Het verhaal dat Els van Diggele in Het raadsel van Femma beschrijft, is bijzonder. Femma Swaalep werd in 1928 in Amsterdam geboren. Zij had een Joodse moeder, haar biologische vader Albertus Reijgwart was niet-Joods. Bij de Burgerlijke Stand werd zij aangegeven door haar moeders wettelijke echtgenoot, de Joodse handelaar Salomon Swaalep. Er ontstond een fictieve administratieve realiteit, die tijdens de bezetting leidde tot grote problemen voor het kind. In 1941 moest Femma’s vader aan de gemeente de afstamming van zijn dochter opgeven en hij hield consequent vast aan zijn eerdere opgave. De half-Joodse Femma was administratief ‘vol-Joods’ en werd in 1943 opgeroepen voor tewerkstelling, dus deportatie.
Het afgewezen herzieningsverzoek
Er was één formele mogelijkheid om het noodlot te voorkomen: de Entscheidungsstelle van de Abteilung Innere Verwaltung van het Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz. Er kon daar met een advocaat een verzoek ingediend om de vol-Joodse afstamming van Femma in half-Joods te veranderen. De leider van de afdeling, de Duitse jurist Hans Calmeyer (1903-1972), wees het verzoek van Femma af. Zij werd via Westerbork gedeporteerd naar Bergen-Belsen en Auschwitz. Maar zij overleefde en bouwde haar leven daarna op eigen kracht op. Volgens Van Diggele heeft Calmeyer bewust Femma opgeofferd, om zich bij zijn superieuren te bewijzen en zijn eigen hachje te redden.
De geschiedschrijving over Calmeyer
Sinds eind vorige eeuw proberen Nederlandse geschiedschrijvers de Duitse bezetting objectief te onderzoeken, omdat historici als Presser en de Jong te oordelend waren. Hoe oordelen zij over Calmeyer? In totaal behandelde Calmeyer circa 5700 herzieningsverzoeken. Hiervan werd 63 procent toegekend. Deze verzoekers werden ‘gered’, ondanks dat Calmeyer wist dat het bewijs was vervalst. Loe de Jong gaf hem het voordeel van de twijfel.1 Volgens Presser hadden enkele honderden joden hun leven aan Calmeyer te danken. Coen Stuldreher wees op de afgewezen groep en zag Calmeyer als een schrijftafelmoordenaar.2 Historica Geraldien von Frijtag Drabbe Kunzel wijst erop dat Calmeyer ook nauw betrokken was bij het registreren van Joden.3 Voor de gevolgen was hij deels blind. Bij het beslissen over de dossiers handelde hij niet uit humanitaire drijfveren, maar uit geldingsdrang. Juriste Petra van den Boomgaard beschrijft in haar recente proefschrift dat Calmeyer en zijn medewerkers de verzoeken volgens een vast systeem beoordeelden en dat de rekesten die daaraan voldeden goedgekeurd werden. Het ging om ongeveer 2.500 goedgekeurde verzoeken waarvan Calmeyer wist dat ze waren gebaseerd op vervalst bewijs. Na 1943 werd de druk op Calmeyer door de argwanende SIPO und SD groot.4 In deze periode werd verzoek van Femma afgewezen.
Perspectief van de ‘geredden’ en de afgewezen slachtoffers
Wie door Calmeyer was gered, was uiteraard zeer over hem te spreken. De juriste Ruth van Galen-Herrmann (1926-2013) stelde de vraag: welke beslissingsruimte had Calmeyer?5 Als hij uit principe ontslag had genomen, dan had zijn opvolger vele Joden de dood in kunnen sturen. En dus bleef hij aan en redde wie hij redden kon. Maar niet iedereen werd gered. De vraag dringt zich op welk perspectief bepalend is. De afgewezen groep zwijgt, want deportatie betekende een vrijwel zekere dood.
De uitzondering hierop is Femma Fleijsman. Zij overleefde haar deportatie en ging pas op hoge leeftijd praten over wat zij had meegemaakt. Het slachtofferperspectief is voor de auteur leidend:
‘…het boek gaat over Femma; alleen vanuit haar geschiedenis zoomt het op Calmeyer in.’ (p. 14).
Van Diggele is goed op dreef als ze de jeugd en de familiegeschiedenis schetst: een ingeleefd beeld van het Amsterdamse arbeidersgezin dat in de crisisjaren het hoofd maar net boven water weet te houden. Ook in de portretten van de huidige buurman Osman en de sfeer in de Amsterdamse wijk toont zij veel oog voor het menselijke detail.
Elite en arbeidsklasse
Het contrast tussen een machtige elite en de weerloze arbeidsklasse is de rode draad van het boek: Femma’s leven staat in schril contrast met dat van Calmeyer. De intellectuele jurist heeft als zoon van een geslaagde rechter nooit te klagen gehad. Femma’s vader Albertus beklimt dagelijks de ladder om glazen te wassen terwijl Calmeyer dagelijks in het zwembad vertoeft. De auteur neemt het op voor de kleine man:
‘Wat kan een glazenwasser met al zijn goede bedoelingen beginnen tegen het Derde Rijk?’ (p. 105)
De slimme Calmeyer weet zich na de oorlog het imago van de mensenredder aan te meten. Hij kan historici overtuigen, wat de auteur hen verwijt. De strijd wordt doorgetrokken naar het heden, omdat in Osnabrück een museum voor de ‘Jodenredder’ Calmeyer wordt opgericht. Ook het prestigieuze Israëlische instituut Yad Vashem heeft hem onderscheiden. De auteur meent dat Femma en haar geschiedenis nog steeds niet meetellen. Dan stelt ze de suggestieve vraag:
‘En laat Yad Vashem zich, als het zo uitkomt, ook voor het karretje van de politiek spannen?’ (p. 253)
De beschuldiging richting Yad Vashem wordt niet waargemaakt. Van Diggele neemt andere historici de maat, maar laat zelf als historicus steken vallen. Over Adolf Eichmann lezen we (p. 9) slechts dat hij ‘in het Derde Rijk verantwoordelijk (was) voor de dienstregelingen’ (van deportatietreinen). In tijden van beperkt onderwijs over de Holocaust mag je er niet zo maar van uitgaan dat iedere lezer weet wat de rol van Eichmann was. De auteur behandelt de literatuur over Calmeyer zeer beperkt: het recente proefschrift van Van den Boomgaard komt amper aan de orde. Van Diggele meent dat Femma’s herzieningsverzoek gebaseerd was op sterk bewijs, maar dat kan aan de hand van de afgedrukte stukken worden betwijfeld.
Conclusie
De auteur kiest zeer uitgesproken voor het slachtofferperspectief. Dat staat een genuanceerd historisch oordeel in de weg, maar de lezer weet in ieder geval waar hij aan toe is. Wie in dit verhaal zeker fier overeind blijft, is de hoofdpersoon Femma. Het boek bevat een zeer leesbaar portret van een sterke vrouw, die ondanks tegenslagen en machtsongelijkheid haar eigen leven na de oorlog heeft opgebouwd. Ze heeft lang over de oorlog en de kampen gezwegen. Nu staat haar verhaal zwart-op-wit en dat is een belangrijke bijdrage aan de getuigenissen van de kampoverlevenden.
Boek: Het raadsel van Femma – Els van Diggele
Bekijk dit boek bij:
2 – C. Stuldreher, De Legale Rest. Gemengd gehuwde joden onder de Duitse bezetting (Amsterdam, Boom: 2007).
3 – Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel, Het geval Calmeyer (Amsterdam: Metsenschilt, 2008) 268.
4 – Petra van den Boomgaard, Voor de nazi’s geen Jood. Hoe ruim 2500 Joden door ontduiking van rassenvoorschriften aan de deportaties zijn ontkomen (Hilversum: Uitgeverij Verbum, 2019).
5 – R. van Galen-Herrmann, Calmeyer, dader of mensenredder? Visies op Calmeyers rol in de Jodenvervolging (Soesterberg, Aspekt: 2009)