzonder ijverig gesteund en had bij de betaalbazen van de SS royaal geïncasseerd voor het door dochter- firma Degesch geleverde Zyklon-B-gifgas voor de gaskamers van Auschwitz. De Amerikanen vervolgden IG Farben wel, maar de kopstukken kwamen er vanaf met straffen ‘die zelfs voor een kippendief licht zouden geweest zijn’, aldus de Amerikaanse openbare aanklager Josiah DuBois.

Beklaagden tijdens het IG Farben proces.Beklaagden tijdens het IG Farben proces.
Beklaagden tijdens het IG Farben proces.
Vervolgens werd het bedrijf opgesplitst in een aantal kleinere vennootschappen, maar op zo’n oppervlakkige manier dat qua eigendom en macht alles bij het oude bleef, ook al eiste het Duitse publiek drastische veranderingen. IG Farbens managers mochten zelf de details van die opsplitsing bepalen, met de hulp van bankiers en economen zoals Josef Abs en Ludwig Erhard, die kort tevoren nuttig werk geleverd hadden voor het naziregime. De belangrijkste van die zogezegd ‘nieuwe’ ondernemingen – Bayer, Hoechst en BASF – doen tot op de dag van vandaag zaken ten voordele van anonieme aandeelhouders die vroeger dividenden van IG Farben incasseerden. Volgens de Italiaanse historicus Filippo Gaja werden een aantal andere Duitse firma’s met nazilijken in hun kast op dezelfde manier opgesplitst en op die manier ‘witgewassen’. Andere Duitse bedrijven die ijverig met de SS samenwerkten, zijn AEG, Siemens, Daimler Benz en BMW – ook vandaag nog de crême de la crême van de Duitse industrie. De Duitsers zelf vonden dat bij de denazificatie zoals de Amerikanen die organiseerden, de grote vissen door de mazen van het net konden glippen.

De wetenschappelijke en technologische voorsprong die vele Duitse firma’s tijdens de oorlog verwierven door hun lugubere samenwerking met de SS (en uiteraard ook door conventionele research), kwam na de oorlog grotendeels in handen van de VS, ook al legden de Sovjets de hand op een deel van de buit. Vanaf de lente van 1945 zouden de Amerikanen in hun 236 | de mythe van de goede oorlog Duitse bezettingszone patenten, plannen, blauwdrukken en andere knowhow opeisen en aan hun eigen corporations overmaken. Officieel hebben de Verenigde Staten – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Sovjet-Unie – van Duitsland na de oorlog nooit één enkele dollar schadevergoeding ontvangen, maar de hier beschreven confiscaties waren volgens een medewerker van het Amerikaanse ministerie van Handel, John C. Green, wel degelijk een belangrijke vorm van herstelbetalingen, namelijk ‘intellectuele herstelbetalingen’.

De mythe van de goede oorlog
De mythe van de goede oorlog
Verder werden een groot aantal kampdokters die experimenten op mensen hadden verricht, evenals andere wetenschappers en experts zo snel mogelijk in het geheim naar de VS overgebracht. Die mensensmokkel droeg de codenamen Overcast en Paperclip. Over hun naziverleden werd de spons geveegd, ze kregen de nodige immigratiepapieren en mochten zelfs Amerikaanse staatsburgers worden. In ruil daarvoor gingen ze aan het werk voor het Pentagon en voor andere Amerikaanse openbare of privé-instellingen en bedrijven. Zo was Washington sterk geïnteresseerd in de Duitse rakettechnologie (waarin de vroegere SS-man Wernher von Braun uitmuntte) en in de productie van gifgas en andere chemische en bacteriologische wapens. Op die manier hebben heel wat nazi’s die vreselijke misdaden op hun geweten hadden een lang en gelukkig leven kunnen leiden in het land dat indertijd ten strijde was getrokken uit een zogezegde afkeer voor het nazisme.

Fragment uit het boek De mythe van de goede oorlog, geschreven door Jacques R. Pauwels. In dit boek legt de auteur uit hoe aan de andere kant van de oceaan het idee leefde dat Amerika tijdens de Tweede Wereldoorlog met ‘de verkeerde bondgenoot’ (de Sovjet-Unie) tegen ‘de verkeerde vijand’ (nazi-Duitsland) vocht.

Boek: De mythe van de goede oorlog – Jacques R. Pauwels

Jacques R. Pauwels (1946), Belgisch-Canadees historicus, politicoloog en publicist.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×