Dark
Light

De drogredeneringen van Piet Emmer

7 minuten leestijd
Johan-Maurits, bijgenaamd 'de Braziliaan' (Pieter Nason, 1675 - detail)
Johan-Maurits, bijgenaamd 'de Braziliaan' (Pieter Nason, 1675 - detail)

In een rammelend stuk reageert Piet Emmer op mijn blog op Historiek over hoe de slavernij-achtergrond van Johan Maurits van Nassau-Siegen gewist is uit het PR- en educatieve materiaal van het gerenoveerde Mauritshuis. De term ‘reageert’ gebruik ik hier zeer gul, want bijna nergens in zijn betoog gaat Emmer in op de inhoud van mijn stuk.

Ad hominem

In zijn eerste zin al opent Emmer met een ad hominem. Hij stelt dat mijn opmerkingen ten doel hebben ‘de lezer duidelijk te maken dat de opvattingen van Zihni Özdil in moreel en ethisch opzicht ver uitsteken boven die van Johan Maurits’. Behalve het feit dat dit een misplaatste en irrelevante beschuldiging is, etaleert Emmer hiermee ook een gebrek aan leesvermogen. In mijn stuk bekritiseer ik de selectieve geschiedschrijving van het Mauritshuis in 2014, niet Johan Maurits van Nassau in de zeventiende eeuw. Als Emmer een fan is van het wissen van oncomfortabele feiten uit de geschiedenis moet hij dat zelf weten, maar het benoemen van dat soort feiten wegwuiven met dergelijke ad hominems is zorgelijk.

Emmer verwijt mij in zijn tweede alinea dat logisch nadenken, kritisch literatuur- en bronnenonderzoek alsmede acribie (een mooi woord voor nauwkeurigheid) ontbreken in mijn stuk. Om vervolgens met onwetenschappelijke drogredeneringen en non-argumenten zijn eigen criteria overboord te gooien.

Logica

Emmer ontkent dat Johan Maurits van Nassau rijk is geworden in Nederlands Brazilië over de rug van tot slaaf gemaakte Afrikanen. Nee, dat waren ‘de – meestal Portugese – eigenaren van suikerrietvelden en suikermolens (…) Johan Maurits was gouverneur, geen eigenaar van een plantage of suikermolen’. Emmer vervolgt met ‘als hij (Johan Maurits) rijker uit Brazilië is vertrokken dan bestond die vermogensaanwas uit gespaard salaris betaald door zijn werkgever, de West-Indische Compagnie (WIC) en uit een percentage van de krijgsbuit’.

Dit is een sterk staaltje prietpraat door Emmer. Zelfs al zou Emmer’s punt kloppen dat Johan Maurits niet direct heeft geprofiteerd van slavenarbeid, maar alleen via zijn WIC-salaris en krijgsbuit, is Emmer’s conclusie dat hij dus niet over de rug van slaven rijk is geworden bespottelijk. Niet alleen was Johan Maurits gouverneur van Nederlands Brazilië – daar kreeg hij zijn salaris immers voor – maar hij ontving ook een aandeel in de winst die de WIC in Nederlands-Brazilië maakte.

Daarnaast heeft Johan Maurits meerdere malen met geweld slavenroutes veilig gesteld voor de suikerplantages in Brazilië, hetgeen ik ook beschrijf in mijn stuk. De ‘krijgsbuit’ van Johan Maurits bij zijn verovering van de Portugese slavenstations Elmina en Luanda – een ‘groot succes’ voor de WIC – heeft volgens Emmer desondanks niks te maken met slavernij.

Het fort Elmina in Ghana; het centrum van de Nederlandse slavenhandel. (Illustratie Atlas van der Hem)
Het fort Elmina in Ghana; het centrum van de Nederlandse slavenhandel. (Illustratie Atlas van der Hem)

Krediet

Emmer betoogt ook nog eens dat de WIC Maurits’ salaris ‘niet kan hebben betaald uit de winsten van de slavenhandel of de slavernij want de Compagnie maakte juist grote verliezen op die handel’. Hiermee laat Emmer zien dat hij zelf geen kaas heeft gegeten van logica en acribie. Want uit een verslag uit 1644 van Johan Maurits zelf aan de Staten-Generaal blijkt dat ‘de prijs voor een neger in Guinea tussen de 12 en 75, en in Angola tussen de 38 en 55 gulden schommelde. De Compagnie verkocht hen in Brazilië voor een gemiddelde prijs van 200 à 300 gulden per stuk’ (Gonsalves de Mello, 188). In zijn eigen boek over de Nederlandse slavenhandel legt Emmer nota bene uit dat de kostprijs van een slaaf, inclusief overhead, op 93 gulden werd beraamd, en dat de verkoopprijs in Nederlands Brazilië 300 tot 400 gulden was.

Emmer doelt wellicht op het feit dat tot 1645 de slaven grotendeels op krediet werden verkocht. Dat krediet kon later, na het vertrek van Johan Maurits, vanwege onder meer geopolitieke ontwikkelingen, niet meer worden geïnd door de WIC en werd afgeboekt als verlies. Maar deze realiteit rechtvaardigt niet de gedachtekronkel van Emmer dat Johan Maurits niets zou hebben verdiend aan de slavenhandel.

Immers, in het economische verkeer is geld dat gegenereerd wordt via krediet gewoon kapitaal. Zo werken hypotheken en andere leningen bijvoorbeeld ook, zelfs in aflossingsvrije perioden. Toen Johan Maurits gouverneur was werden er zo enorme winsten gemaakt op de slavenhandel. Emmer’s conclusie dat Johan Maurits er niets aan heeft verdiend omdat na zijn vertrek bleek dat dat krediet niet geïnd kon worden is niet alleen onwetenschappelijk, maar vanwege de gekunstelde verdraaiing van feiten zelfs kwalijk. Stel ik verkoop u op krediet een huis voor 200.000 dat ik zelf heb gekocht voor 100.000 euro. En ik betaal vervolgens een salaris en winstuitkering aan onze makelaar van, zeg, 2000 euro. En stel dat jaren later blijkt dat ik van u die 200.000 nooit zal krijgen. Kunnen we dan concluderen dat de makelaar niets heeft verdiend aan de verkoop van mijn huis? In Emmer’s ‘logica’ wel.

Portugese kolonisten

In de volgende alinea stelt Emmer  dat Johan  Maurits ‘geen eigen slavenregime heeft ingevoerd, maar dat hij de behandeling van slaven heeft overgelaten aan hun overwegend Portugese eigenaren’.

De historiografie laat zien dat Johan Maurits als gouverneur van Nederlands-Brazilië pro-actief betrokken was bij de suikerplantages. Het veilig stellen- en uitbreiden van die suikerproductie was een kerntaak die hij van de WIC had gekregen. Maurits wilde bijvoorbeeld heel graag Nederlandse kolonisten naar Brazilië halen om dat doel te bereiken. Meerdere malen verzocht hij de WIC om die te sturen. Maar omdat dat niet voldoende gebeurde probeerde hij gevluchte Portugezen terug te halen door onder meer vrijheid van godsdienst in te voeren (den Heijer 44-45). Zelfs als Johan Maurits zelf geen slavenregime heeft ingevoerd, heeft hij als gouverneur het slavenregime uitgebreid, gefaciliteerd en belast.

Niettemin is ook dit irrelevant voor de kern van mijn betoog, en dat is, nogmaals, het feit dat er met geen woord wordt gerept over slavernij en suikerplantages in het PR- en educatieve materiaal van het Mauritshuis.

De kerk

Emmer vervolgt zijn non-argumentatie in zijn volgende alinea. Ik schreef dat Johan Maurits zeer rijk werd over de rug van tot slaaf gemaakte Afrikanen, en ik voegde daaraan toe ‘overigens, met goedkeuring van de kerk’.

Emmer ageert daartegen en vraagt zich af op welk archiefstuk ik deze claim baseer. Nogmaals het antwoord: een tekst van de Nederlandse gereformeerde predikant Godefridus Cornelisz Udemans uit zijn boek ’t Geestelijck Roer van ’t Coopmans Schip (1638). Daar lezen we dat Udemans de slavernij van mensen uit Angola goedkeurt omdat ‘dit accordeert met de Goddelijcke Wet’. Als Emmer gewoon had geklikt op de link in mijn stuk, oftewel acribie had toegepast, had hij mijn bron in een eerder stadium kunnen zien.

Mauritshuis in 1634 - Ontwerptekeningen van Van Campen (Mauritshuis)
Mauritshuis in 1634 – Ontwerptekeningen van Van Campen (Mauritshuis)
De visie van predikant Udemans is slechts een voorbeeld. De meeste Nederlandse kerken keurden de slavernij van Afrikanen goed, waarbij iets later ook nog de welbekende ‘vloek van Cham’ van stal werd gehaald als legitimatie.

Overigens werd door een kleine minderheid binnen die kerken de slavernij wel bekritiseerd, waarmee meteen het volgende non-argument van Emmer wankelt; dat ik het verleden zou bekritiseren met de normen van vandaag. De normen van zeventiende-eeuwse critici van slavernij, laat staan de normen van de tot slaaf gemaakten tellen niet mee in de selectieve geschiedschrijving van Emmer.

De drogredenatie van Emmer gaat verder in zijn volgende alinea waarin hij schrijft dat ‘pracht en praal hoorden bij de standenmaatschappij, waarin Johan Maurits opgroeide’ en dat ik Johan Maurits dat kwalijk zou nemen. Dit is een klassieke stropop. Ik neem Johan Maurits namelijk niks kwalijk in mijn stuk. Om aan te geven hoe vreemd het wegmoffelen van de slavernij-geschiedenis van Johan Maurits in het materiaal van het Mauritshuis is heb ik voorbeelden gegeven van de rijkdommen die hij in Nederlands Brazilië vergaarde, waarmee hij onder andere het Mauritshuis liet afbouwen. Omdat ik dit benoem ben ik volgens Emmer boos op Johan Maurits omdat hij ‘een kind van zijn tijd is’. Terwijl hij mijn daadwerkelijke kritiek, die was gericht tegen het Mauritshuis anno 2014, negeert.

Saillant detail is dat Emmer’s ‘kind van zijn tijd’-argument in de zeventiende eeuw al niet meer opging. De uitbundige levensstijl van Johan Maurits werd zelfs de WIC zo gortig dat ze hem op een gegeven moment terugriepen (den Heijer, 49).

Kritische reflectie

Piet Emmer heeft, kortom, niks inhoudelijks in te brengen tegen mijn kritiek op het feit dat de slavernij-achtergrond van Johan Maurits is gewist uit het PR- en educatieve materiaal van het Mauritshuis. Dat is logisch, want die informatie ontbreekt daadwerkelijk in het PR- en educatieve materiaal van het Mauritshuis.

Daarnaast blijkt uit zijn doelbewust misleidende stuk dat de kijk op de geschiedenis die Emmer voorstaat er een is van verheerlijking van nationale glorie. Daarom keert hij zich tegen historici die wel een complete en, god verhoede, kritische geschiedschrijving hanteren. Emmer spartelt wanhopig tegen veranderende tijden. Dat is behalve dat het triest is vooral ook erg kwalijk.

In zijn stuk predikt Emmer wetenschappelijke standaarden om vervolgens af te sluiten met een persoonlijke beschuldiging dat ik mijn ‘in Nederland zo schaarse beschikbare promotiebeurs’ niet verdien en ‘iets anders moet gaan doen’. Dit neem ik ter kennisgeving aan. De schaamteloosheid waarmee een emeritus hoogleraar op de man speelt, wetenschappelijke criteria naast zich neer legt en gedurende zijn carrière niet in staat bleek kritisch te reflecteren op onze vaderlandse geschiedenis, sterkt alleen maar mijn volharding om wel bij te dragen aan het wetenschappelijk historische debat in Nederland.

~ Zihni Özdil

Eerdere berichten:

Zihni ÖzdilSlavernij-achtergrond Mauritshuis is zorgvuldig gewist – 2/7/2014
Piet EmmerHet slavernijverleden van het Mauritshuis – 31/7/2014

– Gerhard Brunn en Cornelius Neutsch (eds.), Sein Feld war die Welt. Johann Moritz von nassau-Siegen (1604-1679). Von Siegen über die Niederlande und Brasilien nach Brandenburg (Waxmann Verlag 2008).
– Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC (Walburg Pers 2002).
– Evaldo Cabral de Mello, De Braziliaanse affaire: Portugal, de Republiek der Verenigde Nederlanden en Noord-Oost Brazilië, 1641-1669 (Walburg Pers 2005).
– José Antonio Gonsalves de Mello, Nederlanders in Brazilië (1624-1654). De invloed van de Nederlandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord-Brazilië (Walburg Pers 2001).

×