Kinderdijk-Elshout, in de Alblasserwaard, kan met recht een molenwereld genoemd worden. Nergens op de wereld staan zoveel molens op een kleine ruimte bij elkaar als in Kinderdijk. In het omliggende landschap staan 19 molens, die in 1997 aangemerkt werden als UNESCO werelderfgoed. Het molencomplex heeft dan ook een rijke historie, waarin zich waterschappen, molens en gemalen ontwikkelden maar ook een waardevol natuurgebied ontstond.
In het mooi vormgegeven boek Werelderfgoed Kinderdijk. Molens, water en gemalen (Uitgeverij Matrijs, 2016) komt de geschiedenis aan bod van de Kinderdijkse molens en het natuurlandschap, maar ook de toekomst van het gebied. Het boek, geschreven door drie historici en een archeoloog, is het zevende deel in de Cultuurhistorische Reeks Werelderfgoed Nederland.
Opbouw boek
Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 1 biedt kunsthistoricus Jan Vredenburg (historische) achtergrondinformatie over de UNESCO en het molencomplex Kinderdijk-Elshout. Daarna gaat archeologe Izabella Paz Soldan in op het landschap en waterbeheer in het gebied. Aan bod komen het ontstaan van het landschap, de middeleeuwse ontginningen, de aanleg van polders en dijken en de geschiedenis van waterschappen en hoogheemraadschappen.
Het derde hoofdstuk zoomt in op het bemalen met molens. Aan de hand van prachtige dwarsdoorsneden en afbeeldingen, en uitleggende tekst natuurlijk, maakt Saskia Groeneboer duidelijk hoe het bemalen precies in zijn werk ging. Daarna volgt nog een hoofdstuk van Vredenburg over ‘Gemalen en waterbeheer’. Het boek sluit af met een beschouwende bijdrage van Iris van Meer over de toekomst van de molens en het landschap van Kinderdijk.
Fijn is dat het boek goed toegankelijk is: achterin zijn een literatuurlijst, maar ook diverse registers opgenomen. Met name de verklarende woordenlijst is nuttig, want niet iedereen wet wat cope-ontginningen, grienden, neutenkruiwerk, peilmolens, tjaskers of wildernisregalen zijn.
Historische achtergrond molencomplex Kinderdijk
Hoofdstuk 1 behandelt het molengebied van Kinderdijk-Elshout. Hij schetst eerst wat algemene hoofdlijnen rond de tien Nederlandse objecten die op de UNESCO Werelderfgoedlijst staan. Naar de molens van Kinderdijk zijn dat onder meer Willemstad op Curacao (ook in 1997), het Rietveld Schröderhuis in Utrecht (2000), de Waddenzee (2009), de Amsterdamse grachtengordel en de Van Nellefabriek in Rotterdam (2014).
Daarna biedt Vredenburg de nodige historische achtergrondinformatie over het ontstaan van het Kinderdijkse molencomplex. Dit terrein is een veenweidegebied, dat door ontwatering en ontginningen is ontstaan. Door inklinking zakte het gebied, waardoor nog meer wateroverlast ontstond. Hierop richtte graaf Floris V in 1273 het eerste waterschap in die regio op (hij verleende deze een privilege), ter onderhoud van de waterhuishouding via een dijkensysteem. Uiteraard speelden de molens in het gebied een cruciale rol bij de afvoer van water, want het gebied bleef door inklinking overstromen. Een grote overstroming in 1726 leidde tot het besluit om acht molens te plaatsen in de Overwaard en Nederwaard. Vredenburg:
In de jaren 1738 en 1740 maakten beide waterschappen hun boezemstelsel compleet door de bouw van elk acht boezemmolens, nadat in de voorgaande jaren reeds de voor de hoge boezems benodigde gronden waren verworven. Het nieuwe systeem voorzag in de aanleg van hoge boezems, natte gebieden waar het water kon worden geborgen voordat het werd afgevoerd, zowel in de Overwaard als in de Nederwaard. Molens maalden het water van de lage boezem naar de hoge boezem, waarna het via sluizen werd afgevoerd.” (15)
Watermolens
Saskia Groenboer biedt interessante informatie over het fenomeen molens, in het derde hoofdstuk dat de kern van het boek genoemd kan worden gezien het feit dat Kinderdijk toch vooral bekend is vanwege de negentien molens die daar staan. De eerste watermolens stonden, zo nemen historici en archeologen aan, nog voor het begin van onze jaartelling in China of het Nabije Oosten. In de Nederlanden deed de watermolen – in de vorm van de waterradmolen – vermoedelijk nog voor het jaar 1000 zijn intrede. Groenboer:
De oudste duidelijke vermelding in Europa stamt uit de eerste eeuw voor Christus en is een beschrijving van een watermolen door de Romeinse architect Vitruvius. De molen had een verticaal waterrad dat werd aangedreven door het stromende water uit een beek of rivier. Het rad bracht door middel van de kamwielen de beweging over naar de molenstenen. Dit is hetzelfde principe als de huidige Nederlandse watermolens.” (58)
Windmolens
De eerste windmolens waren evenmin een Nederlandse uitvinding, maar ontstonden vermoedelijk rond de zevende eeuw, maar in ieder geval in 950, in het Midden-Oosten. De oudste windmolens stonden in Seistan, even ten noorden van het punt waar de grenzen van Afghanistan, Iran en Pakistan bij elkaar komen.
De eerste windmolens in West-Europa waren zogenoemde standerdmolens, maar het is niet precies duidelijk wanneer deze zijn geïntroduceerd. In elk geval waren er rond 1180 windmolens in Vlaanderen, Normandië en Engeland. In de Nederlanden verschenen de eerste windmolens in de dertiende eeuw. De oudste vermelding dateert uit 1221 en heeft betrekking op Willemskerke in Zeeuws-Vlaanderen.
In de tweede helft van de veertiende eeuw raakten torenmolens in zwang in de Nederlanden. Met name langs de Nederrijn was dit type windmolen populair. In het Gelders Zeddam is nog een van de weinige torenmolen bewaard gebleven, die in elk geval dateert van vóór 1441.
Toekomstverwachtingen Kinderdijk
In 2012 verkeerde de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK) financieel in zwaar weer. Om de stichting te redden stelde men een visieplan op voor de toekomst van Kinderdijk. Doelen die gesteld zijn, betreffen onder meer een nieuw bezoekerscentrum, meer recreatiemogelijkheden in het gebied (zodat er op meerdere plaatsen ‘iets te beleven is’), aandacht voor Kinderdijk als natuurgebied, het verbeteren van de logistiek (met name het parkeerprobleem in het gebied) en een herinrichting van het entreegebied.
Met de plan ziet de toekomst voor Kinderdijk er waarschijnlijk zonnig uit, aldus Iris van Meer in het slothoofdstuk. Er is berekend dat de bezoekersaantallen van het molencomplex tot 2025 elk jaar met 2 procent zullen stijgen, tot een jaarlijks aantal van 15,75 miljoen in 2025. Deze ontwikkeling heeft te maken met het economische herstel in Europa en de Verenigde Staten, maar ook met het nieuwe toerisme uit China en India. Verder speelt een rol dat er al jaren sprake is van een ontwikkeling waarbij de interesse van het publiek voor historisch en cultureel erfgoed groeit.